Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for oktober, 2006

oktober 2006

(021006) 0210.

* …zal niet zo goed worden als 0110. Spelen in Kortrijk was een enorme meevaller. Goeie organisatie, fijne sfeer, goede bands, geen gezeik, leuke reacties achteraf. Ook kleinschaliger dan de happenings in de grote(re) steden. Al doet het natuurlijk deugd dat zoveel mensen het initiatief steunden (al dan niet zo bedoeld).

johnnydowd* Bespreking van Chainsaw Of Life van Hellwood op goddeau. Donderdag staan Dowd, White en begeleiders Willie B (drums) en Michael Stark (toetsen) nog eens in de AB Club. Benieuwd wat het gaat geven: ik volg Dowd als sinds Pictures From Life’s Other Side (1999), zijn tweede album, en ben sindsdien z’n platen blijven kopen en naar de concerten blijven gaan (al heb ik hem wel een paar keer gemist, o.m. de semi-legendarische passage op Leffingeleuren, waar hij werd onthaald op verbijsterde reacties en zelfs boegeroep). De eerste twee keer dat ik hem zag in de AB Club (toen met Justin Ascher op gitaar en Kim Sherwood-Caso op zang) waren geweldige optredens, die constant balanceerden op de rand van bezopen genialiteit en dementie. In 2004 zag ik hem twee totaal verschillende, opzienbarende concerten geven. Het eerste, in de Brusselse Botanique, was een met-haken-en-ogen-aan-elkaar-hangende ode aan de chaos en zatlapperij, het tweede een performance waarbij muziek, poëzie en beeld gecombineerd werden. Vorig jaar had ik de kans hem te zien op het Grassroots Festival in Trumansbrug, NY, op enkele kilometers van z’n eigen voordeur (een straffe show die bestond uit vooral nieuwe songs, die ik dit jaar terug zou horen op Cruel Words), en begin dit jaar in Kontich, een show die helaas voortijdig werd afgebroken. Dit wordt dus m’n zevende keer. Wees erbij! Nu donderdag in de AB of vrijdag in de Petrol in Antwerpen.* Intussen bezig aan Het jaar van het magisch denken van Joan Didion, waarin ze beschrijft hoe ze het overlijden van haar echtgenoot probeert te verwerken in het jaar erna. Aanvankelijk is het bijna shockerend om te lezen hoe afstandelijk en precies ze zich het overlijden en de erop volgende gebeurtenissen, verplichtingen en emoties probeert te herinneren en beschrijven, maar gaandeweg besef je als lezer dat je je steeds meer betrokken voelt bij het verwerkingsproces dat de creatie van het boek is. Strak verwoord, zonder drama of overtolligheden.

* Ook nog gezien dit weekend: Finding Neverland (Marc Forster, 2004) met o.m. Johnny Depp, Kate Winslet en Dustin Hoffman. Prima film die wat moeizaam op gang kwam, maar achteraf wel de moeite bleek. Sentimenteel, maar niet klef. Excentriek, maar niet geforceerd, met Depp in een rol die hem op het lijf werd geschreven. (3/5)

* Hou zeker ook de Vier Voor Vrijdag van RoenHetZwoen in de mot.

* De voorbije dagen in de CD-lade: William Elliott Whitmore, Blood On The Wall (vrijdag te zien in de AB Club), Hope Of The States, Hellwood, Diamanda Galas, Pieter-Jan De Smet (August herontdekt, wat een plaat!), John Coltrane, en de nieuwe Made Out Of Babies, die potten en schedels gaat breken.

(061006) Sjonnie, Sjim & J.M.H.

Gisteren naar Hellwood gaan kijken. Prima concert, maar zoals verwacht zonder de uitzinnigheid van de eerste Dowd-concerten die ik zag. Een iets uitgebreider verslag komt eraan. Voor het concert werd de geweldige documentaire Searching For The Wrong-Eyed Jesus vertoond. White trad meer op de voorgrond dan op Chainsaw Of Life, en nam iets meer van de zang en interactie met het publiek voor zijn rekening.

Setlist (onvolledig): 1. Alien Tongue / 2. ??? (schiet me nog wel te binnen) / 3. Fireworks Factory / 4. Thank You, Lord / 5. Spider In The Bed / 6. Chicken Shack / 7. A Man Loves His Wife / 8. Demons And Goats / 9. Man In A Plaid Suit / 10. God Was Drunk When He Made Me / 11. Thomas Dorsey / 12. Ten Commandments / 13. Dream On / 14. ??? (een rappende White – wie het kende mag het laten weten) / 15. Bis 1: Murder / 16. Bis 2: “A Bar Is A Church Where They Serve Beer”(?)

jmhIntussen besprekingen geschreven van Always The Hard Way (Terror, 2,5/5) en Song Of The Blackbird (William Elliott Whitmore, 4/5). Bespreking van Uncovered (Tony Joe White) terug te vinden op goddeau.Het jaar van het magisch denken van Joan Didion is uit. Een indrukwekkend rouwverslag. Nu bezig aan Brief aan een meisje in Hoboken (AKA Geschiedenis van de revolutie) van J.M.H. Berckmans. (Foto: Kris Verdonck)

(071006) Hellwood, AB Club – 07/10/06.

Hier nog eens de bespreking, zoals die terug te vinden is op goddeau (inclusief foto’s):

livehellwood(foto: Evy Ottermans)“I am the God of hellfire, and I bring you… FIRE!”, waren de woorden die ons door het hoofd schoten toen we op weg waren naar de hoogmis in de AB Club. De verwachtingen waren hooggespannen en de Club zat afgeladen vol, maar zouden de verstoten misdienaars in staat zijn een louterende trip op poten te zetten?

Wie er vroeg bij was, werd getrakteerd op een vertoning van Searching For The Wrong-Eyed Jesus, de documentaire annex road movie die vorig jaar werd uitgebracht, waarin Jim White de kijker door the deep South gidst, een streek waar de oneindige strijd tussen zonde en boetedoening blijft zorgen voor soms hallucinante taferelen en bevreemdende spanning. De DVD zorgde ook voor het eerst voor een gezamenlijk optreden van White en collega-outsider Johnny Dowd, de meeste intense chroniqueur van Amerika’s rammelende onderbuik. Op Chainsaw Of Life, het onlangs verschenen album dat de twee met behulp van multi-instrumentalist Willie B (sinds jaar en dag Dowds vaste begeleider) opnamen, werden veel van de thema’s uit de film opnieuw aangewend. Dowd klonk toegankelijker dan ooit, maar het leed geen twijfel dat het publiek getrakteerd zou worden op een niet-alledaagse eucharistieviering.

Het album werd er voor het grootste stuk doorgejaagd, en meteen viel op dat White nu een grotere rol toebedeeld kreeg: hij zorgde voor de interactie met het publiek, terwijl Dowd zich best comfortabel leek te voelen in de rol van begeleider. Dit betekende ook dat White een song als “Fireworks Factory”, op het album nog gezongen door zijn spitsbroeder, nu zelf voor z’n rekening nam. Door zijn hogere timbre leken de vocale duels bij momenten dan ook veel op die van Dowd en Kim Sherwood-Caso, die deze keer afwezig was. In haar plaats had toetsenist Michael Stark ook de overtocht gemaakt, en meteen werd duidelijk dat hij er een al even ongewone stijl op nahoudt als de collega’s: een haast percussieve aanpak die constant balanceerde tussen sci-fi-riedels en jazzy accenten, terwijl Willie B exotische patronen afwisselde met retestrakke, minimalistische slagen en de doemsfeer intact hield met zijn loodzware baspedalen.

Dowd zag er zoals gewoonlijk uit als een braaf burgermannetje (nu zelfs met ziekenfondsbrilletje), maar zodra hij zang voor z’n rekening nam, kwam zijn ware aard naar boven: de man straalt een bij momenten zieke, dierlijke intensiteit uit. Het sarcastische “Thank You, Lord”, dat eindigde met een chaotische finale, leidde tot het eerste hoogtepunt van een vreemde set die ingetogen momenten afwisselde met ouderwets snarengegesel. Zo werd Whites verraderlijk ingetogen huwelijkshorror “A Man Loves His Wife” gevolgd door Dowds “Demons And Goats” (aangekondigd als “a song about my penis”) en een opgefokt “Man In A Plaid Suit”. White wist ook een eigen song in de set te smokkelen, die door z’n titel alleen al (“God Was Drunk When He Made Me”) op goedkeurend gebulder werd onthaald. De set eindigde echter weer in typische verwarring toen een tweede rustmoment (“Dream On”) geneutraliseerd werd door een geschifte rapsong (!), waarvoor White zijn trucker cap netjes scheef op het hoofd zette.

Er werd nog tweemaal gebist, waarbij een roadhouse-interpretatie van Dowds “Murder” (van zijn debuutalbum) het hoogtepunt was. Helaas zorgde dat nummer ook voor het enige moment waarbij de voet volledig van het rempedaal gehaald werd. Naar goede gewoonte balanceerde de band constant op de grens tussen focus en chaos, maar je had niet het gevoel dat de vier er écht voor gingen, alsof de twee songwriters nog wat moesten wennen aan elkaars aanwezigheid, niet alle duivels durfden te ontbinden en bijgevolg slechts bij momenten lieten merken tot wat ze werkelijk in staat zouden zijn: een ervaring die de ingewanden doet samenkrimpen zoals de doodsangst in het gekrijs van een varken. (06/10/06)

Maandag een interview met de heren van Hellwood. Ik ben benieuwd. Diezelfde avond normaal naar The Black Keys in de AB.

(071006) J.M.H., Pt. 1

Uit: Brief aan een meisje in Hoboken, het romandebuut van Berckmans, dat oorspronkelijk de titel Geschiedenis van de Revolutie meekreeg. Hij schreef het boek in 1973-’74, maar het werd pas gepubliceerd in 1977 (en, na jarenlang een cultstatus genoten te hebben, heruitgegeven in 1994). Het is niet moeilijk te begrijpen waarom, rekening houdend met de stijl, onderwerpen en toon van Berckmans, en de maatschappelijke kneuterigheid van de tijd. Het leest als een briefroman geschreven door een manisch-depressieve onder invloed van drugs of teveel medicamenten. Het ene moment bruist de woordenvloed met een rock-‘n-rollenergie, maar een pagina verder strompelen de woorden onder het gewicht van zwaarmoedigheid en absurditeit. Doorheen de toespraken, gebeden, surreële vertelsels en brieven aan Marina, het meisje uit Hoboken, wordt het verhaal verteld van een vage Revolutie waar J.M.H. bij betrokken was, en waarvan hij zichzelf tot de historiograaf aangesteld heeft. De geschiedenis wordt constant onderbroken door zijstapjes die vol walging en eenzaamheid verhalen over gewelddadige uitspattingen (vader en moeder worden doodgeslagen met de spekpan), vunzige taferelen (grootmoeder wordt weken na mekaar achtergelaten in haar met stront gevulde bed), en verwarrende opsommingen, wiskundige bevindingen (mét formules) en zelfs een lijstje met de beste twintig songs aller tijden (aangevoerd door Bobby Fullers “I Fought The Law”). En zo zijn er nog wel verwijzingen naar popmuziek: Neil Young, The Kinks, Chicago en Berckmans eigen rockband-zonder-gitaren Bloody Big Beast & The Butcher passeren de revue. De stijl en toon en terugkerende sfeer van defaitisme doen denken aan Bukowksi, Céline (die gepasticheerd woord inclusief kenmerkende puntjes) en getroubleerd dichter Jan Arends, wiens werk ook steeds te situeren viel in een psychiatrische sfeer Het is niet over de hele lijn grote literatuur (so fuckin’ what?), maar het is een origineel boek dat de rebelse punkspirit van 1976-’77 anticipeerde en ook eraan herinnert dat nihilistisch schrijven met opgestoken middenvinger in Vlaanderen niet werd uitgevonden door Brusselmans. Ook verslaafd aan testbeeld kijken met een sigaret in de hand? Dit is de Bijbel.

NP: Barry Adamson – The Murky World Of Barry Adamson

(071006) J.M.H., Pt. 2

Geen zin in een verloren zaterdag en nog maar een Berckmans tot me genomen. Lang leve dunne boekskes. De verhalenbundel Vergeet niet wat de zevenslaper zei (1989) was het eerste boek dat ik ooit van hem las. Dat moet rond september/oktober 1992 geweest zijn, toen ik pas met m’n ouders naar het strontsaaie Diepenbeek was verhuisd en in de lokale bibliotheek een toevluchtsoord vond dat me de volgende 2-3 jaar zou voorzien van leesmateriaal. De bundel werd ten tijde van het verschijnen beschouwd als een comeback, het was het eerste dat van Berckmans op de markt gegooid werd na zijn debuutroman en de dichtbundel Tranen voor Coltrane (beide 1977). Veel is er niet bekend van wat er allemaal gebeurde in de tussenliggende jaren, op een mislukt huwelijk en een geslaagde zakencarrière na. Het boek bevat twaalf verhalen die sterk variëren qua lengte (van één tot dertig pagina’s), setting (de US, Italië, Limburg), maar ook qua stijl: “Sharons kind” is doordrongen van een morbide onheil via een ik-relaas, “Voor dode kraaitjes kuiltjes delven” presenteert gekneusde zinnen die contrasteren met de opwinding van de hoofdpersoon, “Dixie” is haast conventioneel en rechtlijnig als een Amerikaanse weekendfilm, en het langere “Ray & Cecilia, Hoogzomer 1985” is een duizelingwekkende mindfuck van tien hoofdstukken, die zich van elkaar onderscheiden door eigenaardigheden en wisselende taalregisters: een pseudo-scenario, reclameslogans, aaneenstrengelingen van verliefdenclichés, psycho babble en elleptische dialogen worden aan elkaar genaaid en versterken de emotionele leegte alleen maar.

De thema’s zijn al even divers en wispelturig als de stijlen. Het absurde viert opnieuw hoogtij (vooral in de kortere stukken), menselijke warmte is amper tussen de voor- en achterflap terechtgekomen, en in de plaats daarvan excelleert Berckmans in groteske aanvallen op alledaagse banaliteit (“Hallo mosselvrouw, dag hondenvanger”), begeeft hij zich op shockerend wreed terrein (“De meisjes van Superga”), of geeft hij à la Walter van den Broeck even een stem aan het Leopoldsburg van zijn jeugd (“Met Jan in de metropool of De Ballade van Wasted Youth”), terwijl kinderliedjes en politieke gebeurtenissen uit de 50s/60s voor achtergrondgeruis zorgen. Ondanks de kleurrijke aanpak en de diversiteit is het aan Joy Division ontleende motto van het boek (“Directionless so plain to see / a loaded gun won’t set you free”) toepasselijk, alsof Berckmans de lezer een kaartje zendt met ‘welcome to this shithole world of mine’ als lokmiddel.

NP: Unsane – Occupational Hazard (ah ja, alles is hier assorti vandaag)

Check it out, yo – Berckmans op MySpace

(091006) J.M.H., Pt. 3

Rock & Roll met Frieda Vindevogel (1991) bewees na Vergeet niet wat de zevenslaper zei (1989) en Café De Raaf nog steeds gesloten (1990) dat Berckmans definitief terug was. Het tweeënnegentig pagina’s tellende boekje, opgedragen aan de nagedachtenis van Jan Arends, is niet minder dan de registratie van een neerwaartse psychologische spiraal. Gerrit Matthijs is een schrijver, eenzaat en psychiatrisch patiënt met meer dan twee dozijn romans op z’n naam. Dat ze niet gepubliceerd zijn doet er niet toe. Berckmans doet amper moeite om te verhullen dat het grotendeels om een verhulde autobiografie gaat: Matthijs heeft de leeftijd, looks en levensstijl van J.M.H..De Berckmans van Geschiedenis van de revolutie wordt dan weer weerspiegeld in het personage Gilbert: “Hij wast zich niet meer, hij kookt niet meer, hij maakt z’n bed niet meer op, met mij praat hij niet en z’n moeder en z’n grootmoeder laat hij een halve nacht wortel schieten in hun potten terwijl hij zelf wezenloos naar het testbeeld zit te kijken.” Elders in het boek zijn er ook nog de verwijzingen naar zijn “vorige” leven als succesvol schoenenverkoper. Het boek is een combinatie van een roman en kortverhalen: het verhaal van Matthijs wordt constant onderbroken door kortverhalen, die blijkbaar niks met het kaderverhaal te maken hebben, tot Frieda Vindevogel in het laatse verwarrdene verhaal (“De Blauwe Parade”) opduikt. De stilitische kermis van de vorige verhalenbundels is ingeruild voor een meer rechtlijnige, gestileerde aanpak, al zijn de schizofrenie (“mijn enige vriend is een depressieve oude man die met z’n invalide moeder en z’n demente grootmoeder op een kamer woont in de seefhoek en van armensteun leeft en mijn vader en mijn moeder zijn twee oude sukkels en tot dat zootje behoor ook ik en daar ben ik trots op”) en wanhopige toon intact gebleven. Veel korte zinnen, en een hoog ritme. Nog steeds verzuipt Berckmans in hopeloosheid, eenzaamheid, zwartgalligheid. Worden van walging worden op het papier gekost. Misschien wel een goeie, verteerbare introductie.

NP: Tzar

(111006) Peis en vree.

Doorgaans krijg ik het niet over m’n hart om me te zitten opwinden over mensen waar ik geen zaken mee heb, die me niet in de weg lopen, die mijn pad niet kruisen, en geen risico vormen voor mezelf en m’n medemens. Op m’n grootvader en enkele andere uiztonderingen na, wens ik iedereen doorgaans het beste. Maar van het mottig bakkes en het schaamteloos debiele gewauwel van Jean-Marie “Ik doe wat ik zeg” Dedecker krijg ik wél klamme handen, een verstoorde ademhaling en een onafwendbare drang om dingen kapot te maken. Zoals bij Fun House of Damaged of Reign In Blood, maar dan gemeen. Het is, met andere woorden, het soort mens dat een ander kan aanzetten tot blind, brutaal geweld. Het deed dan ook goed te vernemen dat zijn eigen VLD-afdeling afstand van hem neemt. Eindelijk. Je zou voor minder. Het zou me niet verbazen dat de man, waar hij ook komt, een zeikspoor achterlaat zoals een wild dier dat z’n territorium afbakent, met als enig verschil dat waar Jean-Marie z’n lompe poot opheft, jarenlang een moeilijk te plaatsen maar onmiskenbaar aanwezige geur van botte arrogantie, bovenlipzweet en zuur tatamivenijn hangt. Hopend op een voorspoedig einde van een politieke carrière en een daarbij aansluitende vlucht naar, en permanent verblijf op een Zuidoost-Aziatisch eenmanseiland (een regio die ik me heb voorgenomen het eerste decennium te mijden), trek ik een biertje open: so long, fucker.

Eergisteren trouwens een fijne tijd beleefd in het gezelschap van de jongens van Hellwood: Jim White, Johnny Dowd, Willie B en Mike Stark. Tijdens een radiosessie op stubru namen ze versies op van “A Man Loves His Wife”, “Dream On”, “God’s Back Pocket” en “Thank You, Lord”. Normaal worden enkele songs, alsook het interview dat Kirsten Lemaire met hen had, vanavond uitgezonden tijdens Antenna (22-24u). M’n eigen interview zal dra op goddeau verschijnen.

Dat is intussen ook gebeurd met besprekingen van Always The Hard Way van Terror en Song Of The Blackbird van William Elliott Whitmore. Die laatste is een absolute must voor elke fan van rauwe, knoestige rootsmuziek.

Intussen bezig aan Taxi naar de Boerhaavestraat van J.M.H. Berckmans, en dat is geen kutallochtoon.

NP: Made Out Of Babies – Coward

(111006) Heroes.

Hierom alleen al is YouTube een zegen: een filmpje (en zowat het enige, blijkbaar) van één van m’n grote helden, Rainer Ptacek. Een andere vorm van intensiteit.

Rainer – “Life Is Fine”

(151006) Good Night, And Good Luck.

Gezien: Good Night, And Good Luck (2005) van George Clooney. Een enorme meevaller, deze zwart/wit prent van een van Hollywoods meest vooraanstaande studs. Nu, wie z’n ogen een beetje heeft openghouden de voorbije tien jaar, heeft vast al opgemerkt dat de man een aantal interessante vertolkingen op z’n naam heeft staan (o.m. in The Thin Red Line, Three Kings, en Oh Brother, Where Art Thou, die bezwaarlijk middle of the road genoemd kunnen worden), en niet enkel meewerkte aan hersendood entertainment. Good Night, And Good Luck is een verrassend sobere, droge film over journalist/nieuwsanker Edward Murrow, en meerbepaald diens onaflatende kritiek op senator en communistenjager Joseph McCarthy. Er lopen een paar klassebakken rond in deze babbelfilm, die zich grotendeels in de CBS-studios afspeelt (Robrt Downey, Jr., Ray Wise, Jeff Daniels, en Clooney zelf), maar de show wordt toch gestolen door een bijzonder indrukwekkende David Strathairn, een van die acteurs die je in heel wat films ziet opduiken (Sneakers, Dolores Claiborne, The River Wild), maar zelden in een opvallende rol. Deze is hem alleszins op het lijf geschreven, en de subtiliteit die Strathairn (tijdens de talloze close-ups) aan de dag legt om de stugge Murrow gedaante te geven katapulteert hem voor mijn part naar het pantheon der groten. Het zorgt er ook voor dat de film meer is dan zomaar een politiek pamflet of gestileerde genre-oefening. Niet meteen vrijdagavondontspanning à la Die Hard, maar zeker de moeite en en bewijs dat Clooney ook als regisseur heel wat in z’n mars heeft. (4/5) 

NP: De nieuwe Sparklehorse

 (161006) A History Of Violence.

Gezien: A History Of Violence (2005) van David Cronenberg. Ongetwijfeld de meest conventionele film die ik al van hem zag. Oudere films als Videodrome, The Fly en (vooral) persoonlijke favoriet Dead Ringers maakten van hem een van de meest intrigerende en verwarring zaaiende regisseurs van zijn generatie. Het zijn films die balanceren op de grens tussen het horrorgenre, de thriller en psychologisch drama, maar ze vertonen dan nog eens een perverse obsessie met geweld, het lichamelijke, en complexe, psychische afwijkingen. Weinig regisseurs hebben zo’n misselijkmakende scènes opgenomen als Cronenberg. Het geweld is nu spaarzaam gedoseerd, maar zelfs tijdens die paar momenten is de hand van de meester herkenbaar. Viggo Mortensen speelt Tom Stall, een brave huisvader die het perfecte familieleventje leidt in smalltown America, tot er op een dag twee zware criminelen binnenwandelen in zijn eethuis. Ze geven meteen te kennen geen brave plannen en scrupules te hebben en net voor het volledig uit de hand loopt, neemt Stall het heft in handen en schakelt de twee uit. In zijn gemeenschap wordt hij beschouwd als een held, maar er worden al snel vragen gesteld over zijn plotse agressie en behendigheid met vuurwapens, zeker als meer verdachte figuren plots in het stadje opduiken. Mortensen speelt zoals steeds een goeie rol (en het was plezant hem nog eens te zien zonder hobbits, elven en dwergen aan z’n zijde), en er zijn goeie bijrollen van Maria Bello, Ed Harris, William Hurt, maar het zijn toch het ritme van de film en de sfeer van ongemak (zowel tijdens de “vredige” scènes als tijdens de explosieve momenten in het tweede deel), typisch Cronenberg, die de film zo intrigerend maken. (4/5)

(161006) The Pipettes / Forward, Russia!

Dit weekend ook nog twee concerten meegepikt. Zaterdag The Pipettes in de Orangerie van de Botanique. Hun passage op Pukkelpop was eerder wat teleurstellend, en vandaar was ik nieuwsgierig naar dit optreden. Zouden ze toch weten indruk te maken met de retropop van We Are The Pipettes, of zou het een tweede lichte teleurstelling worden? Het werd, helaas, het tweede. Het was zeker geen slecht optreden, maar het was ongelijk, met een paar hele goeie songs, maar ook en resem matige, en het was nu niet bepaald iets om opgewonden over te gaan doen. Foto’s en verslag staan intussen op goddeau.(2,5/5)

Gisterenavond opnieuw naar de Botanique getrokken (de Rotonde deze keer), voor Forward, Russia!,de zoveelste postpunksensatie die het kanaal is overgestoken. Ik vond ze op Pukkelpop verrassend goed (waarschijnlijk omdat ik stilaan de hoop had opgegevens dit decennium nog eens zo’n band te zien die we wél langer dan drie songs kon boeien), maar dit concert was nog een pak straffer. Op een klein uurtje speelden ze elf songs met meer variatie, energie en ideeën dan de meeste concurrenten in hun hele carrière aan de dag leggen. Hun stijl is semi-cahotisch, hysterisch en soms benauwend eclectisch,  maar dat wordt gecompenseerd door grenzeloze energie en originele aanpak van ritme, gitaarwerk en songstructuren. Niet meteen een makkelijke band, maar wel een goeie. Rest de vraag hoe lang ze dit kunnen volhouden. (4/5)

NP: Joe Lally – There To Here

 (181006) Calling All Belgian Bands.

Voor de vierde keer organiseert goddeau een demowedstrijd voor aanstormend talent. U speelt in een bandje, of kent iemand die dat doet? Stuur die demo op voor 31/12 en maak kans op aantrekkelijke prijzen en eeuwige roem.

Op diezelfde site: hopen nieuwe artikels, waaronder een verslag van Forward, Russia! en een bespreking van Awesomer (Blood On The Wall, 3,5/5)

NP: De nieuwe Sparklehorse, nog maar eens.

 (301006) John Zorn + Pere Ubu + Sparklehorse.

Anderhalve week zonder update, een mens zou zich bijna vergissen en denken dat ik er een boeiend en gevuld leven op nahoud.

DSC_4242*** Vorige week naar Nancy (Fra) gereden om naar een avondje John Zorn te gaan kijken. De Newyorkse avantgarde/jazz componist/muzikant was op het aandbod van organisator Nancy Jazz Pulsations ingegaan en kreeg een avondje carte blanche in de tent die neergezet was in het prachtge Parc de la Pépinère. We waren te vroeg ter plekke, wat blijkbaar niet zo’n ramp was, want de mochten de tent al binnen terwijl de heren van Painkiller nog bezig waren met hun soundcheck. De affiches die her en der hingen kondigden aan dat het programma om 20.30u zou aanvangen, en rond 1u zou afgerond zijn: eerst een solo performance van John Zorn, daarna (Acoustic) Masada, het kwartet dat in juli op het Blue Note Festival in Gent een optreden gaf dat meteen m’n Top 5 Aller Tijden binnenspurtte, en als afsluiter Painkiller, een driekoppig terreurgezelschap.

Het solo-optreden van Zorn lag in de lijn van de Classic Guide To Strategy-albums, werken waarop het antwoord wordt gegeven op de vraag “Welke geluiden kan je zoal uit een sax halen?” Dat ging van traditionele uithalen, over gepiep, gebrul, gescheur, en alle denkbare technieken en lichaamdelen werden daarbij aangewend: lippen, tong, handen en zelfs een been. De eerste twee stukken schoten van stadgeluiden à la “A Foggy Day” tot vogeltjesgekwetter en tegen de pijngrens aanleunend gegier en terug, voor het derde stukje werd het mondstuk van het instrument gehaald, wat leidde tot een nieuwe kwettersessie waar zelfs een glas water bij te pas kwam. 

Acoustic Masada speelde slechts 50 minuten, en geen bis, maar meer was er dan ook niet voor nodig om me nog maar eens ervan te overtuigen dat dit een van de beste live bands ter wereld is. Masada staat nog steeds voor een hoop troeven die elkaar in een bijna volmaakt evenwicht houden. Ze zijn in staat om de kracht van een potige rockband te ontwikkelen, maar kunnen ook even sierlijk, elegant en delicaat klinken als een pianist die het werk van Satie speelt. De vier (naast Zorn ook trompettist Dave Douglas (nu op bugel), drummer Joey Baron en contrabassist Greg Cohen) beheersen hun instrument haast tot in de perfectie, zijn geschoold in decennia jazzgeschiedenis, en kunnen zondermeer vrituoos genoemd worden, maar toch is het dat bijna kinderlijk enthousiasme, de pure goesting om te spelen die ervan afdruipt, die het allemaal zo aanstekelijk maakt. Met allerhande flitsende wenkbewegingen geeft Zorn tijdens het spelen (vaak zelfs tijdens een eigen solo) aanwijzigingen aan Baron en Cohen, maar de wederzijdse bewondering van alle vier de leden is het hele optreden merkbaar, als ze elkaar opjagen, plagen, aanmoedigen en uitdagen. Elk muzikant krijgt meerdere schittermomenten, maar de show wordt gestolen (en niet voor de eerste keer) door drummer Joey Baron, die het hele optreden door de blik van een kind in een speelgoedwinkel heeft. De man is de tegenpool van saai intellectualisme, en speelt met stokken, brushes en zijn handen.

Afsluiter Painkiller kwam tegemoet aan de verwachtingen, met een hoop donker kabaal. Het optreden was nochtans moeilijk te vergelijken met de muziek op Buried Secrets en Guts Of A Virgin, geschifte platen die death metal en freakjazz samensmelten tot een extremistische noisebarrage. De line-up van Zorn, bassist Bill Laswell en drummr Tatsuya Toshida (Ruins) zorgde voor de nodige decibeloverlast, waarbij vooral het kleurenpalet van Laswells bas opviel. De muziek had ook een pak meer groove dan de albums, met stukken die gedomineerd werden door de motorik van Can en baswerk dat sporen in zich droeg van Laswells dub-projecten. Het optreden was te kort (35 minuten + tweebisnummers, waardoor het totaal op 45 minuten kwam), maar best indrukwekkend, al was het ook wel een beetje een teleurstelling dat het er al op zat om 23.10u.

*** Twee dagen later was het opnieuw prijs met het optreden van het legendarische, nog steeds door voorman David Thomas geleide Pere Ubu. Het optreden vorig jaar in de Brusselse Palace (#3 in m’n concertlijstje van 2005) was uitstekend, maar zal vooral herinnered worden vanwege de kolerieke uitspattingen van Thomas, die gooide met een stoel, bierblikjes en z’n muzikanten (Robert Wheeler in het bijzonder) de ene verwensing na de andere toeschreeuwde. Deze keer was de kolos zowaar in en goede bui al kan het ook te maken gehad hebben met het feit dat hij duidelijk een stuk in z’n patatten had. Thomas bedelde om sigaretten (kreeg ze, beet de filters eraf en pafte ze op), dronk bier en cognac en leek zowaar wat te flirten met het vrouwelijk schoon op de eerste rijen. Veel songs kwamen uit het laatste album (het recent utgebrachte Why I Hate Women – geen uiting van vrouwenhaat, maar een verwijzing naar een onafgewerkte roman van Jim Thompson), en ze verbleekten niet naast oldies als “Modern Dance”, “Final Solution”, en “Non-Alignment Pact”. Uitschieters: “Caroleen”, “Flames Over Nebraska”, “Wheelhouse” en “Dark”, dat ik sindsdien een paar dozijn keer beluisterd hebt. Meer tekst en heel mooie foto’s: hier.

pereubu*** Dreamt For Light Years In The Belly Of A Mountain heet de nieuwe van Sparklehorse. Het maakte onlangs een einde aan een stilte van vijf jaar. Het is zeker geen slechte plaat, maar ik was toch wat teleurgesteld: na vijf jaar verwacht je niet bepaald dat de formule slaafs gevolgd wordt zonder toevoegingen, en je rekent al zeker niet op vier oude songs die nog maar eens uit de kast gehaald worden om een plaat vol te krijgen. De AB was alleszins goedgevuld, en het was duidelijk dat Linkous zelfs bij een abominabele performance ook op een applaus zou kunnen rekenen. De setlist was redelijk vreemd, met vooral de nadruk op het eerste album (7 van de 17 songs), drie van de eropvolgende twee albums en vier van de laatste. Sommige nummers (“Gold Days”, “Spirit Ditch”, “Pig”) klonken prima, andere dan weer wat telerustellend (“Don’t Take My Sunshine Away”, “Gasoline Horseys”). Het was een degelijk optreden, maar het miste intimiteit wanneer het optreden daarom vroeg, en vuur als de vlam stilaan aan het doven was (de onbewogenheid van het publiek tijdens “Someday I Will Treat You Good” sprak boekdelen). Ofwel waren Zorn en Ubu gewoon zo overweldigend dat songschrijver van het kaliber van Linkous nog niet volstaat om hen te doen vergeten. Meer tekst en foto’s (ook van de memorabele opening acts Kria Brekken en Sol Seppy!): ici.

*** Nog leesmateriaal: een tekstje over Zen Arcade van Hüsker Dü, en albumbesprekingen van Coward (Made Out Of Babies) en Dreamt For Light Years In The Belly Of A Mountain (Sparklehorse). (foto’s hierboven door Evy Ottermans: Zorn tijdens soundcheck en David Thomas in action)

NP: Battle of Mice – A Day of Nights

 (301006) J.M.H., Pt. 4 + George Pelecanos.

Op vrijdag 3 november zat het vollen bak zijn in Antwerpen, als in Scheld’apen het nieuwe boek van J.M.H. Berckmans – Je kunt geen twintig zijn op Suikerheuvel – wordt gelanceerd. Er zullen optredens zijn van Jean-Marie Berckmans’ New Tirlemont Experience, Elvis Peeters, Vitalski (ooit nog met Berckmans bezig in Circus Bulderdrang) en Perverted. Ik kan niet gaan. U wel? Bezorg me dan een verslag achteraf!

Ook gelezen: Taxi naar de Boerhaavestraat (1995), waarmee J.M.H. zichzelf definitief laat kennen als de Vlaamse Bukowski. De speelsheid van de eerste verhalenbundels is zo goed als verdwenen. In plaats daarvan: blote uitzichtloosheid, brallende zatlappen en hun verhalen, hun tournées, hun eindeloos geconsumeer, alsook een nieuwe galerij van psychisch gekraakten en hun meedogenloos gefnuikte wereld- en zelfbeeld, hun gebrek aan liefde en aandacht, hun gemis aan substantiële verhoudingen, hun volgescheten oude onderbroeken en bezeikte hemden. Berckmans betreedt een gedachten- en leefwereld die andere auteurs in dit landsgedeelte slechts sporadisch verkennen, en dan nog aarzelend, zonder kennis van zaken, zichzelf een air van street credibility toekennend of sudderend in die eindeloos vermoeiende kutironie. Monotoner dan ooit, met wonderlijke passages die afgewisseld worden met soms onsamenhangend dronkemansgeleuter van de achtrkant van een bierviltje. Taxi naar de Boerhaavestraat is niet het soort boek dat het schopt tot een persoonlijke bijbel, maar wel een geloofwaardig nachtbrakersdagboek met kloten en de geur van verschaald bier, zweet en TV-worstjes van den Aldi.

pelecanosOok gelezen: Soul Circus van George Pelecanos. Na Hell To Pay en Right As Rain het derde boek met het team van PI’s Derek Strange en Terry Quinn als hoofdpersonages. Net als de andere boeken is de setting het hedendaagse, grauwe Washington, D.C. Veel elementen uit het boek – de yin & yang van Strange & Quinn, het hippe taaltje, de klassieke hard-boiled-motieven, de invloed uit popcultuur, etc – zorgen ervoor dat het boek meteen in een traditie past, maar Pelecanos, die ook meewerkte aan HBO-succes The Wire (een reeks die erg aansluit bij deze roman) is een bevlogen stilist die meer dan zomaar een misdaadverhaaltje afhaspelt. In zijn taal zit de groove van de soul & rock classics waar z’n personages naar luisteren, het straatrumoer, de vlam onder de raciale spanningen. Net als collega’s Michael Connolly, Dennis Lehane en Robert Parker staat Pelecanos met één been in de pulp, maar hij weet dit moeiteloos te overstijgen. De eerste Nederlandstalige schrijver die in dit genre het niveau van Pelecanos & Co. haalt moet ik nog tegenkomen (tips steeds welkom). Meer nog: een schrijver als Pelecanos schrijft de meeste van zijn collega’s uit de échte (de goeie!) literatuur op een hoopje.

  

Read Full Post »

%d bloggers liken dit: