(010906) Chasin’ the Trane, Pt.3“In Coltrane’s free-sounding exhortation lies an uncanny range of style and texture from a rich twenty-five-year palette – low-end honks that speak of R&B gigs in the ’50s; scalar sweeps that bring to mind his “sheets of sound” phase with Monk; upper-register cries from his more recent, spiritual phase; densely packed lines that presage the free period to come. Two minutes into Coltrane’s solo, Tyner, than Garrison, drop out, leaving saxophonist and drummer in a tight, mano-a-mano duet.”
Coltrane speelde de volledige A Love Supreme slechts één keer live: op het jazzfestival van Antibes in Frankrijk in de zomer van 1965. De suite, die nog niet was uitgebracht in Europa, sloeg in als een bom. Sommigen spraken achteraf over een sonisch bombardement, een natuurkracht. Anders namen de benen, bedekten de oren en spuwden “anti-jazz”. Wat ik ervoor over zou hebben om dàt mee te maken.
Ik heb het boek intussen bijna uit, maar zie er nu al tegen op om het dicht te slaan. Dat wordt herlezen. Hoofdstuk 2 is volledig gewijd aan de periode 1960-1964, de aanloop naar de klassieker. Het is wat jammer dat Kahn wel erg snel over de Atlantic-albums gaat. Ik had graag meer gelezen over persoonlijke favoriet Olé. Wel boeiend: het stuk over de verontwaardiging en exaltatie die het moeilijk vindbare Live At The Village Vanguard (1961) teweegbracht. Het is de eerste plaat waar Coltrane resoluut naar de toekomst wijst, met een verpulverende solo tijdens de zestien minuten van “Chasin’ The Train”. Het derde hoofdstuk is volledig gewijd aan wat er gebeurde op 9 december 1964, de opnames van A Love Supreme. Ongelooflijk eigenlijk als je beseft dat het album was opgenomen op één avond (het loonstrookje van de muzikanten is zelfs in het boek opgenomen). Er waren aanwijzigingen en enkele afspraken, maar geen bladmuziek, geen vooraf besproken parcours, geen keurslijf. Het kwartet trok naar de home studio van engineer Rudy Van Gelder en wandelde een aantal uur later weer buiten. Dertig pagina’s besteedt Kahn aan een beschrijving van het vierdelige stuk, tot in detail bespreekt hij de solo’s, het geluid, de gebruikte technieken, en vooral de legendarische wisselwerking tussen de muzikanten. Sommige bands verspillen dagen, weken, maanden studiotijd en slagen er nog niet in om een waardig album op te nemen. Dit was goddelijke inspiratie aan het werk. Wat ik niet eens wist: het saxofoonspel van Coltrane tijdens “Psalm” volgt het gedicht in de liner notes volledig: “Coltrane did not make his use of a prewritten text obvious, even to those in the studio. (…) Like a libretto, the words to “Psalm” (…) define the lyrical flow of the music; one can follow syllable by syllable. Each line crests and resolves, implying punctuation”. Ik heb de test gedaan, en zelfs voor een leek als mij kan je het gedicht inderdaad volgen aan de hand van het meditatieve spel van de saxman. Verbluffend.
Het vierde hoofdstuk is vooral gewijd aan 10 december, toen het kwartet de studio introk om de stukken nog eens op te nemen met twee extra muzikanten: Archie Shepp (tenor) en Art Davis (bas). De opnames zouden nooit terecht komen op het album, maar de dubbele sax- en basteams waren wel al een indicatie van het geluid dat Coltrane wilde en ging gebruiken in zijn laatste twee levensjaren. De rest van het hoofdstuk is vooral gewijd aan de ontvangst van het album, zowel bij een jazz- als een rockpubliek. Net als Kind Of Blue is het een van die albums dat meteen het klassieke status krijgt toebedeeld en ver over de traditionele grenzen indruk maakt. Hoofdstuk vijf en zes, tenslotte, gaan over de laatste periode van Coltrane’s carrière (de kolossale collectieve improvisatie van Ascension en de spirituele, exploratieve free jazz die zou volgen), zijn plotse overlijden in 1967 en “the Coltrane Legacy”. A Love Supreme – The Creation Of John Coltrane’s Classic Album is een gewéldig boek en onmisbaar voor iedereen die het album in huis heeft en al eens heeft stilgestaan bij wat erop gebeurt. Amper tien jaar zou Coltrane in de spotlights staan, maar de weg die tussen Blue Train en zijn dood werd afgelegd is een aaneenschakeling van grensverleggende artistieke hoogtepunten, en het boek slaagt er moeiteloos in aan te tonen waarom de man bij velen een onaantastbaar status heeft.
Bespreking van Birch Book staat ook online, net als een verslag van Pearl Jams bezoek aan België (door (mvs)), dat vast een pak meer mensen zal interesseren.
NP: William Eliott Whitmore
(010906) Eindelijk.
Zes jaar heeft geduurd, maar eindelijk is het zover: het tiende studio-album van het briljante Canadese trio Nomeansno ligt in de winkel. Ik leerde hen kennen aan de vooravond van het verschijnen van 0+2=1 (1991), de plaat die ik op dezelfde dag kocht als het machtige Repeater van Fugazi. Sindsdien is de liefde voor de jazzpunkers er alleen maar groter op geworden. Nu nog zijn ze een van m’n favoriete bands van de laatste 25 jaar (zoals hier uitvoerig duidelijk gemaakt wordt). NMN is een band die, net als bvb. the Melvins, altijd geweigerd heeft binnen de lijntjes te kleuren, met een reeks hilarische, originele, vurige, compromisloze en complexe albums tot gevolg. Niet minder dan vier ervan (Wrong (1989), 0+2=1 (1991), Dance Of The Headless Bourgeoisie (1998), en One (2000)) durf ik zonder schroom klassiek te noemen. Als dat ook geldt voor All Roads Lead To Ausfahrt, dan mag 2006 voor mijn part ophouden te bestaan. Laat 2007 maar komen. Alhoewel, doe me de nieuwse Mastodon ook nog maar erbij.
NP: Nomeansno – “Mr. In Between”
(020906) Drugs op de zuidpool. Gezien: Pingu en zijn familie (DVD). Voor het eerst in jaren betreur ik het dat ik geen drugs neem.
(020906) Blood Mountain!
De nieuwe Mastodon (die uitkomt op 8/9) kan in z’n geheel beluisterd worden op hun MySpace-pagina.
Easy listening, it ain’t.
(030906) Raining Stones.
Ik heb geen tijd te verspillen. De hersenbloeding, hartaderbreuk, uit de lucht vallende Boeing-motor, of tumor die me fataal kan worden kan ieder moment van zich laten horen. Vandaar dat ik mezelf al jaren een soortement trainingsprogramma probeer op te leggen: tijd om zomaar wat rond te lummelen en in de zetel te hangen heb ik niet, krijg ik niet. Ik weiger me te vervelen. Toch zijn er periodes dat ik gewoon niks gedaan krijg, niks geschreven krijg, te weinig orde tussen m’n oren krijg geschept om een zin neer te schrijven die het triviale overstijgt. Gelukkig zijn er dan boeken en films.
Daarnet gezien: Raining Stones (Ken Loach, 1993). Ik zag ‘m voor het eerst toen ik net in Leuven was beland, en dit was de tweede keer. Blijkbaar moet ik destijds een zwak hebben gehad voor sociaal realisme, want overdonderd was ik niet meer. Wel nog steeds onder de indruk van de genuanceerde vertolkingen (van Bruce Jones, niet lang voor het opnemen van de film nog melkboer, in het bijzonder), de warme menselijkheid van de film (ondanks alle ellende), en de occasionele humor. Het vertrekpunt is pure misère: pa Bob zit zonder werk, krijgt met ma moeilijk de eindjes aan mekaar geknoopt en zijn camionette wordt gestolen. Een kleine ramp, want dochter Coleen doet binnenkort haar eerste communie, en Bob wil dat ze kan schitteren in een prachtige jurk, die hij niet kan betalen. Net als in het luchtiger opgevatte Shameless (ook al met Manchester als setting) toont Raining Stones hoe de dagelijkse strijd door de arbeidsklasse wordt aangevat en welke inventiviteit aan de dag wordt gelegd om te kunnen overleven. Dat gebeurt zowel via legale als illegale klusjes en bandieterij, en het zijn vooral die laatste die bijblijven: zo opent de film al met een hilarische scène als Bob en z’n vriend Tommy een schaap stelen, maar het niet verkocht krijgen aan een slager. Raining Stones had een oefening in deprimerende cinema kunnen zijn, maar net zoals Bob zijn waardigheid als vader wil behouden door zijn dochter koste wat het kost een jurkje te bezorgen, zo krijgt het leven van deze malchancards soms een heroïsch kantje. Er is maar een richting, en dat is vooruit. Het laatse kwart van de film is beduidend grilliger/donkerder, al wordt dat uitgebalanceerd door een verrassende reactie vanuit de katholieke kerk (die het zo vaak moet ontgelden in dit soort films). Raining Stones is een integere, menselijke film over mensen en zelfrespect. (4/5)
NP: Jay Bennett – The Magnificent Defeat
(040906) Jazz in the mornin’.
Gisterenavond erdoor gejaagd: Sonny Rollins – The Definitive Musical Guide van Peter Niklas Wilson. Ik ken niet zo heel veel van Rollins’ werk (ik heb enkel Saxophone Colossus en de live dubbelaar A Night At The Village Vanguard in m’n bezit, al ben ik ook vertrouwd met Tenor Madness, Way Out West en The Freedom Suite), maar heb het wel altijd een intrigerend figuur gevonden. In ieder verhaal dat je over de legende tegenkomt vind je de dualiteit terug die Wilson ook aanhaalt: “Asked to name the greatest living saxophone player, most musicians and jazz fans will agre: Sonny Rollins. It’s easy to understand why. His playing combines a distinctive tone, rhythmic inventiveness without parallel, and – not to forget – a healthy dose of humor (…) But, despite his acknowledged stature, Rollins has always been a puzzling figure, chronic to self-doubt, sometimes withdrawing from the music scene for years.”
Het is alleszins een verhaal dat soms haaks staat op dat van Coltrane. In tegenstelling tot die laatste bloeide Rollins vroeg open, was hij voor z’n twintigste al te horen op legendarische opnames met o.m. Bud Powell, en had hij voor z’n eenentwintigste al een album in eigen naam uitgebracht. Er zijn verhalen terug te vinden over heroïsche saxduels in de eerste helft van de jaren vijftig, waarbij Rollins de volledige competitie (inclusief Coltrane) naar huis blies. En dat terwijl zijn carrière ook grillig verliep, door drugsverslaving, en reisjes naar ziekenhuisafdelingen en gevangenisssen (niet zo bijzonder in de jazz van toen: ook bvb. Chet Baker, Art Pepper en Dexter Gordon moesten hun carrière onderbreken na arrestaties). 1955 en 1956 waren “zijn” jaren: onder begeleiding van o.m. Max Roach en Clifford Brown schoot zijn status als een komeet de hoogte in, en nam hij een reeks geweldige sessies op, en dat is net wat Saxophone Colossus (1956) is, een meesterwerk. Zijn carrière verliep voorspoedig, maar voor het einde van de jaren ’50 nam hij voor langere periode afscheid van de jazzwereld, en het zou niet de laatste keer zijn. Rollins studeerde muziek en filosofie, maakte reizen, herbronde. Tijdens zijn afwezigheid (1959-1961) maakte jazz één van haar meest creatieve periodes mee, dus de verwachtingen waren bij zijn terugkeer hooggespannen. Ze werden niet volledig ingelost, daarvoor was er te weinig veranderd. En het ziet ernaar uit dat het nooit nog echt goed kwam. De auteur verwijst herhaaldelijk naar Rollins’ karakter als oorzaak van zijn reputatie: enerzijds had hij zo’n sterk karakter dat hij geen te sterke muzikanten in z’n band duldde, maar anderzijds trok hij zichzelf en zijn verwezenlijkingen (zelfs zijn grootste albums) constant in twijfel. Hij rotzooide wat met de avant-garde, met rock en fusion, maar een voortrekker zou hij nooit meer worden. Zijn reputatie lijkt hij te danken te hebben aan zijn werk uit de jaren vijftig.
Het is een beetje een raar boek: van de ca. 230 pagina’s gaat iets meer dan de helft over de discografie van Rollins: het zijn korte, kernachtige beschrijvingen van al zijn albums, met summiere commentaar over de waarde of het status ervan (of het gebrek eraan), dus op basis ervan kan je als leek makkelijk terugvinden op welke manier zijn catalogus best te benaderen. Het eerste deel van het boek is gewijd aan een biografie, zijn persoonlijkheid, en stijl, en daar knelt het schoentje, omdat Wilson (of is het Niklas Wilson?) moeite lijkt te hebben met welke aanpak te kiezen. Gaat het om een introductie voor “beginners” (wat gesuggereerd wordt door de korte biografie en aaneenschakeling van citaten), of probeert hij wat meer te bieden (in het hoofdstuk “Style” gaat hij wel heel erg de theoretische toer op met technische passages die je als lezer zelf maar moet verbinden met de notenbalken die erlangs staan). Ook storend: de krampachtige en bijna ongeloofwaardige manier waarop hij de grootsheid van Rollins blijft herhalen, ook al sleept hij eerst argumenten erbij die dit in twijfel trekken (massa’s middelmatige, routineuze albums na de 50s, onevenwichtige begeleidingsbands en optredens). Bovendien is het boek lang niet zo vlot geschreven en ingenieus geconstrueerd als het werk over A Love Supreme, wat misschien het gevolg is van de vertaling (het is oorspronkelijk in het Duits geschreven). Het is een interessant, maar onevenwichtig werk, dat constant op en af ligt te schipperen tussen beknopte inleiding en substantiële analyse (met enkele treffende opmerkingen en beschrijvingen), en daardoor voorbijgaat aan de verwachtingen van zowel de newbies als de kenners. (2,5/5)
(040906) John Zorn à Nancy.
Daarnet ook bijna het slachtoffer geworden van een hartaanval. Op het forum van goddeau werd gemeld dat het stadsfestival Nancy Jazz Pulsations erin geslaagd is John Zorn te strikken voor een exclusieve avond (19/10) voor Europa: een hele avond lang mag hij z’n ding doen, met het volgende als vooruitzicht:
John Zorn SOLO
John Zorn + strijkkwartet
PAIN KILLER
John Zorn – sax
Bill Laswell – bas
Tatsuya Moshida – drums
ACOUSTIC MASADA
John Zorn – sax
Greg Cohen – contrabas
Dave Douglas – trompet
Joey Baron – drums
Ik weet het, ik geraakte aanvankelijk ook niet verder dan “MOTHERFUCKER!” Het optreden van Acoustic Masada op het Blue Note Festival in Gent op 14/7 was waarschijnlijk het beste concert dat ik de voorbije jaren zag, dus heb ik meteen kaarten besteld. Nog geen idee of ik die dag wel verlof kan krijgen, maar dat zien we wel.
(050906) Van lange tenen e.a.
Noot aan de lezer: dit is een blog, dit is een online uithoek waar ik me het recht toegeëigend heb om zonder filter, zonder bullshit editor, wat in het ijle te lullen. Maar… ik heb intussen begrepen dat dit soort formaat wel degelijk een publiek forum is (zelfs met z’n 7 bezoekers), en dat de dingen die ik zeg teruggekaatst kunnen worden. Dus ja… het draait hier naar verluidt om het soort narcistisch gewauwel waar die van een cynisch weekblad ook goed in zijn. Toch vreemd dat die laatste er altijd bij gesleept worden als er iemand z’n muil (te ver) opentrekt. Enfin ja… alweer iets verstandiger geworden…
Nieuwe aankopen: Classic Connolly (Billy Connolly) en Live At The Village Vanguard (John Coltrane). Ook de nieuwe Yo La Tengo en Mountain Goats in de bus gekregen. Ze zien er alleszins veelbelovend uit.
NP: YLT – “Pass The Hatchet, I Think I’m Goodkind”
(050906) Henning Mankel.
De moeder van m’n vriendin is een hardcore fan van Britse thrillers. Ruth Rendell, Elisabeth George, Nicci French, ze heeft er stapels en stapels van. Een hoop boeken heb ik al van haar geleend, en terwijl veel van die schrijvers zich al te zeer verliezen in psychologische complicaties en het literaire (ahum) amusement vergeten (dan liever de Amerikaanse neo-hardboiled school van Pelecanos, Lehane, Connelly, e.a. met hun gestileerde proza), zijn er een aantal bij geweest die echt wel sterk waren. Val McDermid en Ian Rankin heb ik via haar leren kennen. Een paar jaar later heb ik er meer dan een dozijn Rankins op zitten en uitzondering of twee daargelaten zijn het allemaal aanraders. Ik had ook al gehoord van Zweedse succesauteur Henning Mankell, één van haar huidige favorieten, maar nog niets van hem gelezen. Ik heb nu Midzomermoord (Orig.: Steget Efter) meegekregen, en ja hoor… het is nog eens prijs. Na 130 pagina’s moet het verhaal eigenlijk nog op gang komen, maar de noodzakelijke ingrediënten zijn er al: vaart, stijlvol proza, slimme opbouw, en vooral: intrigerende personages en overtuigende dialogen. Aspe, it ain’t. Net als John Rebus bij Rankin en Witse bij, euh, whatever, staat hier ook een ouder wordende, alleenstaande, vadsige rechercheur centraal. Veel herkenbare gebreken, en ideaal om mee te sympathiseren. Nog 450 pagina’s te gaan, maar al bijzonder verrast. Als het niveau zo constant blijft zal ik de rest ook maar lenen (als de slaapachterstand ingehaald is).
Intussen ook de nieuwe worp van Johnny Dowd & Jim White (a.k.a. Hellwood) ontvangen: Chainsaw Of Life. De plaat lijkt gedomineerd door Dowd, al hoeven de tegenstanders deze kelk niet aan zich voorbij te laten gaan. Het is waarschijnlijk de meest toegankelijke plaat waar Mr. Crow totnogtoe op te horen is, al zal het feit dat White wél kan zingen er ook wel iets mee te maken hebben. Opnieuw ook een glansrol voor multi-instrumentalist Willie B.
De nieuwe Yo La Tengo (I Am Not Afraid Of You And I Will Beat Your Ass)duurt trouwens bijna tachtig minuten. Damn. Maar hij is wel goed.
(060906) Eindelijk, Pt.2
Ik had de hoop dit album ooit nog te vinden bijna opgegeven, maar heb dan toch een exemplaar kunnen bemachtigen via eBay voor een zacht prijsje (een euro of zeven, incl. verzendingskosten). Ik had ‘m al eerder gekocht, maar heb ‘m dan aan m’n vader gegeven, die de grotere bluesfan van ons twee is. King King is nog steeds de beste bluesplaat van de laatste 20-25 jaar die ik heb gehoord. Als er al waardige contenders zijn, dan zijn ze toch schaars vermoed ik. Dit is goor en swingend op het scherp van de snee. Of zoals R.P. het zegt: “blues gespeeld door vettige punkers”. Op een meer geïnspireerde dag had ik er zelfs wat over te vertellen. Voor degenen met teveel tijd:
King King (1992)
9.5
Automatic / Goin’ to the Church / She’s Dangerous / I Wish You Would / Cross Your Heart / Tail Dragger / Devil Woman / No Fightin’ / Mr. Highway Man / I’m Ready / Quarter to Twelve / Cut That Out
“With the possible exception of the Butterfield Blues Band’s East-West, this is the best white boy blues album I have ever heard. And Butterfield’s band was racially mixed, so that’s cheating. King King (named after the club where it was recorded) is the motherfucker of all white blues albums. Oh, there are louder blues albums – Zen Guerilla and Five Horse Johnson come to mind – but they were made/recorded by bands from other scenes that happened to dabble in the blues on the side. The Red Devils were a blues band in the purest sense of the word. They were real, they were destined to be heard in juke joints and there was nothing fancy about ‘em. No silly retro-shtick, no boring imitations.
There are probably hundreds of bands that have the technical chops to play a blues tune or two, but they don’t have “it,” you know (and if you’re not into this kind of music, you probably don’t understand a fucking word about what I’m writing here), aren’t capable of delivering the goods on stage, in front of a bunch of blues fans. The Red Devils were as good as it gets: on drums you had a human metronome called Bill Bateman, who used to be in legendary roots-rock outfit The Blasters (and nowadays in comedy act The Cramps), brother Dave Lee and Johnny Ray Bartel on guitar and bass, child prodigy Paul “The Kid” Size on guitar, and then there was the man that made quite an impact during his short lifetime (he OD’d in 1998 at the age of 38): Lester Butler, a masterful harmonica player who combined the soul of Little Walter with the imposing technicality of Charlie Musselwhite and Paul Butterfield, while – or so it seemed – adding an extra dimension of pure grit.
I don’t know whose idea it was, but recording this live album was divine intervention, as the band delivered an incredible set that night, which was produced and saved for posteriority by label chief Rick Rubin. Of these 12 songs, only three are originals were penned by Butler & Band, but they can easily compete with the other tracks: “Goin’ to the Church” is a frenzied slab of redemption-seeking that rocks harder than Limp Bizkit’s entire catalogue, the late night blues “Devil Woman” fools you into believing that California lies in swampland, while “No Fightin'” – one of my favorite blues songs ever – displays so much class it’s ridiculous. The way that struttin’ rhythm, Butler’s alcohol-soaked vocals and the guitars interact – it’s blues played by the Gods. Most of the other songs the band played will sound familiar to the ears of anyone with more than just a casual interest in the blues, with the difference that you’ve never heard these songs so damn tough, loud, mean & lean. Sonny Boy Williams’ “Cross Your Heart” and Little Walter’s “Quarter to Twelve” are so mellow and blue you’ll crawl all over the floor, while “I Wish You Would” and “I’m Ready” boast an unstoppable groove, incredibly muscular harmonica playing (can it be muscular? YES IT CAN!) and wailing, howling, chugging guitar parts.
And I could go on and on about how this album oozes so much confidence, how the interplay is totally stellar, how they keep the spirit of the blues so young and fresh that you almost feel bad for the countless bands that try to get by on image, but lack the substance. “Automatic” became a hard-hitting signature song for the band, but it’s not even the most frenzied of these cuts, as Howlin’ Wolf’s “Mr. Highway Man” and – especially – Junior Wells’ “Cut That Out” take the blues to the streets, as loud and heavy as it gets without succumbing to cheap sludge or clumsy hard-rock dressed up as blues. It’s music that grooves, breathes, thrills, encourages and excites. Disliking this album sounds a lot like blasphemy to me. If you’re into the blues and like some bad-ass Chicago-styled partyin’ once in awhile, this is required listening. If you’re looking for a perfect introduction to (modern) blues, this is an ideal pick. The downside of it all is that you’ll have a hard time finding something that measures up to it, but hey, life is short (unfortunately – remember Butler) and I always try to get the best as well, so I suggest you do the same. As the name suggests, King King deserves to be treated like royalty. Get it.”
(100906) On Trial – Den Hemel, Zichem 08/09/06
Vrijdag gaan kijken naar Deense psych band On Trial, die voor het eerst sinds hun fantastische optreden van 19 februari 2005 in de Leuvense Sojo, m’n #1 van vorig jaar (zie affiche), opnieuw in België neerstreken. Het optreden, opnieuw georganiseerd door de mensen van Orange Factory, haalde niet het niveau van het vorige, maar dat was dan ook zo één van die magische avonden: sfeer en geluid zaten goed, het publiek (dat toen werd opgewarmd door Belgisch trio Hulk, nu door lokaal jamcollectief Cruising On Majik Carpets) had er zin in, en de band speelde (naar eigen zeggen) een van de beste shows in haar bestaan. Nu was het energiepeil iets lager (net als het volume), en er werd minder gejamd, waardoor de nadruk eerder kwam te liggen op de kortere, catchy songs, en werk van het laatste nieuwe album Forever. Ik was aanvankelijk wat teleurgesteld, omdat het een doorslagje leek van eerdere albums, maar het blijkt intussen toch een prima aanwinst te zijn, minder hoogtepunten, maar wel consistent. Alleszins leuk dat de songs live echt bleken te werken, met een massief “Mountain” dat zich moeiteloos kon meten met het oudere werk. Andere hoogtepunten: “Sleeper”, “That’s Right” en de covers van “A House Is Not A Motel” (Love) en “Be Forewarned” (Pentagram).
(100906) The Best Of Youth.
Gisteren nog eens gezien: La Meglio Gioventu (Marco Tullio Giordana, 2003). Een paar jaar geleden niet kunnen gaan kijken in de filmzaal, maar wel de DVD’s gekocht toen die in de winkel belandden, en gisteren nog eens gekeken voor de tweede keer. Bijna zes uur lang, maar wat een kijkervaring en wat een verademing na de opgefokte, het-kan-niet-snel-genoeg-gaan-films die constant op de buis te zien zijn, en een veel te groot deel van het filmzalenaanbod uitmaken. Een familiekroniek die bijna vier decennia de Carati’s en, op de achtergrond, de maatschappelijke ontwikkelingen in Italië volgt. Giordana en crew hebben hun tijd ervoor genomen, en dat is maar goed ook, want zelden is het leven van mensen en betrekkelijk dagdagelijkse gebeurtenissen met zoveel empathie en nuancering in beeld gebracht. Het is geen film van het grote gebaar. Centraal staan de broers Matteo en Nicola; de ene een kolerieke loner met bindingsangst, de andere de optimist-met-roeping. Luigi Lo Cascio (ik moest het opzoeken), de Italiaanse Dustin Hoffman, die de laatste speelt, steelt de show met een geweldige naturel, al wordt er prachtig weerwerk geboden door zowat alle acteurs. Indrukwekkende Italiaanse landschappen, melancholische muziek, humor, verdriet, zorgvuldig ontplooiende verhaallijnen, etc, het zit allemaal in deze machtige film. En daarenboven ook nog eens Maya Sansa. (5/5) (100906) Eindelijk, Pt.3
Vrijdag Blood Mountain, de derde van Mastodon, gaan halen. Nog maar een paar keer beluisterd, en nog steeds wat in het duister aan het tasten. De sound lijkt enorm op die van Leviathan (niet verwonderlijk aangezien het werd opgenomen in dezelfde studio, met opnieuw Matt Bayles), en de eerste paar songs suggereren dat het niveau van de fantastische vorige ook nu wordt gehaald, maar m’n concentratie leek toch wat te verslappen na de eerste helft. Wel goed: de band heeft er niet voor gekozen een stilistisch doorslaagje te maken (dat was de vorige ook al niet). Het is waarschijnlijk de minst brutale/zware Mastodon totnogtoe, maar degenen die verwachtten dat ze sinds hun verhuis naar major Warner MTV-metal zouden gaan maken (er zijn nu ook cameo’s van Josh Homme en Cedric Bixler-Zavala) hebben het niet begrepen. Ook: enkele opvallende experimenten met stemvervorming, vreemde synthetische geluiden en een bredere waaier aan zangstijlen (op Remission was het meestal beperkt tot infernaal gebrul). Ik ben er nog niet uit of ik alle experimenten en songs even geslaagd vind, maar het strekt hen alleszins tot eer dat ze blijven evolueren in de breedte en het experiment niet uit de weg gaan. Als ze deze recente overstap met succes kunnen overleven, dan zou Mastodon best wel eens van die bands kunnen worden die zowel een groot publiek aantrekken als hun artistieke integriteit behouden, zonder toegevingen te moeten doen.
Intussen ook besprekingen geschreven van de nieuwe Yo La Tengo, die met I Am Not Afraid Of You And I Will Beat Your Ass (4,5/5) één van de beste albums uit hun carrière (en van dit jaar) hebben uitgebracht, en ook Dull Lights (1,5/5) van Eric Chenaux, een onderontwikkeld, monotoon avant-folk album dat al te zeer teert op intuïtie en improv, maar zelden weet te boeien.
Midzomermoord van Henning Mankell vanmiddag uitgelezen en goedgekeurd. Goed geschreven, ouderwets koortsachtig, spannend tot de laatste pagina, met hier en daar een terloopse bschouwing over de huidendaagse Zweedse maatschappij (én verwijzing naar de Dutroux-affaire, wat niet zo veronderlijk is, aangezien het boek in 1997 werd uitgebracht). Een aanrader. (4/5)
(100906) Nieuwe hype: Prison Break
Net gezien: de eerste twee afleveringen van de recente hit van het Fox-netwerk( zie ook: 24): Prison Break. Net als bij andere commerciële kassuccessen als 24 en Lost is het uitgangspunt op zich al behoorlijk intrigerend: een kerel zit in de bak voor een moord die hij niet gepleegd heeft, en zijn broer bezorgt zichzelf een ticketje gevangenis met de bedoeling hem eruit te halen, en dit o.m. door de blauwdruk van de instelling op zijn lichaam te hebben getattooeerd. Het zag er alleszins veelbelovend uit: redelijk grimmig/realistisch naar Amerikaanse normen; natuurlijk met alle te verwachten clichés (bendes, zwart vs. blank, gluiperige cipiers, etc), maar ook een sterke cast, met o.m. volk dat ook al opgedraafde in Carnivale en The West Wing en een hoop degelijke films. Het hoeft niet constant het hoogstaande niveau te halen van de beste HBO-series (The Wire is het voorbeeld, of de standaard wat “makkelijk verteerbare kwaliteit” betreft als het van mij afhangt), al zou het wel meegenomen zijn als er nog wat evolutie komt in de reeks, iets dat bij Lost (vooral een verwijzing naar de scenaristen van de reeks) al snel een illusie bleek te zijn.
Daarstraks beginnen lezen in Amerikanen zijn niet gek – Over Bush en baseball, misdaad en miljonairs, kerken en casino’s, porno en politiek van Charles Groenhuijsen, die 13 jaar de US-correspondent was van de NOS. Het leek me wel boeiend om het te kunnen vergelijken met het boek van Greet De Keyser dat ik onlangs las. Extra interessant omdat het boek blijkbaar nogal verguisd is, omdat Groenhuijsen, die al ophef had veroorzaakt met ongenuanceerde uitspraken over Nederlandse politici en collega-journalisten, een gematigd standpunt in zou nemen t.o.v. Bush en zijn beleid en de traditioneel Europese Bush-bashing zou veroordelen. Totnogtoe is het best interessant: de hoofdstukken over de typisch Amerikaanse vrijgevigheid en de dubbele moraal inzaak seksualiteit/porno is niet echt diepgravend/opzienbarend, maar Groenhuijsen schrijft beter dan De Keyser, en het lijkt ook wel alsof hij meer heeft begrepen van de modale Amerikaan en zijn leef- en denkwereld dan zijn Belgische collega, die de dingen steeds leek te bekijken vanuit Europese, dan wel progressief Newyorkse hoek.
NP: The Mountain Goats – Get Lonely
(120906) Johnny Cash.
Het belang, de horror en de gevolgen van 9/11 zijn gisteren voldoende besproken, en zullen de komende dagen nog wel uitgebreid aan bod komen. 12 september is ten huize Boleuzia ook al zo’n zwarte dag, want op die dag in 2003 overleed Johnny Cash. Het is een beetje een fanboy-reflex die normaal vooral bij tieners voorkomt, maar Cash is altijd zo een van die artiesten geweest die ik me toeeigende, een vent waarvan ik dacht te weten waarom hij zo goed was als hij goed was, een vent die platen maakte die speciaal voor de luisteraar gemaakt leken. Het feit dat Cash zo’n vat vol tegenstrijdigheden was, en al die impulsen ook aan bod liet komen in z’n werk zorgde waarschijnlijk voor die universele aantrekkingskracht. Niet iedereen is ervoor te vinden, maar niemand haat Cash op z’n best.
Ik leerde hem kennen via een hoop cassettekes die m’n vader een dikke twintig jaar geleden kocht om te draaien in z’n auto: country-compilaties met daarop songs van Roger Miller (“King Of The Road”), Kenny Rogers (ouch), Patsy Cline, John Denver en Jerry Lee Lewis, maar dus ook Johnny Cash. Vaak ging het om een mengelmoes van classics en cheesy 70s materiaal. Van Cash zat er o.m. “A Thing Called Love” (mét kinderkoor!), “Ghostriders In The Sky” en de mariachi-country van “Ring Of Fire” bij. Maar ook “I Walk The Line”, dat toen al m’n favoriet nummer was. De échte introductie (i.e. aankoop van een album) volgde met (rarara) American Recordings, een plaat die ik dozijnen, zoniet honderden, keren heb gedraaid. Ik ga al vijftien jaar tweewekelijks naar de bib om m’n stapeltje CD’s te halen, en ben de kaap van 2000 aangeschafte albums al een hele tijd geleden gepasseerd, maar dat album staat nog steeds in m’n Top 10 aller tijden. Het zit allemaal tussen folk en country, het is simpel en donker, soms humoristisch, dan weer gewelddadig. Of religieus. De resterende vier albums zijn net als deel 1 doordrongen van spiritualiteit en religie: het heeft zich gemanifesteerd in de songkeuze, de arrangementen, het artwork, etc. Voor goddeau schreef ik een bespreking van deel V: A Hundred Highways en een langer artikeltje over de centrale positie van religie in de American-reeks. Het was leuk om te schrijven, maar eigenlijk niet meer dan een aanzet tot… Boeken kunnen er vast aan gewijd worden. Maar dat is dan niet aan mij. Vanavond zal ik de vijf albums waarschijnlijk dus nog eens opgeleggen.
Intussen ook een bespreking geschreven van Get Lonely, de nieuwe Mountain Goats. Degelijke plaat, maar niet van het niveau van Tallahassee of The Sunset Tree. Volgende = de nieuwe Mastodon, die toch een beest van een plaat blijkt te zijn.
Nieuwe aankopen intussen: See A Grown Man Cry, een boek van Henry Rollins, en ook Miss Fortune van Allison Moorer en Living With The Law van wijlen Chris Whitley (eBay). Het geld rolt, en hoe.
(140906) Nuthin’ special.
Gisteren een bespreking geschreven van Mastodons derde. Wat een plaat. Misschien niet zo instant overweldigend als Leviathan, maar zo mogelijk wel nog geraffineerder (al zullen metalhaters het sowieso klasseren onder ketellawijt).
Intussen verscheen ook m’n stukje over de laatste Yo La Tengo op goddeau.
Dadelijk lawaai maken in Genk, morgen naar Gent: interview met Joan Wasser (Joan As Police Woman), daarna het optreden. Haar debuutplaat Real Life vond ik een paar maanden geleden al indrukwekkend, maar ik ben het album sindsdien nog meer gaan appreciëren.
Dat boek van Groenhuijsen is bijna uit en best wel goed. Het wil teveel thema’s aansnijden, en is daardoor vaak een vergaarbak van feiten en opsommingen, maar het toont wel op hoeveel vlakken de Amerikaanse mentaliteit en cultuur verschilt van de onze (of Nederlandse). Het is vergelijkbaar (of eigenlijk: een update van…) met een boek dat ik ooit las van journalist Tom Ronse, Rambo Op Lemen Voeten.
(170906) 8 feiten.
* Joan Wasser is een excentriek madammeke, dat je het ene moment ligt aan te staren alsof je een Hongaars dialect spreekt, en vervolgens in extase lijkt te razen over haar favoriete onderwerpen (lawaai maken, Coltrane, CD’s kopen). Het was een plezant gesprek…
*… helaas was het optreden iets minder geslaagd. De plaat is uitstekend, maar sommige songs hebben niet echt baat bij de solo-aanpak. Ze speelde dan ook nog redelijk wat foutjes en had duidelijk een vermoeide stem. Het volk was nochtans half uitzinnig. Misschien gaan Vlamingen maar 1 keer per jaar naar een optreden? M’n bespreking is alleszins af.
* Gent is nog steeds een bijzonder aangename stad. En we moeten er geen doekjes om winden: er lopen verdacht veel mooie vrouwen rond. Komen ze ’s nachts uit een onderaards tunnelnetwerk, zijn ze aliens met een missie, of treinen ze vanuit alle landshoeken naar de stad om er tegen betaling rond te struinen?
* Café Manteca aan de Sint-Niklaaskerk was een leuke vondst: Moanin’ van Art Blakey & The Jazz Messengers werd er in z’n geheel doorgejaagd. Daarna een plaat die ik niet kende, maar het klonk als Clifford Brown met Max Roach. Een bewijs dat jazz niet altijd hand in hand moet gaan met bescheten clubs met belachelijke prijzen
* Amerikanen zijn niet gek van Charles Groenhuijsen is al een paar dagen uit. Best wel leuke lectuur, met heel wat opzienbarende feiten over het onderwijssysteem, arbeidsregeling, de macht van de Republikeinen, de wapenlobby, etc. Uiteindelijk toch een aanrader voor wie een eerste kennismaking wil met de ietwat vreemde Amerikaanse cultuur.
* Intussen bezig aan Eeuwige Roem van jonge schrijfster Saskia de Coster. Het besef dat ze een jaar jonger is dan mij en toch al drie romans heeft geschreven versterkt nog maar eens het vermoeden dat ik niets van waarde zal creëren voor ik er het loodje bij zal neerleggen. Ik heb er nochtans geen idee van wat ik van het boek zal vinden. Het lijkt bij momenten een nogal chaotische boel, al heeft ze wel onmiskenbaar taalgevoel. Waarschijnlijk zo’n boek dat eerder plezant is als aaneenstrengeling van welluidende zinnen. Ik heb trouwens geen flauw idee van wat die foto’s (neushoorn, hondenrace, etc) komen doen in het boek. Misschien heb ik wel schrik van dergelijke anomaliën.
* Gisterenavond vadsig in de zetel liggen kijken naar S.W.A.T. (Clark Johnson, 2003) met Colin Farrell, Samuel L. Jackson en Michelle Rodriguez. Die laatste maakte haar debuut met een fantastische rol in boksdrama Girlfight, maar daarna zit ze haar talent toch te verspillen aan matige producties. Niet veel te vertellen over de film. Zoals gewoonlijk begon het prima (introductie van de personages), en werd het vervolgens standaard actiegedoe. Bandwerk.
* Brussel is autovrij vandaag.
NP: Hellwood – Chainsaw Of Life
(170906) Dead End.
Net gezien: Dead End (Jean-Baptiste Andrea, 2003), de zoveelste horrorfilm die vertrekt vanuit “the wrong turn”. Pa en ma zijn met zoon, dochter en haar lief op weg naar het Kerstfeest bij familie, net zoals ze dat al jaren doen. Pa besluit echter eens een binnenweg te nemen… en dat had hij beter niet gedaan, want al snel gaat de nachtmerrie zich ontvouwen: er duiken geesten op en de afvallingskoers komt op gang. Op zich is dit één van de meest uitgemolken formules in een genre dat het sowieso al niet moet hebben van originaliteit, maar Dead End is toch net iets beter dan de doorsnee-film in dit genre; misschien omdat Andrea nog maar toe is aan z’n eerste film en nog iets te bewijzen heeft, of omdat de prent met minder dan tachtig minuten niet teveel tijd verspilt aan overtolligheden. De bloederige scènes zijn redelijk spaarzaam gebruikt, maar door inventief gebruik te maken van ruimte (een auto en de meters errond) zijn ze er toch in geslaagd het grootste deel van de film een benauwende sfeer mee te geven. Degelijk acteerwerk (o.m. van Ray ‘Twin Peaks’ Wise), vaart, een vooruitstuwende soundtrack en nu en dan wat onnozele humor, meer moet dat eigenlijk niet zijn op zondagnamiddag. En ’t is een pak interessanter dan tennis, ook. (3/5)
(190906) Dinsdag.
* een collega bevestigde dat de martino van De Pistolei schandalig goed is. God have mercy on his soul. De brave man heeft me eveneens de laatste van Midlake (The Trials Of Van Occupanther) geleend, en dat blijkt na twee beluisteringen al een bijzonder goeie plaat te zijn.
* bespreking van Joan As Police Woman is terug te vinden op goddeau. Bekijk zeker ook de foto’s van Evy Ottermans, jullie twee.
* Eeuwige roem van de Coster is uit. Het lag me niet. Vraag me niet waarom. Misschien omdat het allemaal te gratuit leek, omdat die combinatie van postmodernisme à la Verhelst en magisch realisme voor mij iets bedorven heeft. Fantasie en uitbuiten van de verbeelding, het is allemaal prima… het leidt tot gekmakende vragen over wat nu echt is, en wat niet, wie wie heeft geschapen, en wat al dan niet belangrijk is voor een verhaal, wat slechts een afleidingsmaneuver of schijnbeweging is, maar aan het einde van de rit blijft er zo’n hatelijke weeë smaak over die ik niet moet. Misschien las ik teveel Dickens en moderne discipelen als John Irving in m’n wonder (bwaha) years.
* Intussen begonnen aan Now It’s Time To Say Goodbye van Dale Peck.
* Verder geen fuck te rapporteren.
NP: Red Devils, Hellwood, Scritti Politti, Mastodon, Banyan, Krakow, Tony Joe White, Midlake en Damien Jurado.
(190906) Jesus Camp!
Tip van de dag: Jesus Camp
“No more, NO MORE!”
(200906) Verkiezingen 2006.
Het is zover, ik heb het zitten. De eerste keer dat ik ging stemmen (kort na de tweede wereldoorlog) ging er zo’n fascinerende aantrekkingskracht uit van die brave burgers achter de tafels; de aimabel knikkende, op hun paasbest geklede jonge kerels en dito dames die écht écht écht moeite deden om te doen alsof een dagje stembureau even opwindend was als het wekelijkse zuippartijen met d’ andere sjotters of de bezoekjes aan de oma’s en opa’s die er ei zo na het bijltje bij neerlegden; maar nu ik zelf opgeroepen ben om “bijzitter” (in mijn tijd betekende dat nog iets anders) te zijn in stembureau 40 in het Molenbeekse voetbalstadion is m’n anticipatie serieus geslonken. Ik had verdomme andere plannen, en nu word ik verondersteld andere Molenbekenaars te begeleiden, te woord te staan, hun oproepdocumenten en identiteitskaarten in ontvangst te nemen, en weetikveelwatnog. Nederlandstaligen zijn hier de negers (pardon my, uh, French), dus het zal behelpen worden in m’n beste Frans. U herkent me aan de CD-speler met bruut eruitspattende noise. Kom goeiedag zeggen en dat pintje is van u. Ach, ik moet niet klagen, want in ruil krijg ik ’s anderendaags een dag dienstvrijstelling in de schoot geworpen. Een schoon woord voor verlof, eigenlijk.
Vandaag besprekingen in elkaar geflanst van de laatste Scritti Politti (White Bread Black Beer, 2/5) en Home, de debuut-EP van Krakow (3/5).
Geluisterd naar: Midlake, Tony Joe White, Nomeansno, Hellwood, en nog een paar dingen.
(220906) 0110 Kortrijk.
Ondergetekende en zijn kompanen zullen, samen met bijna dertig andere bands, een resem DJ’s en nog een hoop volk, aanwezig zijn in Kortijk, op een festivaldag voor verantwoord stemgedrag, tegen racisme, zinloos geweld en negativisme. Het spel is op poten gezet door Semtex, VlasVegas en Digg* (ook meer info op deze sites). Wij zijn alvast content dat we mee mogen doen. Dus: laat Brussel, Antwerpen, Gent en Charleroi even links liggen, trommel familie en vrienden op, en kom wocken in Kuurtraak! ’t Is allemaal gratis en voor niks. Uuregeling wordt snel bekendgemaakt.
De laatste aankopen nog: The Lost Riots (Hope Of The States), Devoid Of Colour (The Hidden Hand, EP + DVD), Awesomer (Blood On The Wall), en Acres Of Time (H.T. Roberts). Ook nog De Vergeethoek van Stefan Brijs gekocht.Geluisterd= Midlake, Hellwood, 5ive, wat hierboven staat en Wolf Eyes.Besprekingen van Mastodon (5/5), The Mountain Goats (3,5/5) en Eric Chenaux (1,5/5) ook online.
(250906) Monday, Monday.
* Nog maar eens twijfel over een nieuw Wolf Eyes album: echt de moeite of beledigende bagger? (2.5)
* Ook besprekingen geschreven van Chainsaw Of Life (Hellwood, 4/5), Kiss Of Death (Motörhead, 3/5) en Uncovered (Tony Joe White, 3/5)
* Geluisterd naar: Espers, William Elliott Whitmore (een heel heel sterk Song Of The Blackbird), de laatste Damien Jurado (lijkt eerder middelmatig), Acres Of Time van H.T. Roberts (naar Vlaamse normen een meesterlijk rootsalbum, en sowieso erg sterk).
* Gekocht op eBay: Five Ways of Disappearing, het enige solo-album van Kendra Smith, stichtend lid en bassiste van het machtige Dream Syndicate.
* Nog altijd bezig in Now It’s Time To Say Goodbye van Dale Peck. Wat zeg ik, ik ben nu pas op gang gekomen… so far, so good.
* Site van de week (en de vorige): Savage Chickens. Altijd goed voor een (dubbele) portie droge onzin.
* Gelukkige verjaardag, J.!
NP: William Elliott Whitmore – “One Man’s Shame”
(260906) The crushing force of triviality.
Vandaag eigenlijk geen boeiende bal uitgevreten, behalve één ding: ik ben naar de bibliotheek geweest in Brussel centrum, iedere keer (en het gebeurt nochtans zowat wekelijks) opnieuw een belevenis om tussen die boeken, CD’s en DVD’s rond te slenteren. Misschien is ter plekke solliciteren geen slecht idee. Naar huis gekomen met Imperium van Richard Kapuscinski, Fucking Martin van Dale Peck, Confessions Of A Flesh-Eater van David Madsen en Het jaar van magisch denken van Joan Didion. DVD’s: The Sun (Sokurovs film over keizer Hirohito) en Pollock, van en met Ed Harris.
NP: William Elliott Whitmore – Song Of The Blackbird (nog maar eens)
(290906) Meat.
* Confessions Of A Flesh-Eater van David Madsen is bijna uit, en kan aanspraak maken op de volgende adjectieven: decadent, pervers, ziek, hilarisch, weerzinwekkend, sensueel, en..euhm… lillend. Het boek lezen valt te vergelijken met het kneden van gehakt om er vervolgens balletjes van te draaien: aards, lijfelijk, vunzig, plakkerig. Van seksuele perversie, uitzinnige filosofische opvattingen tot bruut kannibalisme, het komt allemaal aan bod in deze roman over Orlando Crispe, een culinaire chef aan het altaar van het vlees. Het heeft iets van Süskinds Het Parfum, maar dan wel de X-Rated versie. Ik wacht op de verfilming.
* Besprekingen van Scritti Politti, Krakow en Motörhead staan nu op goddeau.
* Nieuwe aankopen (ja, ’t is weer zo’n periode): The Murky World Of Barry Adamson (Barry Adamson), Koksofen (Caspar Brotzmann Massaker), Tornado Alley (Terry Lee Hale) en Occupational Hazard (Unsane) via eBay. Dan ook nog: Black Cadillac (Rosanne Cash), Malediction And Prayer (Diamanda Galas), August (Pieter-Jan De Smet) en Trouble (Ray Lamontagne) gekocht in de Brusselse Music Mania. Splendid!
* Gisteren met de band de laatste hand gelegd aan een nieuwe song die we zondag voor de leeuwen gaan werpen. Ik ben benieuwd, het reduceert onze vorige songs tot peutertuingejengel. Of zoiets.
NP: Diamanda Galas – Malediction And Prayer (op zoek naar een goed geschenk voor oma? Dit is ‘t!)