James Ellroy – Suicide Hill (1985). Derde en laatste deel van de Lloyd Hopkins Trilogy, boeken die, net als Clandestine en Brown’s Requiem, al laten voelen dat Ellroy geen doorsnee misdaadauteur is, maar nog niet opmerkelijk genoeg zijn om te kunnen spreken van uitzonderlijke werken. Na Suicide Hill zou nog een tussendoortje volgen (het eigenaardige Killer On The Road), waarna Ellroy uiteindelijk zou uithalen met zijn geweldige L.A. Quartet (The Black, Dahlia, The Big Nowhere, L.A. Confidential en White Jazz), stuk voor stuk uitstekende tot fantastische romans die tot de top van het genre horen. Alhoewel, je kan je eigenlijk de vraag stellen of Ellroy nog wel een misdaadauteur is, aangezien zijn boeken zo veel meer te bieden hebben dan die van zijn collega’s. Doorheen het kwartet zie je hem verder en verder wegdrijven van het klassiek-gestileerde misdaadmodel en stilistisch buiten de lijntjes kleuren, iets wat uiteindelijk de aanloop werd naar American Tabloid, waarin hij zijn obsessie voor politieke geschiedenis, complottheorieën en gewelddadige taalbommen kon tentoonspreiden. VervolgThe Cold Six Thousand verscheen intussen al zeven jaar geleden. Zo lang wacht ik al op Blood’s A Rover (deel #3 van de American Underworld Trilogy), waarvan de publicatie opnieuw (voor het derde jaar op rij) werd uitgesteld naar de herfst van 2009. Maar Suicide Hill? Een recht-voor-de-raapse suspense novel, met een wat schamel uitgewerkte antiheld (in het voorwoord bij de omnibusversie geeft Ellroy zelf toe dat hij nog een lange weg te gaan had voor hij de kwaliteit van bvb. Thomas Harris’ Red Dragon, de ophefmakendste misdaadroman van zijn tijd, zou kunnen bereiken) en opnieuw wat zwart/wit psychologie die in latere werken plaats zou ruimen voor beter uitgewerkte, perverse pathologieën. (***)
U krijgt er de favorietenlijst bovenop: 1. American Tabloid, 2. The Big Nowhere, 3. My Dark Places (autobiografie), 4. The Cold 6000, 5. L.A. Confidential
Jerry Stahl – I, Fatty (2004). Als je iets over Stahl te lezen krijgt, dan wordt Hubert Selby, Jr. doorgaans ook vermeld. Die laatste was zo’n beetje Stahls mentor en de stilistische en filosofische overeenkomsten tussen hun oevre lijken dan ook gelijklopend. Het leven is een hel en voor het bestaan aan de zelfkant van de maatschappij geldt dat dubbel. En toch, toch is I, Fatty een van de plezantste boeken die ik dit jaar las; een vlot geschreven, grappig, meeslepend werk dat je alleman wil aanraden (bij deze). I, Fatty is de fictieve autobiografie van Roscoe ‘Fatty’ Arbuckle (1887-1933). Intussen is de man bijna volledig vergeten, maar hij was een van de grootste helden van de stille film en naar verluidt de eerste acteur die een miljoen dollar op een jaar verdiende. In die begindagen van Mack Sennett en Keystone (rond 1915) was het ook Arbuckle die ervoor zorgde dat zowel Buster Keaton als Charlie Chaplin nieuwe kansen aangeboden kregen en vervolgens zouden uitgroeien tot iconen van de Amerikaanse film. Met Arbuckle, een dikke kolos met een opmerkelijke lenigheid, en eigenlijk ook de uitvinder van het slagroomtaartengevecht, had het eigenlijk net zo kunnen vergaan, ware het niet dat zijn carrière begin jaren ’20 geruïneerd werd door een gemediatiseerd schandaal dat van hem een verschoppeling zou maken tot het einde van zijn leven. Tijdens een uit de hand gelopen feestje zou Arbuckle een vrouw verkracht hebben, wat haar dood zou betekenen (door zijn enorme gewicht zou haar blaas gescheurd zijn). Op z’n minst opmerkelijk, want volgens Stahl zou Arbuckle impotent geweest zijn. Er kwamen drie processen van, en pas bij het derde zou Arbuckle vrijgesproken worden en eerherstel krijgen. Er was echer onherstelbare schade aangericht. Jarenlang werden zijn films nergens getoond en kon hij zich niet vertonen om toch niet uitgejoeld te worden als pervert. In I, Fatty schildert Stahl een prachtig en tragisch portret van een man die sukkelde met z’n gewicht, drank, drugs en vrouwen, maar steeds z’n waardigheid wist te behouden. Het is een aandoenlijk, empathisch portret dat vol zelfspot zit, een mooi beeld van de filmindustrie uit de beginjaren schetst en leest met de vaart van een misdaadroman. En hey, Johnny Depp is fan van het boek! (****)
NP: Steve Lehman – Demian As Posthuman