Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for oktober, 2009

nmn

1. Wrong
2. 0+2=1
3. One
4. Dance Of The Headless Bourgeoisie
5. The Sky Is Falling & I Want My Mommy (w/ Jello Biafra)
6. Small Parts Isolated & Destroyed
7. Live & Cuddly
8. Sex Mad
9. The Worldhood Of The World (As Such)
10. Why Do They Call Me Mr. Happy?

Read Full Post »

manishboy

(Nvdr: Er zijn massa’s platen die de moeite zijn, maar sommige platen betekenen meer dan andere. Omdat ze een persoonlijke betekenis krijgen, een verleden meedragen, de juiste snaar weten te raken, uniek zijn, whatever. Dat zijn vaak ook platen met minder fraaie kantjes, tekortkomingen, zwakke momenten. Maar die neem je erbij omdat perfectie enkel bestaat in de hemel, in Photoshopland en in Antwerpen. Man’ish Boy is zo’n pareltje. Onderstaande tekst verscheen elders al, maar ik gooi ‘m hier nog eens. Niet omdat het zo’n bijzondere tekst is, maar omdat het een plaat is die het verschil kan maken. En natuurlijk omdat ik in m’n messianistische pretentie hoop dat er heel misschien iemand denkt “fucking hell, klinkt veelbelovend, ik ga ‘m bestellen”. Je weet nooit. Darius Jones verdient dat.)

Een goede graadmeter om een boeiend van een uitzonderlijk artiest te scheiden is nagaan of je de ontdekking wil delen met anderen. Met echte ontdekkingen loop je te koop, wil je gehoord worden, geassocieerd worden. Onze boodschap luidt als volgt: Darius Jones is een monstertalent. Zijn debuut is een bom.

Nochtans is het geen overrompelend power trio dat hier aan het werk is. Jones is geen geweldenaar à la Peter Brötzmann of Mats Gustafsson, geen barricadenblazer die het gevecht met de begrenzingen van de muziek aangaat of een afmattende strijd aanbindt met z’n kompanen. En toch wordt de muziek op dit album begeesterd door een intensiteit van haast religieuze allure, een interne tweestrijd en een vurigheid die enkel kan komen van een man van de wereld, een rusteloze ziel die z’n instrument mee laat zoeken, ups en downs verkennen, uitbarsten in vreugde en janken van verdriet. Man’ish Boy trekt de kaart van de rauwe emotie op overdonderende wijze.

De 31-jarige Jones kenden we al van Little Women, een punk/jazz/noise-kwartet dat het vooral moet hebben van extraverte geluidsklierten, feedback en gitaargerammel. Op zijn debuut als leider laat Darius Jones zich van een andere kant horen, een meer soulvolle en genuanceerde. Het is dan ook een persoonlijk document, waarmee de altsaxofonist naar eigen zeggen een terugblik op zijn leven wil bieden. De man groeide op in Richmond, Virginia, de poort naar the Deep South, en de muziek is dan ook zo aards, geworteld in zijn roots en zo emotioneel als je zou verwachten. Nostalgie, blijdschap en het gewicht van het verleden gaan hand in hand.

Het helpt natuurlijk ook dat Jones zich laat bijstaan door twee veteranen, zestigers Cooper-Moore en Rakalam Bob Moses, die enerzijds niet hoeven onderdoen qua energie, maar die anderzijds ook niet fungeren als leermeesters voor een te zelfzeker of overenthousiast talent. Elke minuut op Man’ish Boy laat een volwassen artiest horen die beschikt over een indrukwekkend arsenaal aan mogelijkheden, imposante zeggingskracht en een hoogsteigen stijl. De invloed van voorgangers als Albert Ayler, Pharoah Sanders en David S. Ware is onmiskenbaar, maar ook niet meer dan dat: een invloed op een figuur die al volledig gevormd lijkt.

Bij dergelijke expansieve muziek is het moeilijk om ook niet Coltrane erbij te betrekken, maar dat lijkt hier minder gepast. De stijl van dat icoon was meer rigide, serieuzer, minder nauw verwant aan het volkse zoals Ayler dat ook was. Met opener “Roosevelt” laat Jones meteen horen hoe dicht aan het oppervlak die spirituele gospelinvloeden zitten. Het is alsof het kerkstof nog niet vervlogen is van z’n instrument, alsof de gebeden nog aan de hals van de sax kleven, alsof de strijd tussen lichaam en geest nog steeds plaatsvindt als een verscheurende beproeving waardoor het huilt én giert van extase.

Er staan stukken muziek op Man’ish Boy die een beproeving zijn. “We Are Unicorns” biedt weinig houvast terwijl Jones duelleert met Cooper-Moore, die alles uit de kast haalt om z’n diddley-bo, een eensnarig instrument dat klinkt als een elektrische bas met een percussieve bijklank, even excentrieke geluiden te laten maken als de leider. Even tegendraads is “Big Train Rollin’”, een op dissonantie en dreigende chaos in het hoge register gestoelde exploratie, die uiteindelijk toch lijkt te berusten.

Maar voor elke dwarsligger krijg je ook een song of twee aangereikt waarin wél plaats is voor duidelijkheid, groove of memorabele thema’s. Luister bijvoorbeeld naar “Cry Out”, dat start als een jankende klaagzang, maar plots een swingend ritme krijgt, waarbij Cooper-Moore z’n donderende linkerhand hen de blues instuurt en drummer Bob Moses rond het ritme tolt, accentueert en bijkleurt waar nodig. Of “Meekness”, een elegische uitschieter waarmee Jones wel de fameuze intensiteit van Coltrane aandoet met geweldig effect.

Hoogtepunt is ongetwijfeld “Chasing The Ghost”, een tumultueuze prestatie van drie meestermuzikanten: verbluffend om te horen hoe Jones de verschroeiende intensiteit blijft opdrijven en zijn kompanen een hectisch, wild ritme op poten zetten zonder de controle uit het oog te verliezen, met soul en spirit in overvloed. Afsluiter “Forgive Me” komt tenslotte bijna als een schok, een bloedmooie, onbeschaamd tedere ballad met gevoelig pianowerk en geweeklaag op sax waarbij haren ten berge rijzen. Het is de romantische kant van een man die niets te verliezen heeft, niet cool hoeft te zijn. En het is verbluffend in al z’n eenvoud — raw & beautiful, inderdaad.

Als bonus krijg je er nog een live-opname van een jaar eerder bovenop (“Chaych”), waarop Jones wordt bijgestaan door Adam Lane (bas) en Jason Nazary (drums). Maar eigenlijk is het tegen dan eigenlijk al lang duidelijk wat voor een album dit is. Man’ish Boy is een plaat van uitersten — van extase en verstilling, van blues en romantiek, van rumoer en schoonheid — al krijgen die wel allemaal vorm onder Jones’ coherente visie. Mocht het nog niet duidelijk zijn: het gaat hier om jazz, free jazz meerbepaald, maar net als de beste muziek is ook dit genreoverschrijdend. Dit is bovenal muziek gespeeld vanuit de onderbuik, maar met een groot hart. En dit is nog maar het debuut. Dus schrijf die naam even op: DARIUS JONES. U hoort er nog van. (AUM Fidelity, 2009)

Meer info + fragmenten

dj

(© goddeau)

Read Full Post »

completeliveatrajis

1. The Complete Live At Raji’s (The Dream Syndicate)
2. Here Come The Miracles (Steve Wynn & The Miracle 3)
3. The Days Of Wine & Roses (The Dream Syndicate)
4. …Tick …Tick …Tick (Steve Wynn & The Miracle 3)
5. My Midnight
6. The Lost Weekend (Danny & Dusty)
7. Medicine Show (The Dream Syndicate)
8. Crossing Dragon Bridge
9. Melting In The Dark
10. Sweetness And Light

NP: Ken Vandermark – Resonance

Read Full Post »

shinybeast

1. Shiny Beast (Bat Chain Puller)
2. Trout Mask Replica
3. Doc At The Radar Station
4. The Spotlight Kid
5. Clear Spot
6. Lick My Decals Off, Baby
7. Safe As Milk
8. Ice Cream For Crow
9. Mirror Man
10. Bluejeans & Moonbeams

Read Full Post »

themountain

1. The Mountain (Steve Earle & The Del McCoury Band)
2. I Feel Alright
3. Train a Comin’
4. El Corazon
5. Townes
6. Transcendental Blues
7. Guitar Town
8. Copperhead Road
9. Jerusalem
10. The Hard Way

Daar is grondig denkwerk aan vooraf gegaan.

NP: Zu & Mats Gustafsson – How To raise An Ox

Read Full Post »

instantjazzGisteren een exclusieve showcase kunnen bijwonen ter ere van het opstarten van Instant Jazz, de online winkel waarmee Tony Verstraete onlangs begon en waarmee hij fungeert als leverancier en distributeur van heel wat free jazz, avant-garde en aanverwanten. Of, zoals hij het zelf verwoordde, “moeilijke ketelmuziek”, wat het nog steeds is in de ogen van heel wat mensen, zelfverklaarde muziekliefhebbers incluis. Wat er ook van zij: de man is intensief bezig met z’n project en dat kan enkel aangemoedigd worden.

Op het programma: drie concerten van vier mensen, met de nadruk op snaarinstrumenten. Bassist Peter Jacquemyn (foto) mocht de spits afbijten met een soloconcert. De man, die er tevens een carrière als beeldend kunstenaar op nahoudt, speelde in het verleden al met enkele kanonnen van de free jazz en vrije improvisatie (waaronder monsterlong Peter Brötzmann, drummer Tony Oxley, pianist Fred Van Hove en stemkunstenaar Phil Minton) en gooide z’n volledige imposante lichaam in de strijd met het grootste instrument. Die fysieke benadering van het instrument is meteen ook het meest opvallend. Of het nu een gevolg is van persoonlijke voorkeur, ervaring met andere kunstvormen of het feit dat de man autodidact is; z’n benadering is direct en lijfelijk. Snaren worden hard, zelfs bruut, gewrongen en samengeknepen, de strijkstok werd als een wapen aangewend en de meest uiteenlopende geluiden gecreëerd.

peterjacquemynHij experimenteerde later ook met zijn kenmerkende twee strijkstokken, wrong een metalen blikje tussen de snaren om zijn sound te manipuleren, knelde het instrument tussen z’n benen alsof het een te temmen hengst was. Het eerste deel van zijn performance was een straf staaltje van vrije improvisatie. Voor het tweede deel werd hij bijgestaan door ene Pierre Michel (voor wie al eens een free jazz-optreden bijwoonde: de kerel met de baard die steevast postvat op de eerste rij met z’n camera in aanslag) op zang. De man is geen Minton, daarvoor ontbreekt het hem wat aan bereik en de mogelijkheid tot het voortbrengen van onmenselijke geluiden, maar het leverde niettemin een aparte dialoog op met een paar geslaagde momenten.

Celliste Julia Kent is vooral bekend van haar rol bij Antony & The Johnsons. Haar solomuziek mist om voor de hand liggende redenen het theatrale drama van haar broodheer, al was de nostalgie en schoonheid waarvan haar muziek doordrongen was onmiskenbaar die van de androgyne figuur. De techniek die ze hanteerde had amper verder verwijderd kunnen zijn van die van Jacquemyn, met haar gebruik van ingenieus op elkaar gestapelde loops en weemoedige melodielijnen die zo opgevist leken uit een smaakvolle soundtrack bij een arthouse-film. Na een half uurtje viel op dat de stukken steeds hetzelfde procédé volgden en nu en dan kreeg je het gevoel dat de muziek wat diepgang miste. Toch bleef het een absolute streling voor het oor.

halvorsonpavoneRechtstreeks aangekomen van Zaventem: het duo Jessica Pavone & Mary Halvorson (foto), lievelingen van de Amerikaanse avant-garde, protégés van Sint Anthony Braxton en onlangs een prima album uitgebracht (Thin Air), dat een compromisloze weg bewandelt tussen free folk, improvisatie, pop en jazz. Niet bepaald agressief of radicaal vervreemdend, maar toch heel apart, met songs die abrupt eindigen, passages die moeilijk zitten wringen, plots opduikende en verdwijnende dissonante momenten en meisjesachtige harmonieën die soms moedwillig amateuristisch klinken. Ze pikten een aantal songs uit het recentste album, maar ook een paar oudere, allen verbonden door een zelfde grilligheid. Terwijl Halvorson zich op de achtergrond hield, leek het wel alsof Pavone, die het woord voerde, niet haar beste dag kende, met weinigzeggende bindteksten en hier en daar een zuinige glimlach. Het concert sloot aan bij de idiosyncratische aanpak van het album, al had ik iets meer inleving en spontaniteit verwacht.

Dat geldt ook voor de collectieve improvisatie van de vier muzikanten die als kers op de taart fungeerde. Op zo’n moment wordt het ook duidelijk wat een gapende afstand terug te vinden is tussen de verschillende achtergronden en werkwijzen. Is de improvisatie, de muziek van het moment, van het hier en nu, iemand als Jacquemyn op het lijf geschreven, dan kan iemand als Kent duidelijk niet zo goed schermen met spontane ideeën. Halvorson bood dapper weerwerk en Pavone leek te wachten tot het voorbij was. Jacquemyn liet het niet aan z’n hart komen en stal de show.

Wie Halvorson & Pavone aan het werk wil zien, krijgt donderdag 29/10 daartoe de kans, als ze samen met Huntsville in de Vooruit staan.

Read Full Post »

De voorbije maand niet zo heel veel gezien, het waren drukke tijden. Naast die geweldige documentaire over Anvil ook dit:

  • Green Wing, Season 1 (2004). Ok, geen film, maar een serie. Hier heb ik me geweldig mee geamuseerd, af te leiden aan de ongecontroleerde lachsalvo’s. (****1/2)
  • Pelle Erobreren (Bille August, 1987). Hier beter bekend als Pelle de veroveraar. Sterk en grauw naturalistisch drama dat aan de haal ging met de hoofdprijs in Cannes. Zowel Max Von Sydow (vader) als Pelle Hvenegaard (zoon) zijn ijzersterk, al kabbelt de film nu en dan maar wat aan en had er zeker een half uur af gemogen. (***1/2)
  • The Ladykillers (Alexander Mackendrick, 1955). ’t is een gemakkelijk uitspraak, “het origineel was beter”, al kon ik bij het bekijken van deze film zelfs geen enkele reden bedenken waarom je dit in godsnaam zou willen overdoen. Zelfs als je de Coen Brothers bent. Dit is een film die perfect is zoals hij is: charmant, kleurrijk, carnavalesk, met een geweldige Alec Guinness en een heel hedendaagse feel. (****1/2)
  • The Happening (M. Night Shyamalan, 2008). Mooi uitgangspunt (The Trees Strike Back), maar frustrerend flauw uitgewerkt, met duffe dialogen en gedrogeerd acteerwerk. Een paar goeie momenten in een saaie bedoening. Unbreakable blijft ’s mans beste. (*1/2)
  • W. (Oliver Stone, 2008). Lof voor Josh Brolins geweldige vertolking. Er zijn momenten dat je echt zou kunnen denken dat het de echte Dubya is die je ziet/hoort. Voor de rest wel een opvallend klassieke biopic, net als Milk bvb, die nergens meeslepend genoeg is om de film écht overtuigend te maken. (***1/2)
  • Into The Wild (Sean Penn, 2007). Net als bij Grizzly Man had ik de helft van de tijd zin om die snaak uit de tv te trekken en een pak rammel te geven – dus dat toontje van heldenverering (voor een ander misschien terecht) was wel wat irritant. Klassiek puberrebellieverhaal: jongeman breekt met familie en leven om rond te reizen en uiteindelijk te belanden in Alaska. Heel mooie beelden, geduldig tempo en een hoofdrolspeler die zich vrij goed van z’n taak kwijt. (***1/2)
  • Lost Highway (David Lynch, 1997). Ooit in de cinema gezien. Of beter: ondergaan. Tweede visie was eerder frustrerend.De look en de muziek (de score is ook een pak beter dan de songs) lijken intussen al hopeloos verouderd en dat spelen met waarheid, verbeelding, psychologie en absurditeit wordt misschien net iets te grotesk aangepakt om écht te kunnen meeslepen. Niettemin een speciaaltje, vooral door het stilistische vertoon en de dierlijke seksualiteit van Patricia Arquette. (***1/2)
  • The Short Films Of David Lynch (2002). DVD met zes kortfilms, gemaakt tussen de late 60s en 1996. De eerste twee zijn animaties gemaakt tijdens zijn studentenperiode: hectisch en absurd, en ook al met hyperenerverende muziek. The Amputee is pervers, The Grandmother volledig over the top, The Cowboy & The Frenchman eerder flauw (en veel te lang) en het laatste stuk is een vingeroefening van 55 seconden. Boeiend voor de liefhebbers/fans, maar zeker geen must. (***)
  • Whale Rider (Niki Caro, 2002). Een film die past in de zondagnamiddagtraditie van vroeger. Aangenaam verrast door deze Nieuw-Zeelandse prent over traditie en mythes met een magisch kantje. Mooie beelden, goed geacteerd en ontroerend. Een bescheiden pareltje. (****)
  • Ook gezien: de eerste 3 afleveringen van Hung (Season 1). ’t Is HBO, dus het ziet er goed uit en bevat prima acteerwerk, maar het stijgt nooit echt boven de goeie middelmaat uit, waardoor Weeds de betere HBO comedy blijft. (***)

NP: Part Chimp – Thriller

Read Full Post »

bombDe vorige passage van deze bezetting was al vrij imponerend, al waren er ook zo van die verdomde momenten waarvan je je afvroeg waarom ze ze niet achterwege hadden gelaten – onnodig gefriemel. Poëzie. Dat soort dingen. Deze keert was ’t echter patat, van de brute stop/start-opener tot de tweede bis was duidelijk dat Ribot en kompanen in vorm waren, en de songs waren dan ook krachtig, groovend en bevatten fantastische, explosieve momenten. Ribots stijl, ergens tussen blues, rock, jazz en skronk is rauw en opwindend, virtuoos zonder saai te zijn. Aanvankelijk leek gast Eszter Balint er voor spek en bonen bij te zitten, al wist ze gaandeweg een plaats te veroveren in het geheel. Met Ismaily en Ches Smith heeft Ribot een stel kerels aan zijn zijde gekregen die het beste uit de meester naar boven haalden. Imponerend om te zien hoe de man niet eens moest opstaan of z’n jas uittrekken om de gemiddelde gitaarbeul terecht te wijzen.

Opener Lidlboj (Jozef Dumoulin met Lynn Cassiers, Bo Van der Werf en Eric Thielemans) deed me dan weer niks, om een of andere reden.

Verslag.

Wel even vergeten wat een hel Gent centrum kan zijn op donderdagavond.

NP: Califone – All My Friends Are Funeral Singers

Read Full Post »

  • Ik haat de soldenperiodes. Tenzij we ’t hebben over platenwinkels. Bij Relapse is ’t van dat. Hier werden ’t plaatjes van Napalm Death (Leaders Not Followers), High On Fire (Live From The Relapse Contamination Festival), Pig Destroyer (Natasha), Harvey Milk (The Pleaser) en Today Is The Day (Kiss The Pig). Namen en titels spreken voor zich. Genoeg lawaai voor nu.
  • Is dubbelparkeren niet bij wet verboden? Ik wil lijfstraffen voor overtreders. Dubbele dosis in Brussel.
  •  De nieuwe Auster is de beste in meer dan vijftien jaar. Intussen word ik bruut van m’n stoel gekegeld door het withete proza van James Ellroy.
  • Ook nog online, for what it’s worth, etc: recensies van Black Cobra (Chronomega), Om (God Is Good), Mary Halvorson & Jessica Pavone (Thin Air) en A.F.Th. van der Heijdens Doodverf.
  • Morgen niet naar Sonic Youth. Wel naar een van de beste gitaristen ter wereld, die neerstrijkt in de Vooruit.

NP: Pere Ubu – Long Live Pere Ubu

Read Full Post »

charliemegira

Weinig te melden over dit evenement, zij het dat er in The Pit’s, naar gewoonte, fijne rock-‘-roll te beleven viel voor weinig geld. Het Berlijnse Chuckamuck bestaat uit vier snotapen die er uitzien alsof ze eigenlijk nog op de schoolbanken moeten zitten in plaats van Europa rond te reizen in een aftandse camionette. Hun set was ultrakort en gebald (20-25min) en liet weinig horen dat de garagerockliefhebber niet al honderd keer eerder had gehoord, al was dat essentiële ingrediënt, die fun-factor die het jong en fris en chaotisch en wild houdt, gelukkig wel aanwezig. Hyperkinetisch rondspringen op kousevoeten, meer naast dan in de micro zingen, wat rammen op die instrumenten en ook nog beloond worden met bier. De knapen van Chuckamuck content, en wij ook. “De Duitse Black Lips”,vatte iemand samen. En gelijk had hij.

Charlie Megira & The Modern Dance is een kwartet uit Tel-Aviv (Israël), of all places, en zelfs in de wereld van de garagerock, waar excentrieke outfits schering en inslag zijn (of soms onontbeerlijk), vielen ze meteen op. Megira had iets van een Ritchie Valens-imitator met een heroïneverleden die net een maand op de bras geweest is in Tijuana, zijn kompaan kwam rechtstreeks van een pornovakantie uit Zuid-Frankrijk, en de twee trashy vrouwen in de band (op bas en drums) waren zo overdadig gemaquilleerd en uitgedost (een kettingrokende drumster in een galabaljurk, ’t is de moeite), dat je even dacht in een travestietenshow verzeild te zijn. Maar de set stak wel prima in elkaar, met rauwe riffs, hypnotische ritmes, geblafte vocale uithalen van Megira, surfgitaar met de reverb op 10 en een donkere, soms sinistere wave-achtige draai eraan. Weinig songs bleven echt hangen, maar individuele momenten doen er eigenlijk niet toe bij dit soort vunzigheid: Megira & Co. speelden een gepast vuile set vanuit de heupen, die tot groot ongenoegen voortijdig stopgezet moest worden.

NP: World Saxophone Quartet – Plays Duke Ellington

Read Full Post »

Q: Iemand nog een geweldig nummer in de aanbieding?

A: Ja, ik!

NP: The Gun Club – Fire Of Love

Read Full Post »

  • Ik ga alsnog het concert van Slayer kunnen meepikken in de AB.
  • De nieuwe Auster valt na zo’n 100 pagina’s heel goed mee.
  • De band speelt voor het eerst in lange tijd nog eens in Brussel: 18/11 in de heropende Magasin 4.

horns

NP: Eels – Electro-shock Blues

Read Full Post »

Older Posts »

%d bloggers liken dit: