Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for augustus, 2007

Walter Mosley – Gone Fishin’

Walter Mosley - Gone Fishin’

Uit: Gone Fishin’ (1997), het zesde deel uit de Easy Rawlins-reeks. Volgens de achterflap was dit het eerste boek dat Mosley ooit schreef, wat verklaart waarom deze beknopte roman (amper 150 pagina’s) zowel chronologisch als stilistisch een buitenbeentje is. Voor het eerst maakt Mosley immers geen sprong voorwaarts in de tijd, maar achterwaarts: het is 1939, en Rawlins en z’n ijskoude maat Mouse zijn nog maar adolescenten die rondhangen in Houston, Texas. Gone Fishin’ is eigenlijk zo makkelijk samen te vatten dat het een novelle lijkt. Centraal staat een verhaal waarop in zowat elk vorig deel werd gealludeerd: Mouse wil met z’n liefje EttaMae trouwen en om het huwelijksfeest te bekostigen gaat hij z’n stiefvader opzoeken en hem vragen de bruidsschat van z’n overleden moeder aan hem te geven. Die stiefvader is natuurlijk een smeerlap van de ergste soort en het verhaal stevent dan ook af op puur drama in Griekse stijl.

Crucialer dan de chronologie is echter de stijl van de roman, die ervoor zorgt dat dit eigenlijk geen misdaadroman meer is, maar een werk met een meer “literaire” inslag. Het boek zit nl. met twee benen in de Southern Gothic sfeer en doet denken aan het werk van Faulkner, de James Baldwin van Go Tell It On The Mountain (vooral door een verwarrende, uitgerekte preek) en soms zelfs aan Beloved van Toni Morrison. Het is geen stadsroman over ex-bajesklanten, hoeren en dievenbendes, maar over primitieve wraak, voodoo, roots en moord. De stijl, die rauwer is dan de vorige romans doet een frisse wind waaien in de reeks, maar zorgt  er tegelijkertijd ook voor dat dit het zwakste deel is van de reeks. Het boekje zit vol met koortsdromen (Rawlins ligt de helft van de 150 pagina’s in bed te ijlen), waardoor het een gepaste mysterieus bayou-sfeertje meekrijgt, maar de symboliek en bij de haren gesleepte motieven (Momma Jo de heks neigt té sterk naar een parodie) liggen te zwaar op de maag en zijn te sterk uitvergroot. Mosley moet en zal duidelijk maken dat dit werk draait om een scharniermoment dat van jongens mannen maakt.

Nergens weet Mosley de  taalvirtuositeit van een Faulkner te bereiken, wat ervoor zorgt dat het eerder doordeweekse proza nu en dan gewoonweg te flets is om zo’n gewichtig verhaal te dragen. Voor liefhebbers van de reeks is het zeker de moeite om eens vast te nemen, maar dan wel pas nadat enkele andere romans erdoor gejaagd zijn, want ik ben er niet van overtuigd dat Gone Fishin’ een niet-ingewijde honger doet krijgen naar meer Mosley. (***)

NP: The Beatles – Help!

The Beatles - Help!

Read Full Post »

Walter Mosley - A Little Yellow Dog

“Alwéér Mosley?” Wel ja, ik hou niet zo van amuse-bouchekes. Als ik iets nieuws leer kennen – hetzij een band, een gerecht, een auteur – en het bevalt me, dan word ik gulzig, dan wil ik meer, dan wil ik het volledige palet geproefd hebben of op z’n minst weten waarover ik het heb als het eens ter sprake zou komen mocht ik iemand tegenkomen die er ook mee vertrouwd is. En omdat de hoofdstedelijke bibliotheek van Brussel zo’n fijne keet is die ervoor zorgt dat ik die boeken allemaal gratis kan lezen… (het downloaden van boeken zal wel nooit zo’n hit worden, zeker?). A Little Yellow Dog (1996) dus, deel vijf uit de Easy Rawlins-reeks. Deel vier, Black Betty, hadden ze niet (kan ik dus niet tegen, zo’n leemte), maar wèl in vertaling, dus die ga ik misschien nog eens meepikken.

Opnieuw een sprong voorwaarts in de tijd, intussen vijftien jaar verder dan Devil In A Blue Dress. Het is november 1963 en Rawlins is het hoofd van de onderhoudsdienst van een school geworden, en leidt een braaf, CD&V-approved bestaan met z’n twee kinderen. Natuurlijk is de vrede van korte duur, want op een ochtend ligt er een lijk op het schoolterrein, en laat het niet de schoonbroer zijn van een collega met wie Rawlins net de dag ervoor van bil ging (op de schoolbanken, yup). En laat de echtgenote van die collega ook niet het loodje leggen. En die collega zelf! Rawlins, die tegen wil en dank opgescheept zit met het keffertje van betreffende collega komt terecht in een onontwarbaar web van intriges en motieven waarbij de drie eerste boeken verbleken. En de keffer heeft ook wat op z’n geweten, het loeder.

Toch is A Little Yellow Dog misschien wel het beste deel van de reeks tot dan toe. Het lijkt alsof Mosley nu pas ècht z’n stem gevonden heeft en de lezer op het verkeerde been kan zetten zonder dat die zich daarover gaat opwinden (af en toe wel het geval bij eerdere delen). De intrige is op, euhm, papier, verder gezocht dan ooit (tot en met drugssmokkel vanuit Europa), maar de parade mogelijke betrokkenen wordt met zoveel verve bij het verhaal betrokken dat je enkel respect kan opbrengen voor Mosley als verhalenverteller en portrettist (is dat een woord?). Ook de innerlijke conflicten van Rawlins werden nooit eerder zo stijlvol ten tonele gevoerd: vanaf de eerste leugen die hij vertelt is de (anti-)held zich bewust van de spiraal van chaos en geweld die zal volgen, maar toch kan hij niet kiezen voor de zekerheid van het besloten gezinsleven.

Mosley schrijft te subtiel, te getemperd, te “cool” om te overdonderen zoals de expressievere Himes dat deed, maar de wereld die hij oproept werd nooit eerder met meer oog voor nuance en detail beschreven, en gekoppeld aan zijn gevoel voor kleurrijke, overtuigende dialogen leidt het tot het soort misdaadroman waar elk mens die al eens het slachtoffer is van z’n driften zich in zal herkennen. Good shit, yo, en Mosley, die kruipt stilaan onder de huid. (****)

NP: Robert Wyatt – “Stay Tuned”, het gewéldig mooie, pijnlijk mooie, openingsnumer uit z’n nieuwe album Comic Opera, dat ik intussen al een keer of vijftien na mekaar gedraaid heb.

Wobbit Wyatt

Read Full Post »

Eddie Murphy – Delirious

Eddie Murphy - Delirious

“I have nightmares about gay people. I have this nightmare that I go to Hollywood, and find out Mr. T is a faggot. Really. And he’d be walking up to people going: [Mr. T voice] “Hey boy, hey boy! Ya look mighty cute in them jeans. Now come on over here… and fuck me up the ass! C’mon. I’m gonna bend over now. Grrr! Aaahh! Hey, boy, slow down, you’re gonna mess around and come too fast. You’ll make me get mad and I’ll clench up my butt cheeks and rip your dick off!”

Een grens tussen goede en slechte smaak valt er niet te bekennen, maar het is een feit dat wie het niet minimum een paar keer uitgiert tijdens het bekijken van Delirious (1983) verplicht moet worden om een dozijn afleveringen van De Zevende Dag bij te wonen (mét aanwezigheid van de Van Rompuys welteverstaan). Het optreden werd opgenomen op het vroege hoogtepunt van Murphy’s carrière, nl. tussen zijn twee beste films, 48 Hours en Beverly Hills Cop (de eerste).

Zelfs een kleine vijfentwintig jaar na release is deze registratie (in verkorte versie ook als album uitgebracht: Comedian) nog potentieel vuurwerk: ondanks zijn walgelijke rode pakje blijven homo’s het ontgelden (hij is zelfs zo gemeen om er AIDS bij te halen),  zijn lid wordt herhaaldelijk bewierookt (“I fuck with everybody”) en Murphy gebruikt in elke zin minstens twee keer “fuck”, “shit” of een variant erop. Het had niet meer dan een platvloerse routine kunnen zijn, maar dat is dan buiten de timing (en hilarische tics) van de dan nog maar 22 jaar oude komiek gerekend.

Hij heeft overduidelijk goed opgelet toen Richard Pryor zijn ding deed (en de intro van de film is dan ook een expliciete verwijzing naar diens magistrale Live In Concert (1978)) en is even bevlogen in het imiteren van sterren (Mr. T, Clint Eastwood, James Brown) en familieleden (zijn dronken vader). Om het niveau van Pryor te halen blijft hij net iets te vaak steken in puur provoceren, maar wie er in slaagt zeventig minuten lang grappig te blijven is een bad-ass mofo. Een mens zou zich gaan voorstellen wat een kerel van dit kaliber zou maken van een eindejaarsconference. (****)

NP: Battle Of Mice – A Day Of Nights

Battle Of Mice - A Day Of Nights

Read Full Post »

De concerten

Het concertseizoen gaat bijna van start en dus wordt het tijd om, in navolging van o.m. Secretly Belgian, een planning op te maken. Die ziet er tot nu toe als volgt uit:

04/09 – Unsane (Trix)

08/09 – High On Fire (Trix)

10/09 – Yo La Tengo (Botanique)

11/09 – The Locust (Recyclart)

17/9 – Willard Grant Conspiracy (N9)

21/09 – Killbots CD-voorstelling (MOD)

28/9 – Tragically Hip (AB)

3/10 – Jeffrey Foucault (AB)

6/10 – NoMeansNo (Lintfabriek)

8/10 – Richard Thompson (AB)

11/10 – Johnny Nemeth & Junior Watson (MOD)

12/10 – Battles (Depot)

16/10 – Jonathan Richman (AB)

20/10 – Nick Lowe (AB), of

20/10 – Sonic City Festival met Todd, Gira, Boredoms (Kreun)

23/10 – God Is An Astronaut (STUK)

24/10 – Radio Birdman (Trix), of

24/10 – Sharon Jones & The Dap-Kings (AB)

3/11 – John Hiatt (AB)

6/11 – Wilco (Koninklijk Circus)

12/11 – The National (AB)

17/11 – Two Gallants (Botanique)

18/11 – Will Johnson (AB)

24/11 – Marc Ribot & Ceramic Dog (AB)

1/12 – Black Engine (4AD)

4/12 – Jesu (Kreun)

13/12 – Laibach (Botanique)

15/12 – Tom Russell (AB)

Er gaan er ongetwijfeld een heel aantal afvallen (en waarschijnlijk ook bijkomen, omdat heel wat concertzalen nog namen zullen toevoegen aan hun agenda), maar idealiter zou ik bovenstaand boeltje graag meepikken. Het wordt vooral afwachten wat het gevolg gaat zijn van de verhuis naar Geraardsbergen. Veelvuldig concertbezoek en opstaan rond 6.15u gaat niet echt goed samen, en aangezien de nieuwe uitvalsbasis niet zo ideaal gelegen is zal de verplaatsing me er waarschijnlijk wel een paar keer van weerhouden uit m’n zetel te kruipen. We zien wel.

En laat het me weten als er iets belangrijks ontbreekt! Ik sta open voor alles, behalve reggae, klakskespunk en Dream Theater.

NP: The Folk Implosion – One Part Lullaby

Fowk Implosjeun

Read Full Post »

Ergernissen (work-in-progress)

Dingen die me ergeren. Enkelen zijn terugkerende favorieten. Anderen zijn recenter. 

  • Zoete parfums. Bezorgen me een zuurstoftekort. En m’n zuurstof is me dierbaar. Ik zei een collega eens dat haar entree op de werkvloer me steeds deed denken aan een explosie in een kauwgomballenfabriek. Ze kon er niet mee lachen.
  • Geen Cucamonga meer op Radio 1. Ik luister zelden nog naar de radio (te veel geleuter, te weinig goede muziek, genoeg CD’s in huis), maar voor Cucamonga maakte ik graag een uitzondering. Geen idee wat de nieuwe programmatie gaat brengen. Wie weet wordt het nog jubelen.
  • Mails die afgesloten worden met “Met beleefde groeten”. Laat dat. Een mail of brief afsluiten met groeten is al beleefd genoeg. En laat de eer aan de lezer om te bepalen wat beleefd is en wat niet.
  • Nog beter: de reflex van iedereen die tewerkgesteld is in de sport/recreatie-sector om mails te ondertekenen met “Met sportieve groeten”. Sportieve groeten? For fuck’s sake, man!
  • Mensen die Jhonny heten i.p.v. Johnny. Dyslexie? Komaan hé, Johnny!
  • Om iemand te quoten: “Waarom is het zo onwaarschijnlijk moeilijk om een zonnebril te vinden waarmee je niet meteen een halfbakken Johnny of een verdwaalde wielertoerist lijkt?”
  • Leeftijdsgenoten (pakweg de categorie 27-35 jaar) die nu al klagen over muziek, en hoeveel beter die in hun tijd (vroege tot midden jaren negentig) wel niet was. Bende tamzakken, open jullie oren.
  • De alomtegenwoordige “ballerina’s”. Alle kleuren, alle maten. Ze zijn niet mooi en niet flatterend. Vervang ze, desnoods door flipflops of laarzen (doen!).

fucking ballerina’s

  • Smart-ass taalverbeteraars. Ik heb geen probleem met verzorgd taalgebruik. Integendeel: ik ben een fan van eloquente zinnen, taalhumor (George Carlin da man), metaforen, virtuoos geleuter, mensen met een indrukwekkende woordenschat. Ik heb wel een hekel aan de manier waarop sommige mensen hun taal verneuken. Dat geldt ook voor mezelf, ik beken. Maar waar ik het echt van op m’n heupen krijg zijn die taalnazi’s die elke kans aangrijpen om een ander te wijzen op spelfouten, zeker als die gemaakt werden in een informele context. Het Kwade zelf: de dt-politie. Ze zouden beter nog wat adjectieven uitvinden.
  • CD- en boekencollecties waar geen zorgvuldig uitgedokterd systeem achter zit.
  • Mensen die te luid eten. Omdat ze constant met hun mond open eten, omdat hun kaken geen isolatie hebben., weet ik veel waarom. Als ik de inhoud van zo’n gevuld geopend bakkes wil zien draai ik me wel om op de pot. Ook: mensen die te luid eten op plaatsen waar dat niet hoort: in de filmzaal, bij de tandarts, op de werkvloer. CRAQUOTTES! DROGE KOFFIEKOEKJES! RIJSTKOEKEN! DES DUIVELSCH!
  • Het politieke circus (alle zenders, alle uren). De aandacht die er aan besteed wordt. De drang van velen om er per sé een mening over te hebben en die ook nog eens kenbaar te maken met alle beschikbare middelen.
  • Rauw witlof. Bah.
  • Volk dat zingt tijdens optredens. Shut the fuck up. Ik ben gekomen (en heb al dan niet betaald) voor de klojo op het podium, niet die ervoor.
  • Pipo’s die m’n zicht belemmeren omdat ze iemand beloofd hebben de hele tijd foto’s te nemen met hun GSM’s (of weet ik veel wat voor gadgets het zijn, alleszins geen camera’s)
  • Aangeklampt worden door mensen die een enquête willen afnemen, een storting voor een goed doel verwachten of me iets anders willen aansmeren. Vooral aan de ingang van de Brusselse bibliotheek is het steeds weer prijs. Gelukkig beheers ik intussen de kunst om ze met een blik weg te jagen.
  • Artiesten die het publiek uitnodigen om mee te zingen of te klappen.
  • Artiesten die iemand uit het publiek op het podium laten komen. Bij hen. De Goden. Zomaar. Als geste aan het plebs.
  • Lawaai in de trein. Nooit op de heenweg (naar Brussel). Wel op de terugweg (naar Geraardsbergen). Alle raampjes open, alle kleppen tateren op volle toeren. De iPod op maximum volume en amper de muziek herkennen.
  • Korte, nietszeggende recensies. Gebrek aan substantie in het algemeen.
  • Me niet kunnen herinneren wat die vijf dozijn andere ergernissen waren. Damn.
  • “’t is nu nie dak ne racist zen, moar…”. Shut the fuck up. Als je zin zo begint ben je dat waarschijnlijk wel, maar heb je gewoon niet de kloten om het toe te geven.
  • Er maar niet toe komen om serieus op zoek te gaan naar een andere job.
  • Venten met sandalen. Alle sandalen. Vergeef het me, het is intuïtief, ik moet het niet aan m’n voeten.

 Groeten,

Het kleinzerig burgermannetje.

 NP: Herbie Mann – At The Village Gate (grrrroovy)

Herbie Mann - At The Village Gate

Read Full Post »

Chester Himes - A Rage In Harlem

Gelezen: A Rage In Harlem van Chester Himes. Ik las dit boek al eens in Nederlandse vertaling een jaar of vijftien geleden. Het was meteen ook een van de eerste keren dat ik in aanraking kwam met Amerikaanse misdaadliteratuur, en dan meerbepaald de hard-boiled/noir variant. Dat subgenre sprak me waarschijnlijk om meerdere redenen aan, maar niet omdat ik zomaar hou van “een spannend boek”. Als je houdt van pageturners die hun aantrekkingskracht volledig moeten hebben van ingenieuze plots en een dosis psychologie, dan blijf je beter bij de Britse school, bij de Ruth Rendells, de Robert Goddards, de Elizabeth Georges (en desnoods de Agatha Christies) van deze wereld. Niets dat daar iets mis mee is (ik heb er verschillende boeken van gelezen en heb er meestal van genoten), maar in die Amerikaanse boeken vond ik meer stilistisch plezier, bravado, humor en kick-ass dialogen. Er zullen er altijd wel zijn die betwisten dat Raymond Chandler, Elmore Leonard, Robert Parker, George Pelecanos, etc, tot de “echte” literatuur (*dijenklets*) behoren, maar de voldoening die ze mij geven volstaat voor mij.

In die boeken zit vaak een viriele virtuositeit en een taaie vitaliteit die volledig eigen is aan het genre. Een manische begeestering. Het is van moeten, niet van kunnen. En dan heb je nog een auteur als James Ellroy, wiens schrijverij ronduit experimenteel en provocerend is. Hijgerige ritmes, elliptische zinnen, slang à volonté, gewrongen, complexe structuren: zijn werken zijn geen “spannende boekjes”, maar bloedrauwe tijdsdocumenten met kloten, inventiviteit en een urgentie die ook de beste rock-‘n-roll kenmerkt, iets dat de Nederlandstalige literatuur met z’n voorkeur voor de muffe introspectie en karikaturaal postmodernisme nog al te zeer ontbeert. Ik wacht nog steeds op een nieuwe stem, een nieuw geluid dat komaf maakt met die oneindige traditie van middelmaat en onder verpletterend gebulder het begin van een nieuw tijdperk aankondigt. Ik wou dat ik het zelf kon, maar daar heb ik te weinig talent voor. Een blog, dat lukt misschien nog. 

Enfin, A Rage In Harlem (eerder verschenen als For Love Of Imabelle in 1957) mag dan wel een verwaarloosbaar boekje zijn met z’n 160 pagina’s, maar het is wel een uitmuntend staaltje misdaadschrijverij van een van de belangrijkste zwarte Amerikaanse auteurs van de vorige eeuw, en de rechtstreekse voorvader van figuren als Walter Mosley. Himes, die begon te schrijven in de gevangenis, kende de misdaadwereld, de bordelen, de clubs en straatverhalen van dichtbij, en dat komt deze adrenalinebom van een boek goed uit. A Rage In Harlem zindert van de eerste tot de laatste pagina, wordt gedreven door een aanstekelijke combinatie van actie en humor, conventionaliteit en een opgestoken middenvinger. De premisse is nochtans allesbehalve origineel: sufkop Jackson wordt 1500 dollar lichter gemaakt door een stelletje oplichters en besluit met de hulp van zijn broer terug te slaan.

De oplichters blijken echter zware jongens te zijn die gezocht worden voor moord in een andere straat en een eerste confrontatie loopt hopeloos (en bloederig) uit de hand (natuurlijk). Meer er zijn nog meer elementen die de wenkbrauwen de lucht in doen gaan. Zo probeert Jacksons broer te overleven door verkleed als non geld af te troggelen van goedgelovige burgers en monden meerdere actiescenes uit in pure carnavaleske splatstick met half afgehakte hoofden en bijlengezwaai. Het gedrag van verschillende personages (flikken Gravedigger Jones en Coffin Ed Johnson) is ronduit surreëel, de humor is in alle opzichten zwart (mét aanwezigheid van begravenisondernemer) en de taal en het verhaal behoorlijk gewaagd voor z’n tijd. Intensiteit is het centrale begrip en het zorgt ervoor dat A Rage In Harlem niet minder dan klassiek spul is. (****1/2) 

Als uitsmijter: m’n persoonlijke Afro-Amerikaanse boeken top 10. Niet dat ik een specialist ben. Maar toch, ga er niet te licht over. #1 staat waarschijnlijk in m’n persoonlijke top 10 (aller tijden en plaatsen en zo). #2 is bijna even fenomenaal. #3 is een van de beste Amerikaanse romans van de laatste 5, 10, 15 jaar (en ik moet ze niet eens allemaal gelezen hebben om dat te weten).

  1. Ralph Ellison – Invisible Man (1952)
  2. Toni Morrison – Beloved (1987)
  3. Edward P. Jones – The Known World (2003)
  4. Ishmael Reed – Flight To Canada (1976)
  5. Toni Morrison – Song Of Solomon (1977)
  6. Richard Wright – Native Son (1940)
  7. Ishmael Reed – Mumbo-Jumbo (1972)
  8. Chester Himes – A Rage In Harlem (1957)
  9. Toni Morrison – Jazz (1992)
  10. Paul Beatty – The White Boy Shuffle (1996)

Voilà. Tips, opmerkingen, klachten en correcties zijn steeds welkom.

NP: Otis Redding – Otis Blue

Read Full Post »

Thuis begint de spanning intussen ondraaglijk te worden. We mogen een week geleden dan wel “officieel” verhuisd zijn (als in: de eerste keer dat we sliepen in die nieuwe slaapkamer), dat wil nog niet zeggen dat het gedoe achter de rug is. Op een paar jaar Brussel vergaart een mens een aanzienlijke hoop rommel en als je zo’n neuroot bent als ik, dan wil je je muziekverzameling niet aan een verhuiswagen toevertrouwen. Dit weekend dan maar de LP’s gaan oppikken (wat een gewicht, wat een rotkarwei, het zijn niet eens zo veel platen!), alsook de muziekinstallatie. Intussen zijn de laatste plinten (die bijbesteld moesten worden) geplaatst in mijn kamer op het tweede verdiep, en kan ik stilaan beginnen denken aan de inkleding. Eerst gaat het zoeken en schuiven worden, want we hebben besloten dat zowat alle boeken en CD’s/LP’s verhuizen naar mijn kamer. Soberheid troef in de living, met enkel 2 schilderijen en de DVD’s. Als de boeken- en CD-kasten, de muziekinstallatie en m’n tafel eenmaal hun plaats hebben gekregen kan ik eindelijk beginnen met het uitpakken van de dozen. Het waren er meer dan vijftig. Ik kijk niet uit naar het rangschikken (en ik ga ongetwijfeld te weinig kastruimte hebben), maar wel naar het eindresultaat. Het appartement bood ruimte, maar die eigen kamer waar ik in alle rust kan plaatjes draaien, lezen, kribbelen en snode plannen bedenken, die ontbrak er nog aan. Nog even.

Geweldig toch, van die triviale huis-, tuin- (hebben we niet!) en keukenonzin! Nu nog een kleine om over te leuteren.

NP: Willard Grant Conspiracy – Let It Roll (voor de eerste twee nummers alleen al het aanschaffen waard)

Willard Grant Conspiracy - Let It Roll

Read Full Post »

Mosley - White Butterfly

Deel drie uit de Easy Rawlins-reeks biedt vooral meer van hetzelfde (maar hey, simpele spaghetti neem ik ook elke dag met kinderlijk enthousiasme in ontvangst). Intussen ben ik als lezer helemaal vertrouwd met Rawlins, die ondanks z’n vele gebreken een geloofwaardige, empathie oproepende  protagonist/klootzak blijft. Met White Butterfly (1992) maakt Mosley opnieuw een sprong in die tijd (drie jaar) en een en ander is intussen veranderd: Rawlins is nl. een family man geworden met een vrouw en twee kinderen. Althans, het is wat hij wil zijn, en het is iets dat hem niet goed af gaat. Hij vertelt zijn echtgenote immers niet dat hij er een leven als welstellend vastgoedbezitter/privé-detective op nahoudt en probeert haar in de waan te laten een simpele conciërge te zijn (zonder succes). 

Deze keer wordt Rawlins opnieuw ingeschakeld door de wet als de politie hem om hulp komt vragen bij de jacht op een seriemoordenaar die party girls afmaakt. De eerste drie slachtoffers waren zwart, maar aangezien de politie in die gemeenschap geen voet aan de grond krijgt is Rawlins hun enige hoop om het spelletje op te lossen. Het is uiteindelijk de dood van een blank danseresje dat de zaak in een stroomversnelling brengt. Het desintegrerende huwelijksleven van Rawlins en zijn toenemende innerlijke chaos verlopen simultaan met de zoektocht naar de seriemoordenaar, een queeste die culmineert in een sterke finale met – tadaa – een onverwachte twist. 

Mosley verandert niets aan z’n formule, maar dat schaadt niet, omdat het nu de continuïteit van de karakters is die de lezer bij de les houdt. Dat White Butterfly ook nog eens de spannendste plot biedt van de eerste drie boeken is een mooi meegenomen bonus. Nergens verrassend en toch is Mosley een kwaliteitsmerk voor volk dat houdt van klassieke noir met socio-kritische saus die genoeg afwijkt van de platgetreden paden om te blijven boeien. Ideale lectuur voor op de trein, heb ik de voorbije week mogen merken. (***1/2)

NP: The Kids – The Kids (voor het eerst in lange tijd – die kloteverhuis heeft me ei zo na geruïneerd – mezelf nog eens verwend en de Anthology (6 CD’s + live-DVD) gekocht)

The Kids - Anthology

Read Full Post »

Walter Mosley - A Red Death

Intussen ook erdoor gejaagd (het voordeel van voorlopig beperkt een computer ter beschikking te hebben): A Red Death (1991), het tweede deel uit de Easy Rawlins-reeks van Walter Mosley. Veel overeenkomsten met Devil In A Blue Dress: ze vallen opnieuw als vliegen, Easy neukt er op los en er komen alweer zoveel nevenpersonages bij kijken dat je je niet kan veroorloven om je gedachten te laten afdwalen. A Red Death begint vijf jaar na het eerste deel. Rawlins is door z’n clandestiene job aardig wat geld gaan stoppen in vastgoed, iets dat hij verborgen houdt voor de buitenwereld. Tot de IRS (belastingsdienst) aan z’n deur komt kloppen en een verklaring eist. Voor Rawlins is dat een nakende ondergang, maar… hij krijgt de kans met een schone lei te beginnen als hij in opdracht van de FBI meewerkt aan een kleine communistenjacht, die al snel ontaardt in en rampscenario en een spoor van bloed, verraad en corruptie achterlaat. 

Deze roman verwijst explicieter naar het politieke en maatschappelijke kader van de Verenigde Staten in de vroege jaren vijftig en bevat enkele sleutelscenes die Mosleys activisme aankondigen. Een goed voorbeeld is een scène waarin Rawlins van een bevriende zwarte autodidact te horen krijgt hoe de zwarten in het plaatje van de commie hunt passen. Het probleem is niet dat ze op de zwarte lijst terecht zullen komen, maar die lijst niet eens nodig hebben: “One day they gonna th’ow that list out, man. They gonna need some movie star or some new bomb an’ they gonna th’ow that list away. Mosta these guys gonna have work again,” he said, then he winked at me. “But you still gonna be a black niggah, Easy. An’ niggah ain’t got no union he could count on, an’ niggah ain’t got no politician gonna work fo’ him. All he got is a do’step t’shit in and a black hand t’wipe his black ass.” Deze vooruitblik vanuit het verleden sluit meteen ook aan bij Mosleys vaststelling dat de zwarte Amerikanen decennia na die jaren vijftig nog steeds niet beschouwd worden als volwaardige burgers. 

Ondanks de grotere nadruk op deze elementen blijft A Red Death eerst en vooral een gedreven misdaadverhaal dat niet hoeft onder te doen voor het debuut, en waarin opnieuw een bijzondere rol is weggelegd voor Easy’s bloedlustige vriend Mouse, een kleurrijk personage dat er enkel boeiender op wordt. (***1/2)

NP: Constantines – Shine A Light

Constantines - Shine A Light

Read Full Post »

DIE HAAAAAAAAAAARD!!!!!

Eerder deze dag nog verwezen naar de moeder aller actiefilms en laat Telenet met het (voorlopig gratis aangeboden) Prime-kanaal de film toch niet aanbieden, zeker? Vijf minuten thuis, en al meteen de zetel in voor Die Hard. Homer Simpson had het niet beter kunnen bedenken. En ja hoor, vijftien jaar na die eerste keer opnieuw volledig mee, van de eerste tot de laatste seconde. Intussen begint het op te vallen dat de prent uit 1988 niet meer zo state of the art is als een kleine twee decennia geleden (en Bruce Willis z’n melkmuil dan!), en dat een actieprent de dag van vandaag een stuk sneller en flashier is, maar toch… can’t beat the original. VT4 en Kanaal 2 toonden al dozijnen, zo niet honderden tweede- en derderangs explosievehikels die de mosterd gingen halen bij deze knaller en toch volledig de mist ingingen.

Het is een prent waar werkelijk niks op aan te merken valt. Okay, de lijst met ‘goofs’ die terug te vinden valt in het IMDB-profiel van de film oogt indrukwekkend, maar zoals Peter De Backer uitgebreid schreef in zijn recensie voor Digg* is deze film op elk niveau een schot in de roos. Regisseur John McTiernan is geen poeet als Kurosawa of verteller als Scorsese, maar slaagt er in de spanning aan te houden voor een kleine twee uur (het duurt even voor de film op gang komt, een zeldzaamheid de dag van vandaag). Bruce Willis is per-fect gecast als rebelse, one-liners rondstrooiende off duty flik, de nevenpersonages (vooral Alan Rickman en Reginald VelJohnson) spelen rollen die hen op het lijf geschreven zijn en de hele film vindt een virtuoos evenwicht tussen actie en humor, bombast en lichtvoetigheid, strakheid en haast amateuristische charme.

Geen voer voor cinefielen op zoek naar – boehoe – meerwaarde, maar een opwindende polka in het kolenkot (of whatever in uw gemeenschap wordt beschouwd als een adrenalinefestijn). Om nog maar te zwijgen van het marcelleke van Willis dat vaker van kleur verandert dan dat er ten huize Boleuzia toch een beetje gespot wordt met Yves ‘waar is m’n monkellachje nu?’ Leterme. (****1/2)

NP: The Rolling Stones – Beggars Banquet

The Rolling Stones - Beggars Banquet

Read Full Post »

Walter Mosley - Devil In A Blue Dress

Gelezen tijdens de verhuis (nee, het laatste woord is er nog niet over gezegd): Devil In A Blue Dress (1990) van Walter Mosley. Waarschijnlijk is dit z’n bekendste boek, al zal dat vooral het gevolg zijn van de (middelmatige) erop gebaseerde film met Denzel Washington van een paar jaar later. Nochtans is dit debuut wel degelijk de moeite, al valt het bezwaarlijk innoverend of opwindend te noemen. Mosley neemt plaats in een traditie van hard-boiled crime fiction, en sluit zowel stilistisch als met een heel pak thematische motieven (een verdwijning, een femme fatale, rokerige jazzclubs, etc) aan bij de blauwdrukken die eerder vastgelegd werden door Raymond Chandler, Dashiell Hammett en Ross MacDonald.

Wat Mosley echter onderscheidt van de concurrentie en wat de roman uiteindelijk ook z’n eigen karakter geeft, is zijn Afro-Amerikaanse identiteit. Er zijn sowieso al weinig zwarte Amerikaanse misdaadschrijvers (al is dat eigenlijk een gok, omdat ik naast Mosley enkel iets van Chester Himes gelezen heb), en schrijven vanuit “the black experience” is eerder ongewoon in misdaadliteratuur. Ironisch genoeg lijkt Devil In A Blue Dress daarmee een voorbode te zijn voor de recente romans van (de blanke) George Pelecanos, die in boeken als Hard Revolution ook terugkeerde naar een tijd van raciale spanningen en een behoorlijk controversieel politiek geladen werkstuk afleverde.

Meer nog dan een roman over een tijdperk (i.c. het naoorlogse Los Angeles) is Devil In A Blue Dress echter een portret van een individu – loner Ezekiel 'Easy' Rawlins - die het illegale circuit in gedwongen wordt en zo tegen wil en dank een private eye wordt. Rawlins is een geloofwaardig, complex personage dat, opgejaagd door een verleden als oorlogsveteraan, zijn Texaanse roots ontvluchtte en met een forse dosis bindingsangst naar het enorme L.A. trok. Net als zoveel (anti-)helden blijkt hij al snel een wandelend rampgebied te zijn. Waar hij ook gaat vallen er doden, wordt hij het slachtoffer van een op dat moment nog erg voelbaar racisme, of komt hij in contact met L.A.’s vuilste gespuis.

Mosley schrijft droog, met de cool van klassieke noir, maar kruidt het met zwarte slang doorspekte dialogen die de stijl en sfeer en gepaste realistische gruizigheid meegeven. De plotwendingen zijn nergens verrassend, maar dat schaadt niet, omdat de waarde van het boek vooral schuilt in de innerlijke conflicten van Easy Rawlins. (***1/2)

Opmerkelijk #1: sinds dit debuut schreef Mosley (die o.m. ook de liner notes schreef bij het verzamelwerk And It’s Deep, Too! van Afro-Amerikaans icoon Richard Pryor) bijna dertig (!) boeken, waaronder een tiental Rawlins-boeken. Indrukwekkend.

Opmerkelijk #2: Mosley houdt van kleurensymboliek: de eerste drie delen - Devil In A Blue Dress, A Red Death en White Butterfly verwijzen naar blauw, rood en wit, de 'Amerikaanse' kleuren. Latere delen zijn o.m. Black Beauty en A Little Yellow Dog.

NP: Spain - She Haunts My Dreams

Spain - She Haunts My Dreams

Read Full Post »

Go Jerry, go go!

Jaren geleden zou ik het nooit voor mogelijk gehouden hebben, maar de voorbije twee jaar ben ik fan geworden van de betere TV-series (afdeling: drama). Redenen:

1) ik kan me eenvoudigweg niet herinneren dat er in het vorige millennium veel te ontdekken viel. Dallas? North & South (dat was gewaagd, jong!)? Okay, Twin Peaks was de maks begin jaren negentig, en sommige afleveringen van The X-Files (maar screw al die mythology-onzin, ja!) waren genietbaar, maar voor de rest? Bleh.

2) m’n vriendin heeft een meer dan gemiddelde fascinatie voor het TV-medium en blijkbaar werkt dat tot op zekere hoogte wel aanstekelijk (een mens kan niet altijd gekluisterd blijven aan die stereo-installatie), want de resem series die de voorbije twee jaar gepasseerd en in huis gehaald zijn, begint stilaan substantieel te worden. The Sopranos, The Wire, The Shield, Six Feet Under, Deadwood en Carnivale overstijgen moeiteloos het aanmodderniveau en kunnen gewoonweg de strijd aangaan met de betere films (op z’n best benadert The Sopranos het Shakespeariaanse gewicht van The Godfather). Meer nog, door hun nadruk op het narratieve element heb je bij deze series met hun overkoepelende verhaallijnen, zorgvuldig uitgewerkte karakters en spitse dialogen en anderzijds het gebrek aan opdringerige muziek, valse emoties en goedkope stunts tenminste het gevoel naar meer dan een reclamespot van 90 minuten te kijken.

Niet al die series zijn even boeiend. Spul als Alias en Buffy, The Vampire Slayer (jaja, bende nerds, ik weet wel dat die tweede superieur is) kunnen me gestolen worden (hoe sneller hoe liever) en ook bij snelle happen als Lost en Prison Break begon de aandacht snel te verslappen, maar toch: zelfs onwaarschijnlijke onzin als 24 en de nieuwe Battlestar Galactica wisten me ervan te overtuigen dat ik het puntje van m’n stoel teruggevonden had.

Jerry, Go!

Momenteel op tv (elke maandagavond, maar dankzij die nieuwe Telenet Digitaal eigenlijk wanneer ik maar wil, bwaha): Jericho, een serie rond een post-apocalyptisch scenario dat nu en dan doet denken aan Stephen Kings The Stand (en dan vooral de verfilming). Ook hier begon het na een aantal afleveringen te dagen dat de bordkartonnen personages weinig uitstaans hebben met nu reeds legendarische personages als Tony Soprano, Ruth Fisher (Six Feet Under) en Al “Cocksucker” Swearengen (Deadwood), maar het is genietbaar op die ‘het-is-vrijdagavond-ik-heb-geen-kloten-te-doen-en-er-is-niks-anders-te-zien’-manier (Die Hard blijft wel de kroon spannen). En zelfs al zou het waardeloze troep zijn, dan nog zou ik kijken, al is het maar om de omroepsters van VT4 week na week opnieuw aan het werk te horen. Want Jericho, dat wordt nu blijkbaar uitgesproken als Jerry, Go!

Uitsmijter: de beste TV-series aller tijden: 1. The Sopranos, 2. The Wire, 3. Deadwood, 4. Six Feet Under, 5. Twin Peaks (seizoen 1). Nummers 2, 3 en 4 durven wel eens van plaats wisselen. Niet dan?

NP: Little Feat – Dixie Chicken (wat.een.plaat.), in ’t bijzonder het door Allen Toussaint gepende “On Your Way Down” (vorig jaar nog te horen op diens collaboratie met Elvis Costello, The River In Reverse)

Little Feat - Dixie Chicken

Read Full Post »

Older Posts »

%d bloggers liken dit: