Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for december, 2008

Alstublieft, op wat minder tureluut gedoe.

Read Full Post »

freddiehubbard

  • Jazzmuzikant Freddie Hubbard (°1938) is gisteren overleden. Hij was niet enkel een van de beste nieuwe trompettisten van de jaren zestig (samen met Lee Morgan en een handvol anderen), een van de virtuozen die verder bouwden op het voorbereidende werk van o.m. Fats Navarro en Clifford Bown, maar hij was ook regelmatig te horen op legendarische albums van andere jazzgroten, zoals Out To Lunch! (Eric Dolphy), Free Jazz (Ornette Coleman), Ascension (John Coltrane), Maiden Voyage (Herbie Hancock). Hoewel drie van deze vier albums te situeren zijn in de richting van de free jazz of het experiment, vond ik Hubbard vooral virtuoos als hardbop-trompettist. Platen als Hub-Tones en Breaking Point hebben mij alleszins al heel wat vreugde bezorgd.
  • Buurman Guido De Padt, die een paar huizen verderop woont, is sinds vandaag minister van binnenlandse zaken. Ik reken binnenkort op een gratis BBQ, Guido. Alles erop en eraan, maak er een bourgondisch festijn van! En misschien is dhr. Leterme wel beschikbaar om het geheel op te fleuren in clownspak!
  • Ik ben er ei zo na in geslaagd de voorbije week én de komende dagen volledig verplichtingsvrij te houden. Geen feestjes, geen familietoestanden, geen gedoe, geen gehaast, geen moeten. Je kot met deze dagen niet uitkomen, tof is dat!
  • Ik merk dat ik het niet meer kan opbrengen om te kijken naar De slimste mens ter wereld. Ik wijt het aan de oneindige stroom ingestudeerde plezanteriën, de guitig-baldadige presenteerstijl waar ik intussen echt wel m’n bekomst van heb gehad, en het al te zelfbewuste sfeertje dat ik vaag meen te ruiken. Nochtans zijn de boekjes en nieuwssites weer duchtig aan het herkauwen en nieuwe BV’s de nodige aandacht aan het schenken. De Pappenheimers, nog van dat, al deed die kameraderie-mét-smaak een paar seizoenen geleden al m’n tenen krullen. Qua Vlaamse programma’s blijft het dezer dagen dus bij Het Journaal en Man Bijt Hond. En Thuis (de samenvatting) natuurlijk.
  • Aangenaam verrast door Nederlands cabaretier Micha Wertheim, wiens Micha Wertheim voor gevorderden ik een paar dagen geleden op tv zag. Het is geen Theo Maassen, maar dat is niemand in dit taalgebied. Ook Geert Hoste niet.
  • Ik hoop de komende paar dagen een lijstje met m’n favoriete platen van 2008, voorzien van uitvoerige commentaar, te kunnen leveren.
  • Het was gisterenmorgen 5°C in onze keuken. Vanochtend 6°C. Hier worden nieuwe snelheidsrecords in het boterhammen smeren gebroken.
  • Vanavond eet ik spaghetti (een ‘ordinaire’ bolognaise). Normaal is dat de traditie op oudejaarsavond, maar hey, m’n autisme kent z’n grenzen.
  • Above Our Heads The Sky Splits Open (een postrocktitel voor een plaat die weinig te maken heeft met het uitgemolkenste aller genres) van de eerder dit jaar overleden Steve Harris (niet die van Iron Maiden) & Zaum was hier de laatste aankoop.
  • Probeer 2008 heelhuids af te ronden!

NP: Robert Wyatt – Ruth Is Stranger Than Richard

Read Full Post »

masada1

In 2008 bijzonder weinig concerten gezien. Ik heb alle festivals aan me voorbij laten gaan (wel spijt dat ik Jazz Brugge en stukken van Dour gemist heb, net als een hele hoop veelbelovende affiches in The Pit’s, de 4AD, Récyclart, Trix en vele andere clubs), weiger nog steeds de megabunkers te betreden (al had ik wel een uitzondering gemaakt voor AC/DC, maar het mocht niet zijn) en kijk steeds meer op tegen al dat gedoe, dat gewurm, dat opgeklopte sfeertje in de bekende concertzalen. De concertpromotoren hebben meer dan ooit hun handen vol, het aanbod barst uit z’n voegen, platen kopen wordt door meer en meer mensen vervangen door concertbezoek (waardoor meer en meer evenementen belachelijk vroeg uitverkopen), en bijgevolg worden zaaltjes meer en meer bevolkt door gepeupel dat er is om erbij te kunnen zijn. Of zomaar. Geen idee. En dat gepeupel moet dat ook laten horen. Ach. Ik ben een ouwe zeur geworden.

Weinig concerten dus, maar wel een paar keer een enorm pak slaag gekregen. Om, Pelican, Amenra, Bettye LaVette en Torche waren degelijk ofwel bevestigden ze wat ik al wist. Het optreden van Stacey Earle en Mark Stuart in club Toogenblik was vooral heel gezellig. Solenoid en Sardonis, volk uit eigen stal, zag ik steeds beter worden op een podium. De echte hoogtepunten van 2008 waren echter:

masadasevilla1. Masada – 22/06, CC Luchtbal, Antwerpen. Het was m’n vijfde of zesde keer, en ik wist dus waar ik me aan mocht verwachten, maar toch was dat opnieuw een nucleaire explosie. Niets evenaart de eerste keer dat je ze aan het werk ziet, en het was ook niet van het niveau van de overrompeling op het Blue Note Festival twee jaar geleden, maar ik weet het intussen wel zeker: Masada is de absolute top, een perfect geoliede jazzmachine, die swingt en wervelt, slaat en zalft, uithaalt met de energie van een rockband en speelt met een aanstekelijkheid die onweerstaanbaar is. Wie drummer Joey Baron live aan het werk ziet, zal dat nooit meer vergeten. Masada zien is een lesje in nederigheid. Als je daags na het optreden enkel albums van Masada oplegt, omdat al het andere eenvoudigweg verbleekt bij de ervaring die je mocht meemaken, dan weet je dat je iets onbetaalbaar overkomen is. (*****)

oxbow2. Oxbow – 11/7, Récyclart, Brussel. Oxbow is een van de meest unieke bands van deze tijd, één van de weinige die daadwerkelijk zijn eigen plaats in het rockspectrum verworven heeft en het spel enkel volgens zijn eigen regels speelt. Hun recentste album The Narcotic Story, dat vorig jaar verscheen, kocht ik pas dit jaar en het werd het meest gedraaide album van 2008 ten Huize Boleuzia. Een ontwrichte bluesplaat met de allure van een uit de hand gelopen psychotherapie. Frontman Eugene Robinson bromt en miljaart en jankt en huilt als een bezetene barokke verhalen die hun voedingsbodem niet meer in deze wereld lijken te hebben. Live was de verbijstering nog groter: Oxbow speelde contraire, lijfelijke, dierlijke rock en is een van de weinige bands die me nog kan drijven tot een “What the fuck?”. Groots. (*****)

globeunitytorchestra3. Globe Unity Orchestra – 27/9, Pand ‘Koloniale Waren,’ Hasselt. Free jazz-instituut, dat opgericht werd door pianist Alexander Von Schlippenbach in de mid-60s. Grondleggers van de collectieve improvisatie in de Europese geïmproviseerde muziek, met een regelmatig wisselende, internationale bezetting van zwaargewichten uit de free jazz en avant-garde. In Hasselt: 2 drummers, een pianist en acht blazers (tenor sax, alt sax, basklarinet, flügelhorn, 2 trombones, 2 trompetten). Het ging er bij momenten verschrikkelijk hectisch aan toe, maar beide sets kenden niettemin schwung, doelgerichtheid, humor (!), extase en fantastische interactie. En basklarinettist Rudi Mahall – de sound van Eric Dolphy, de dansbewegingen van een bezopen halvegare en de outfit van een Franse 70’s porno-acteur – was de excentriekste van het jaar. Opnieuw eentje voor de annalen. Recensie. (*****)

brotzmannfullblast4. Peter Brötzmann, Michael Wertmüller & Marino Pliakas – 11/1, De Werf, Brugge. Zoals ik het op deze blog verwoordde: “(…)wat ze lieten kijken/horen – zo’n arsenaal aan geluiden en stijlen, zo’n flexibiliteit en kracht – was ronduit verbijsterend. Uiteindelijk werd de show echter gedomineerd door de zesenzestigjarige saxofonist die nog altijd speelt als een kolos in de, euh, fleur van zijn leven en met een longinhoud die Frederik Deburghgraeve met het schaamrood op de kaken de coulissen in jaagt. Het was als het beste punkoptreden in jaren dat je zag, maar dan met muzikanten die net een stapje of drie verder kunnen gaan.” (****1/2)

brotzmannmachinegun5. Peter Brötzmann, Toshinori Kondo, Paal Nilssen-Love & Massimo Pupillo – 5/9, Kunstencentrum België, Hasselt. Op papier een nog sterkere line-up dan het andere concert, maar vergelijkbaar van niveau. Opnieuw veel krachtpatserijen, oorverdovende uitbarstingen en zinderende activiteit. Wat een vitaliteit! De show werd echter gestolen door de haast etherische bijdragen van trompettist Kondo, die met elektronische manipulaties Miles Davis en futuristische excursies naar het onbekende combineerde. Recensie. (****1/2)

johnnydowddrunkardsmasterpiece6. Johnny Dowd – 2/5, N9, Eeklo. Ik zag Johnny Dowd een paar keer in de AB Club, in een cultureel centrum in Mechelen, in zijn eigen hometown Ithaca, in de Brusselse Botanique, in het Lintfabriek, met Hellwood en dit jaar in het landelijke Eeklo. Niet al die concerten waren even goed (in de Botanique was het al te bezopen), maar het ging er elke keer anders aan toe. De verwrongen, jazzy koers van dit laatste concert was duidelijk niet aan iedereen besteed, maar opnieuw kon ik me enkel afvragen wie in godsnaam zo’n muziek maakt. Van een man die debuteert als hij de vijftig nadert verwacht je vooral traditionele liedjes. Dowd begon bij lo-fi blues en kwam, een stuk of zeven albums later, via rock, country, funk, spoken word onzin en allerhande mutaties terecht bij een hoogstpersoonlijke muziekvorm die maar blijft boeien. Recensie. (****1/2)

harveymilklifethebestgameintown7. Harvey Milk – 11/7, Récyclart, Brussel. Als ik dit lijstje overloop, dan besef ik wel dat ik dit jaar vooral ben gaan kijken naar muzikanten die buiten de lijntjes kleuren, die provocerende, moeilijke en zelfs lelijke muziek maken. Ik begrijp niet wat het probleem is met lelijke muziek. Als je een blik werpt op de eindejaarslijstjs rond je, dan moet je ook keer op keer vaststellen dat muziek traditioneel en/of mooi moet zijn, ‘schoon’, ‘verstillend’, de oren moet strelen, dat pathos en drama het goed blijven doen, dat wegdromen de boodschap is. Ik hou ook van mooie muziek, maar soms heb ik behoefte aan iets anders. Aan avontuur, revolte, lelijkheid, rauwheid, snelheid, experiment, walging en karakter. Concreter: een stamp in de kloten. Een reality check die toch het alledaagse overstijgt. En dat is niet hetzelfde als agressie (wat ook een bonus kan zijn). Kunst moet niet mooi zijn of behagen om voor een waardevolle ervaring te zorgen. Muziek ook niet, of je het nu beschouwt als kunst of niet. Het is de ervaring die telt, en niet de mate waarin het beantwoordt aan beperkende schoonheidsidealen. Toch blijft tegendraadsheid voor velen een hindernis bij de appreciatie van een werk, wordt het bij voorbaat al een investering van de potentiële luisteraar ontzegd. Waar dit vandaan komt, geen idee, het zou me nu te ver leiden om er een antwoord of verklaring voor te vinden (als die al te vinden is). Ik zal er maar van uit gaan dat de gemiddelde mens gewoon niet houdt van de confrontatie met het onbekende of ongewenste. Voorgekauwde pap slurpen vergt nu eenmaal minder inspanning, plus je hebt meteen een gemeenschappelijk gespreksonderwerp. Ik heb daar best begrip voor. Ik hou zelf ook van klassieke en moderne pop, van country, mainstream jazz, blues, soul, minimalisme, thrash metal en oerklassieke rock-‘-roll (m’n #1 album van het jaar kon amper nog traditioneler zijn), maar ik heb nu en dan m’n kicks nodig. En die vind ik niet bij de hypes van de week, want dat zijn doorgaans de pakjes van vorig jaar met een ander strikje rond. Harvey Milk past wél in dat plaatje. Hun Life… The Best Game In Town is wat mij betreft een van de platen van het jaar, een kolossale, nihilistische bulldozer die voortkruipt met een spectaculair gewicht en lak aan conventies. Het is hondslelijk, het heeft amper aanknopingspunten met wat deze dagen voor opwindende rock-‘n-roll moet doorgaan, maar het houdt je tenminste in een wurggreep die verboden is in het Grieks-Romeins worstelen, 10 songs lang, en laat horen dat het ook anders kan. Live: idem. Niet alle bands verworden tot een lachwekkend bordeel zoals die Kings Of Leon. (****)

Dit terzijde. Het is nu eenmaal ontgoochelend om zo veel weelde verloren te zien gaan terwijl amper nog moeite gedaan wordt om te ontdekken.

NP: The Flamin’ Groovies – Teenage Head

(foto: Dave Douglas & John Zorn (Masada) @ Blue Note Festival, Gent 2006 – © Bruno Bollaert)

Read Full Post »

Naar aanleiding van de Spielberg Special op Digg* ook eens werk gemaakt van een eigen lijstje:

1. Schindler’s List (1993)

2. E.T. (1982)

3. Munich (2005)

4. Jaws (1975)

5. Duel (1971)

6. Raiders Of The Lost Ark (1981)

7. Saving Private Ryan (1998)

8. Indiana Jones & The Last Crusade (1989)

9. Minority Report (2002)

10. Jurassic Park (1993)

11. The Sugarland Express (1974)

12. Close Encounters Of The Third Kind (1977)

13. Amistad (1997)

14. War Of The Worlds (2005)

15. Indiana Jones & The Temple Of Doom (1984)

16. A.I. (2001)

17. Catch Me If You Can (2002)

18. Empire Of The Sun (1987)

19. The Color Purple (1985)

20. The Lost World: Jurassic Park (1997)

21. Hook (1991)

22. Always (1989)

23. 1941 (1979)

Al bij al vrij traditioneel, vermoed ik. Niet gezien: The Terminal (2004), Indiana Jones & The Kingdom Of The Crystal Skull (2008). #1-5 zijn volbloed klassiekers. #6 en 7 net niet. #8 en 9 zijn uitstekend entertainment. #10-16 zijn prima filmpjes (al zal #12 voor velen de Top 3 halen). #17-20 vond ik zwak. #21-23 heb ik met moeite kunnen uitkijken. Straf dat Schindler’s List en Jurassic Park (kunnen twee films meer van elkaar verschillen?) in hetzelfde jaar verschenen. Net als Munich en War Of The Worlds.

NP: Hüsker Dü – Zen Arcade

Read Full Post »

datumlozedagenOpnieuw: de beste boeken die ik dit jaar las. Ik las slechts een handvol boeken dat ook dit jaar uitgebracht werd. Het toeval wil dat ik op dit ogenblik exact 100 boeken heb gelezen sinds 1 januari. Dat is waarschijnlijk het hoogste cijfer van de laatste vijf jaar, maar het ligt nog steeds aanzienlijk lager dan 10-15 jaar geleden, toen ik dagen van 36 uur leek te hebben. 20 van de 100 zijn misdaadromans (2 stuks belandden in de Top 20), 13 hebben iets met muziek te maken, 10 boeken werden geschreven door Nederlandstalige auteurs, 7 zijn jeugdboeken, 1 is een kleuterboek. 3 boeken las ik voor een tweede of derde keer.

De top 20:

  • Jeroen Brouwers – Datumloze dagen (2007)
  • Siri Hustvedt- What I Loved (2002)
  • A.F.Th. van der Heijden – Het Hof van Barmhartigheid (1996)
  • Christopher Coake – We’re In Trouble (2005)
  • Walter Mosley – The Man In My Basement (2004)
  • Ian Rankin – The Naming Of The Dead (2006)
  • John Burnside – The Dumb House (1997)
  • Hubert Selby Jr. – Waiting Period (2002)
  • Jerry Stahl – I, Fatty (2004)
  • Pete Dexter – Brotherly Love (1991)
  • Willy Vlautin – The Motel Life (2007)
  • Haruki Murakami – Norwegian Wood (1987)
  • Mark Andersen & Mark Jenkins – Dance Of Days: Two decades Of Punk In The Nation’s Capital (2003)
  • Tim O’Brien – In The Lake Of The Woods (1994)
  • David Mitchell – Cloud Atlas (2004)
  • James Frey –  A Million Little Pieces (2003)
  • George Pelecanos – The Sweet Forever (1998)
  • Richard Cook – Blue Note Records: The Biography (2003)
  • A.F.Th. van der Heijden – Onder het plaveisel het moeras (1996)
  • José Saramago – Het verzuim van de dood (2005)

Kortom: 12 Amerikanen, 4 Britten, 2 Nederlanders (waarvan 1 een halve Belg is en de andere 2 maal de Top 20 haalde), 1 Japanner en 1 Portugees.

NP: John Zorn – The Crucible

Read Full Post »

americanmovie1Of neen: de beste films die ik zag in 2008. Ik ben dit jaar namelijk geen enkele keer in de filmzaal geraakt. Oorzaken? Omstandigheden, het gebrek aan een goeie cinema in de buurt, dat hele gedoe dat er bij komt kijken (op tijd vertrekken, parkeren, aanschuiven, ellendige lawaaimakers in je buurt (mensen tout court?), de rit terug,…). Het is dit jaar gebleven bij films op tv en DVD. Het waren er wel redelijk wat, en dit zijn de beste tien die ik dit jaar zag (voor het eerst, want Braindead, The Conversation, A Night At The Opera, Dirty Harry en Police Academy VIII kunnen niet elk jaar in die lijst staan):

  • American Movie (1999), van Chris Smith
  • Capturing The Friedmans (2003), van Andrew Jarecki
  • Cidade de Deus (2002), van Fernando Mereilles
  • Das Leben der Anderen (2006), van Florian Henckel Von Donnersmarck
  • No Country For Old Men (2007), van Joel & Ethan Coen
  • 4 Months, 3 Weeks & 2 Days (2007), van Cristian Mungiu
  • Sympathy For Lady Vengeance (2005), van Chan-Wook Park
  • Requiem (2006), van Hans-Christian Schmid
  • Snow Cake (2006) , van Mark Evans
  • Eastern Promises (2007), van David Cronenberg

Ook heel graag gezien: HUBERT SELBY JR.: It/ll Be Better Tomorrow, Michael Clayton, 3:10 To Yuma, Stranger Than Fiction, Jesus Camp, The Dark Knight, Letters From Iwo Jima, Syriana, Clean, Punch Drunk Love, The History Boys, The Last King of Scotland, Wattstax, American Gangster, The Departed, The Three Burials Of Melquiades Estrada, Little Miss Sunshine, Bombon El Perro, Capote, Interview en Thank You For Smoking.

Hard gelachen met Shortbus en John Rambo.

Loft gemist!

De beste series die ik zag:

  • The Wire – Season 4
  • The Wire – Season 5
  • The Staircase (or.: Soupçons)
  • The Shield – Season 5
  • The Shield – Season 6

Verder benieuwd naar Green Wing: Series 1 en Flight Of The Conchords (liggen klaar) en True Blood (dat nog niet verkrijgbaar is).

Morgen: BOEKEN!

NP: The Vandermark 5 – Beat Reader

Read Full Post »

haydenEenvoudige singer-songwriter folkpop is soms voldoende. In Field &  Town is niet zo ingetogen als vorig album Elk Lake Serenade, maar wel van hetzelfde niveau. Een van de verantwoordelijken voor de stilte de voorbije dagen. Ook nog gekeken naar Calvaire, In Bruges, The Dark Knight en Fantômas/Melvins: Live From London (later meer), gelezen in David Mitchells Cloud Atlas (groeier), terug aan het recenseren geslagen (stilletjes), bijgeslapen, vergaderd, ge-meet, het Limburgse familiefront bezocht, een beetje zitten rouwen om het heengaan van Horst Tappert en geworsteld met waterschaarste (no fun).

NP: Hayden – In Field & Town

Read Full Post »

itllbebettertomorrowDocumentaire over Hubert “Cubby” Selby, Jr. (1928-2004) van Michael W. Dean en Kenneth Shiffrin, uit 2005. Zijn debuutroman Last Exit To Brooklyn (1964) reken ik nog steeds tot de 10-20 beste boeken die ik ooit las. Het is een compromisloze woordenstorm, een godsgruwelijk portret van marginale, gedesillusioneerde, gewelddadige figuren die de Amerikaanse droom volledig binnenstebuiten keren. De aanpak is hard en ontnuchterend, maar onder alle ellende en vaak bijna ondoordringbare taalvirtuositeit zit ook een pak mededogen dat de strijd met de woede blijft aangaan. Zoals in de documentaire wordt aangegeven bekleedt Selby een bijzondere positie in de Amerikaanse literatuur. Hij werd door een beperkt publiek en veel generatiegenoten op handen gedragen, maar is vaak een afwezige in anthologieën en overzichten (net als die andere schandaalschrijver, Henry Miller). De publicatie van het boek zorgde in Engeland voor een sterk gemediatiseerde rechtszaak, maar die stond niet in verhouding tot het krediet dat hij kreeg. Oorzaak is waarschijnlijk dat het gewoonweg too much was. In Europa bestond er een groot publiek voor, in Amerika (“the Happiness-machine”, zoals iemand het beschrijft) kon daar geen sprake van zijn. Het was pas na de verfilming van Last Exit, en vooral na het kritisch succes van de Requiem For A Dream dat de bredere erkenning vorm kreeg.

It/ll Be Better Tomorrow probeert in 75 minuten een totaalbeeld te geven van de auteur, door biografische informatie, interviewfragmenten met de auteur en gesprekken met heel wat vrienden en collega-auteurs te verzamelen. Zo zijn er bijdragen van schrijvers Gilbert Sorrentino, Nick Tosches, Richard Price, Jerry Stahl en Amiri Baraka; regisseurs Darren Aronofsky (Requiem For A Dream), Uli Edel (Last Exit To Brooklyn) en Nicolas Winding Refn (Fear X); acteurs Ellen Burstyn en Jared Leto; muzikanten Lou Reed en Henry Rollins, en heel wat anderen. Stuk voor stuk getuigen ze over de immense invloed die Selby uitoefende, een invloed die verder reikte dan het puur literaire. Ook daar wordt echter tijd aan besteed: Selby’s proza was uiterst persoonlijk, wild poëtisch en werd terecht vaak vergeleken met de zwierende bebop-ritmes. Hij wist als geen ander de taal en het ritme van de straat vast te leggen en lapte daarbij conventies aan z’n laars: zijn gebruik van leestekens ( verving hij door /), alinea’s/witregels (of de afwezigheid ervan) en hoofdletters was uniek en is zelfs duidelijk na één blik op eender welke pagina uit een van z’n boeken.

Komen ook aan bod: zijn invloed op popcultuur (The Simpsons), medewerking aan de verfilmingen van zijn boeken, zijn docentschap, geleidelijke erkenning en, uiteindelijk, de bescheiden triomf die hem aan het einde van zijn leven wachtte. Het resultaat is een intrigerend en bondig (uiteindelijk komen de latere romans niet concreet aan bod), maar ook behoorlijk compleet portret van een markant figuur in de moderne (Amerikaanse) literatuur. De man had alles tegen: hij verloor enkele ribben en een long na de tweede wereldoorlog, kampte met drank, drugs, huwelijksproblemen, armoede en onverschilligheid vanwege het literaire establisment, maar hij behield zijn waardigheid door de tweede helft van zijn leven uit te groeien tot een inspiratiebron voor velen. Wie hem nog niet kent en ook maar de kleinste interesse heeft in 20e eeuwse Amerikaanse literatuur, die MOET Last Exit To Brooklyn ooit gelezen hebben (en niet in vertaling als het even kan), en als dat blijft hangen, dan is deze It/ll Be Better Tomorrow zeker een aanrader. Helaas is de DVD enkel te krijgen in Regio Code 1 (Noord-Amerika) en als bonus-DVD bij een UK-versie van Requiem For a Dream.

Als bonus krijg je er nog audio-materiaal bij: vier interviews, waarvan stukken in de documentaire terecht zijn gekomen. Vooral het interview met Selby uit 2003 is memorabel, al is het maar vanwege dat sinister aanwezige beademingstoestel. (****)

“Being an artist doesn’t take much, just everything you got. Which means, of course, that as the process is giving you life, it is also bringing you closer to death. But it’s no big deal. They are one in the same and cannot be avoided or denied. So when I totally embrace this process, this life/death, and abandon myself to it, I transcend all this meaningless gibberish and hang out with the gods. It seems to me that that is worth the price of admission.”


Website over de film

NP: Jackie McLean – Right Now!

Read Full Post »

vontill1

’t Is er het weer voor.

Read Full Post »

americanmovie

Ook nog wat films gezien:

  • The Kingdom (**) van ene Peter Berg (en niet van Lars Von Trier). Glimmende politieke actiethriller met Jamie Foxx, Jennifer Garner en Chris Cooper. Een team FBI-agenten trekt naar het Midden-Oosten om een bomaanslag op te lossen. Behoorlijk spannend begin, maar gaandeweg verzandt de film in steeds belachelijker wordende onzin.
  • American Movie (*****). Documentaire uit 1999 van Chris Smith over amateur-filmmaker Mark Borchardt, die een paar jaar wordt gevolgd in de voorbereiding en het maken van zijn kortfilm. Hallucinant, hilarisch en ontroerend portret van een outcast met meer ambitie dan talent. Machtig portret van de onderbuik van de VS, de behoefte aan een persoonlijke American Dream, met enkele onvergetelijke scènes. Van het niveau van Capturing The Friedmans en The Staircase (Soupçons). Helaas enkel verkrijgbaar in Region Code 1 DVD.
  • The Man Without A Past (***1/2) van Aki Kaurismäki. Een man komt per trein aan in Helsinki, waar hij zo’n pak rammel krijgt dat hij z’n geheugen verliest en een nieuw leven probeert op te bouwen in armoede. Visueel apart met enorm droge humor.
  • Michael Clayton (****) uit 2007, van Tony Gilroy, de scenarist van de Bourne-trilogie. Met George Clooney in de hoofdrol in een film die het afstandelijke van Syriana combineert met het geëngageerde van Erin Brokovich. Uitstekend.
  • Le Deuxième Souffle (***), remake uit 2007 van de 60s classic met Lino Ventura. Grimmige misdaadfilm met Daniel Auteuil, Eric Cantona, Jacques Dutronc en Monica Bellucci. Monica Bellucci! Goeie vertolkingen, maar een uurtje te lang.
  • Taking Lives (*) van D.J. Caruso uit 2004 met Ethan Hawke, Angelina Jolie en Kiefer Sutherland. Flauw, lachwekkend, belachelijk, overbodig, slechtbedoelend seriemoordenaarsgelul.
  • 3:10 To Yuma (****) van James Mangold. De terugkeer van de old school western, met opnieuw een uitstekende Christian Bale (toch een van de beste acteurs van zijn generatie) en een goeie Russell Crowe als Ben Wade, een schietgrage misdadiger die door een kliekje vrijwilligers naar Yuma wordt gebracht, waar hij op de trein naar de gevangenis gezet zal worden. Goed in beeld gebracht (John Ford zou niet klagen), sterk acteerwerk, spannende laatste twintig minuten.
  • Stranger Than Fiction (****1/2) van Marc Forster, uit 2006. Voelt aan als een Gondry/Kaufman-samenwerking, maar is wat speelser en ligt minder zwaar op de maag. Een doodsaaie kerel ontdekt op een dag dat hij het hoofdpersonage van een roman is en dat de dood hem te wachten staat. Geweldig acteerwerk van Will Ferrell en goed weerwerk van Dustin Hoffman, Maggie Gyllenhaal en Emma Thompson. Eternal Sunshine Of The Spotless Mind lag me om de een of andere reden niet (ik werd er enkel nerveus van), maar ik was volledig gewonnen voor dit luchtig experiment.
  • Dial ‘M’ For Murder (**1/2) van Hitchcock, uit 1954. Een jaar of tien-vijftien geleden nam ik me voor om alles van Hitchcock te zien. Ik denk dat het me destijds ei zo na gelukt is. Ik had nog redelijk goede herinneringen aan deze prent, en ik begrijp eigenlijk niet waarom. Het gaat allemaal erg statisch vooruit en vooral: de acteerprestaties zijn, die van Ray Milland uitgezonderd, allemaal onder niveau.
  • Hukkle (***1/2) van György Palfi volgt het leven in een Hongaars dorpje. Het is geen sociaal realisme, maar een experimentele, surreëel aanvoelende stijloefening. Er zijn geen dialogen en amper een plot. In plaats daarvan krijgen je hopen close-ups (van scharnieren, insecten, waggelende varkenskloten), visuele en auditieve tics (het is een geweldige film om naar te luisteren) en een onderhuids sluimerend onheilssfeertje. En er is een ouwe kerel die goed anderhalf uur blijft hikken, dat ook. Grappig.
  • Coach Carter (**). Hoosiers-meets-Dangerous Minds. Oftwel: er is een keiharde (Samuel Jackson) voor nodig om een zootje ghetto boys discipline bij te brengen. De basket-scènes zijn behoorlijk indrukwekkend, maar het verhaal is een moraliserend hoop rommel die herkauwt wat al veel te vaak herkauwd was. Herkauwen is voor runderen.
  • Mr Brooks (**) van Bruce Evans uit 2007. Cevin Kostner doet zijn best om gestalte geven aan een steenrijke zakenman die in zijn vrije tijd seriemoordenaar is. Zijn vertolking is best geloofwaardig, maar er zijn voldoende elementen en subplots die de film zonder pardon naar de B-categorie verwijzen. Stand-up comedian Dane Cook doet ook z’n best als protégé van Costner. Marg Helgenberger (zie ook: CSI) tuit vooral haar lippen, maar daar is ze dan ook erg bedreven in. Demi Moore maakt een comeback (bwa) en lijkt steeds meer op Kristien Hemmerechts. *ril*
  • Rory Gallagher: Live In Montreux (****). Dubbele concert-DVD die een vijftal performances in Montreux (3 uit de 70s, een uit de 80s, een uit de 90s) verzamelt. Zoals te verwachten viel zijn het vooral de oudere opnames die echt overtuigen. Gallagher was een fenomenaal natuurtalent en deze 2DVD biedt meer dan genoeg argumenten om te laten zien waarom Gallagher als mens én muzikant zo geliefd was.
  • Snow Cake (****1/2) van Marc Evans uit 2006. Zo een van de kleine, onverwachte verrassingen die je soms in de schoot geworpen krijgt en het verschil maken. Alan Rickman geeft een meisje een lift in een ondergesneeuwd Canada. Ze worden aangereden, zij sterft. Hij bezoekt haar moeder (een excentrieke Sigourney Weaver), die zwaar autistisch blijkt te zijn. Er ontvouwt zich een onwaarschijnlijke vriendschap tussen Rickman en Weaver en iets meer lijfelijks tussen Rickman en de buurvrouw. Ontroerende prent met geweldig acteerwerk.
  • Jesus Camp (****). Angstaanjagende documentaire over Becky Fisher, een vrouw die jaarlijks kampen organiseert waar kinderen volledig geïndoctrineerd worden om in het leger van Jezus te gaan vechten. Weinig ingrepen van de makers, die geen bemoeienissen nodig hebben om duidelijk te maken dat de betrokkenen enkel kunnen denken in een gevaarlijk wij-vs.-zij-manier  die enkel desastreus kan zijn voor de vorming van een kind.
  • Unrest (*1/2), horror uit 2006. Een pathologe in opleiding vermoedt dat het lijk waar ze mee moet werken een vreemde voorgeschiedenis heeft. Voorspelbare brol met een paar creepy momenten.
  • Saw 3 (*1/2), gore extravaganza uit 2006. Gaat verder dan de al even belabberde Hostel-films en lijkt ook gemaakt te zijn met een groter budget. De special effects zijn opmerkelijk goed, maar de film heeft werkelijk niets om het gemutileerde lijf.
  • The Spiderwick Chronicles (**1/2). Kinderfilm uit 2008 die braaf uit het traditionele fantasy-vaatje tapt. Niet slecht, niet opmerkelijk. Een beetje zoals de Disney-films die elke zondagnamiddag op tv getoond worden. Wel geslaagde special effects. En Mary-Louise Parker (Weeds), dat is natuurlijk ook een troef.

Voilà, nu kan ik eindelijk met een gerust gemoed aan die andere dingen beginnen.

NP: Grace Jones – Nightclubbing

Read Full Post »

johnboyneboyinthestripedpyjamasJohn Boyne – The Boy In The Striped Pyjamas (2006). Dit moet zo ongeveer de populairste jeugdroman zijn sinds Mark Haddons The Curious Incident Of The Dog In The Night-Time (2003). Dat boek was dan ook een grappig, ontroerend en meeslepend boek, geschikt voor alle leeftijden. The Boy In The Striped Pyjamas teert ook op een intrigerend idee (het zoontje van een concentratiekampcommandant ontwikkelt een vriendschap met een van de gevangenen), maar is bijlange niet zo vindingrijk als Haddons boek. Het weet zeker empathie op te wekken, heeft een enorme vaart (het voelt effectief aan alsof Boyne de roman in één ruk schreef) en is best geloofwaardig,  maar ik bleef toch een beetje op m’n honger zitten. In de eerste pagina’s en hoofdstukken springt Boyne slim om met de informatie die hij de lezers geeft en zijn onwetende verteller, maar halverwege het boek is de spanning voor een groot stuk verdwenen en de vriendschap tussen de twee jongens wordt eerder oppervlakkig beschreven. The Curious Incident was geschikt voor jonge kinderen, tieners, adolescenten en volwassenen, maar The Boy In The Striped Pyjamas slaat waarschijnlijk vooral aan bij de jongere lezers. (***)

christophercoakeChristopher Coake – We’re In Trouble (2005). Eenvoudige verhalen over mensen in extreme situaties die moeten bewijzen hoe sterk hun loyaliteit of liefde is en kan blijven. Een verhaal over een jongeman die enkele beloftes moet nakomen nadat zijn beste vrienden zijn omgekomen bij een ongeluk. Een schrijfster die een tragedie in een klein dorp probeert te vatten. Een vader en zoon die een lange rit maken. Een koppel dat probeert te overleven in een geïsoleerde sneeuwhut. Niets bijzonders, en daarom is het dubbel zo straf dat Coake ervoor weet te zorgen dat een paar dozijn pagina’s volstaan om empathie op te wekken.  Het is een aangrijpend, soms pijnlijk en emotioneel boek, maar zonder oppervlakkig of melig te zijn,  een verzameling die uitblinkt in eenvoud en puurheid en een absolute aanrader voor liefhebbers van kortverhalen die nu en dan doen denken aan het werk van Richard Ford en Raymond Carver. (****1/2)

jamesdickersongoinbacktomemphisJames Dickerson – Goin’ Back To Memphis (1996). De ondertitel is ‘A century of blues, rock ‘n’ roll and glorious soul’. Het komt die belofte ook na, door decennium per decennium de belangrijkste iconen te overlopen, met heel wat aandacht voor boeiende figuren als W.C. Handy, Furry Lewis (die nog op het Fat Possum-label opdook), Memphis Minnie (wat een geweldig verhaal!), ‘Fiddling’ Abe Fortas (die nog een politiek kanon zou worden) en Sonny Boy Williamson. Maar eigenlijk is het ook wel meer dan dat, omdat Dickerson op hetzelfde moment een sociale/politieke geschiedenis van Memphis wil schrijven. Dat levert soms boeiende invalshoeken op, met soms vreemde wendingen: zo zou de overstap van Elvis van Sun naaar RCA in 1956 een politieke motivatie hebben. Het is jammer dat Dickerson dergelijke dingen insinueert zonder er dieper op in te gaan, wat zijn credibiliteit in twijfel trekt. Het meest gaat zijn aandacht natuurlijk uit naar twee sleutelperiodes in de Amerikaanse populaire muziek: de geboorte (of institutionalisering) van de rock-‘n-roll via de Sun studio en, een decennium later, de bloeiende soul-scene van het befaamde Stax-label. Ondanks enkele alleenstaande hoogtepunten (Big Star) en verwoede pogingen om het muzikale leven in Memphis nieuw leven in te blazen was het vet van de soep aan het begin van de jaren zeventig. Dickerson doet zijn uiterste best om te bewijzen dat het anders had kunnen lopen in de 80s en 90s (de periode die hij uit eerste hand kende), maar met minder succes. Ook interessant: zijn focus op het verhaal van Chips Moman, die zowel het beste als het slechtste mocht meemaken dat in Memphis te rapen viel. Goin’ Back To Memphis is onontbeerlijke kost voor degenen die geobsedeerd zijn door het verleden van de stad en de populaire muziek die het voortbracht, maar het is niet zo essentieel als Robert Gordons It Came From Memphis, of Peter Guralnicks Sweet Soul Music, dat de standaard bepaalde. (***)

peterrobinsonnecessaryend1Peter Robinson – A Necessary End (1989). Ik las al In A Dry Season (1999), een prima Britse misdaadroman die nauw aansluit bij de stijl en aanpak van collega Rankin. Toch is de Banks-reeks niet enkel beïnvloed door zijn concurrent, want het is een formule die hij ook al hanteert sinds 1987. Ik verwachtte redelijk wat van A Necessary End, en dat had ik beter niet gedaan. Robinson kan wel schrijven, bouwt z’n verhaal vakkundig op en weet een paar geloofwaardige karakters op papier te zetten, maar nu en dan gaat hij ronduit klungelig te werk, iets dat zich vooral uit in twee details: elke keer als zijn hoofdpersonage in zijn auto stapt kan hij het niet nalaten te vermelden welke bluesmuzikant hij beluistert en, veel irritanter, hij grijpt ELKE gelegenheid aan om het rookgedrag van zijn held in de verf te zetten. Het gebeurt wel vaker, vooral in oudere romans, dat er wat afgepaft wordt, maar het zou me niet verwonderen als hier drie-vier pakjes erdoor gejaagd worden. Je gaat bijna denken dat de rook elk moment uit de pagina’s kan opstijgen. Geen slecht boek, maar hier en daar dus verrassend amateuristisch. (**)

En nu, nu heb ik m’n achterstand ingehaald. Wat uitgelezen boeken betreft dan toch.

NP: The Fall – A Part Of America Therein

Read Full Post »

henryscottstokeslifeanddeathHenry Scott Stokes  – The Life & Death Of Yukio Mishima (1974). De eerste keer dat ik hoorde over Japanse schrijver Mishima (1925-1970), was toen Mishima (1985) van Paul Schrader (o.m. ook scenarist van Taxi Driver) ergens in de eerste helft van de jaren negentig op VTM getoond werd. Meteen was ik in de ban van een van de meest markante literaire figuren van de vorige eeuw. Mishima’s leven en werk is larger-than-life en intrigerend om talloze redenen. Hij wordt tot de grootste Japanse auteurs van de 20e eeuw gerekend (naast Junichiro Tanizaki, Yasunari Kawabata en Kenzaburo Oë), maar zelfs als zijn oeuvre inferieur was geweest, dan nog zou hij nog een immense cultaanhang gehad hebben. Het duurde tot de komst van de op Westerse popcultuur gerichte Haruki Murakami, op veel gebeiden Mishima’s literaire en filosofische antipode, dat een Japanse auteur nog eens zo’n culturele impact zou hebben.

Mishima’s eigenheid kan waarschijnlijk best voorgesteld worden als een combinatie van schijnbare onverenigbaarheden. Hij werd door zijn grootmoeder opgevoed in een overbeschermd milieu, en mocht niet omgaan met andere jongens. In zijn eerste sleutelwerk Bekentenissen van een gemaskerde (geschreven toen hij amper de twintig gepasseerd was) komen veel van zijn klassieke thema’s al aan bod. Eigenlijk ontbrak enkel nog het politieke/reactionaire element, dat later aan zijn imago toegevoegd zou worden. Hij was als kind al geobsedeerd door de dood, geweld, lijfelijkheid en martelaarschap, wat zich vaak uitte via homo-erotische beelden en een obsessie met bepaalde soorten literatuur (bvb. hoofse middeleeuwse literatuur uit deze contreien). Zijn werkethiek was niet te stuiten, de productie immens en in de jaren vijftig ging zijn populariteit er enkel maar op vooruit. Mishima werd een held in binnen- en buitenland, reisde de wereld rond (leerde ook een aardig mondje Engels spreken) en werd een icoon als roman- en toneelschrijver.

Aan het einde van de jaren vijftig zou hij ook aan zijn rigoureuze bodybuildingprogramma beginnen. Mishima was ervan overtuigd dat een gezonde geest enkel gehuisvest kon worden in een gezond lichaam (hij beschuldigde de intellectuelen van zijn tijd dan ook vaak van luiheid), en de ijdeltuit deed er dan ook alles aan om er goed uit te zien. Hij deed aan vechtsport (kendo) en trainde met gewichten op zo veel mogelijk momenten die hij niet aan de schrijftafel doorbracht. Mishima was geobsedeerd door zichzelf en het beeld dat anderen van hem hadden. Hij hing graag het society figuur uit, was getrouwd en vader van twee kinderen, maar toch bevestigt Scott Stokes (en met hem heel wat anderen) dat Mishima nooit in staat was om echte relaties met anderen te onderhouden. Discussies en sociale omgang waren slechts hersenoefeningen en zijn eigen glorie was het hoogste goed. De hele jaren zestig wachtte hij op de Nobelprijs, tevergeefs (Kawabata mocht de prijs in 1968 in ontvangst nemen). De ijdelheid nam karikaturale proporties aan: zo liet Mishima zich zelfs als een Sint Sebastiaan fotograferen, halfnaakt in een boom, doorzeefd met pijlen.

yukiomishima

The only gay in the village?

Het was ook in de jaren zestig dat hij zich politiek meer en meer ging profileren als een conservatief. De macht van de Keizer was aan het einde van de tweede wereldoorlog een farce gebleken, een symbolische façade, en het was net het goddelijke van de keizer dat hij in ere wilde herstellen. Enkel op die manier kon Japan vermijden om een slaafse onderdaan van de slappe Westerse cultuur te worden. Zijn obsessie met leiderschap, loyaliteit en traditie werd in sterke mate beïnvloed de beruchte samoeraicode Bushido. Deze fanatieke voorkeur voor de gedragscode en oud-Japanse waarden maakten van hem een berucht en soms geridiculiseerd figuur, maar ook een die stilaan gehaat en geminacht werd door een jongere generatie progressieven die, onder invloed van het westerse denken, steeds verder wegdreven van conservatieve denkmodellen. Ook voor de jonge Haruki Murakami was Mishima een reactionaire figuur om beschaamd voor te zijn.

Het einde van Mishima’s leven kende een groteske wending toen hij een privé-legertje van gewillige volgelingen oprichtte en hun opleiding zelf bekostigde. Met deze trouwe aanhangers zou hij een fanatieke daad stellen. Op 25 november 1970 drongen ze ’s morgens een nabijgelegen legerkamp binnen en overmanden en bedreigden ze de commandant met de bedoeling om voor een omwenteling te zorgen. Mishima liet de manschappen samenroepen voor het balkon van het centrale kantoor, bracht zijn speech met eisen voor enkele honderden soldaten, maar zij wilden niet weten van een coup en maakten hem belachelijk. Daarop koos Mishima voor de enige uitweg: hij ging naar binnen, pleegde seppuku en liet zich onthoofden door een van zijn aanhangers. Wat eraan voorafgegaan was, was niet minder dan een totale vernedering, maar Scott Stokes benadrukt dat alles erop wees dat Mishima meer dan voorbereid was om zelfmoord te plegen. Misschien was de hele coup voor hem persoonlijk zelfs opgezet spel om eervol een einde aan z’n leven te kunnen maken.

Het is met deze ophefmakende gebeurtenis, tot in detail beschreven als een filmscript, dat Scott Stokes zijn biografie aanvangt. Daarna bespreekt hij chronologisch het leven van de schrijver en bespreekt hij enkele sleutelwerken (vooral Bekentenissen van een gemaskerde, Het gouden paviljoen en De zee van de vruchtbaarheid) en thema’s uit zijn literaire carrière, om tenslotte weer te eindigen bij het politieke engagement. Ondanks de beperkte omvang van het boek, gebeurt dit met diepgang en veel aandacht voor centrale gedachten, maar toch blijf je ergens het gevoel hebben dat de figuur van Mishima zich niet zomaar laat vatten, steeds opnieuw ontglipt. Of het nu is omdat hij steeds een masker droeg of omdat Scott Stokes, die Mishima persoonlijk kende, een eenzijdig beeld had, is niet duidelijk, maar na het lezen van het boek blijft Mishima een even verwarrend figuur als ervoor. Maar dat bevestigt misschien nog eens het unieke van zijn leven en werk. (***1/2)

Een Japans  favorietenlijstje? Op basis van wat ik las: 1. Kenzaburo Oë, 2. Yasunari Kawabata, 3. Yukio Mishima, 4. Haruki Murakami, 5. Junichiro Tanizaki

Nu nog Banana Yoshimoto!

NP: Richard Hell & The Voidods – Blank Generation (ROBERT QUINE!!)

Read Full Post »

Older Posts »

%d bloggers liken dit: