James Ellroy dus. Het zelfverklaarde genie van de Amerikaanse misdaadliteratuur die de voorbije week niet weg te slaan was uit de boekskes en de gazetten. Uitgeverij Atlas had de boerse monomaan ook naar Cinema Zuid in Antwerpen gelokt, waar hij aan de tand gevoeld zou worden door Humo-journalist Bart Vanegeren over z’n recentste boek Blood’s A Rover (pas verschenen in Nederlandse vertaling als Het bloed kruipt).
Ellroy staat al sinds jaar en dag bekend als een recalcitrante grofbek, een rebelse zeikblaas die er alles aan zal doen om het beeld van de minzaam glimlachende, dankbare en zachtaardige schrijver onderuit te halen. Ellroy gedraagt zich zoals z’n personages, zoals z’n literaire stijl: bruut, in your face. In het verleden maakte hij vaak z’n entree met deze woorden: “Good evening peepers, prowlers, pederasts, panty-sniffers, punks and pimps. I’m James Ellroy, the demon dog, the foul owl with the death growl, the white knight of the far right, and the slick trick with the donkey dick.”
Deze keer hield hij het bij een half gebruld “GOOD EVENING, MOTHERFUCKERS!”. Het is eens iets anders dan dat duffe, wij-literatuurminnaars-onder-elkaar-sfeertje (dag vrienden van de Passa Porta!) dat veel literaire evenementen zo verziekt en dat ellendige cachet van hoogopgeleid gewauwel en elitair gebackslap bezorgt. Die overrompelende fysieke en verbale présence is dan nog eens dubbel: enerzijds ben je sowieso onder de indruk, anderzijds bestaat het gevaar dat je het intellectueel toch nog gaat onderschatten. De man drukt zich dan wel uit in een taaltje dat verdacht veel lijkt op het vol alliteraties gestoken staccato gerammel van z’n boeken, hij is ook een opmerkelijk spitante gesprekspartner die z’n dominantie perfect weet uit te spelen.
Voor het gesprek van start ging gaf prof. Luc Herman een uitstekende inleiding bij Ellroys Underworld USA-trilogie. De Wikipedia-feitjes liet hij achterwege om meteen stil te staan bij het literaire plan van Ellroy, de “reckless verisimilitude” (roekeloze waarachtigheid) die hij aan het begin van American Tabloid aankondigt. Het is de enige tactiek die kan rechtzetten wat een huichelachtige geschiedschrijving heeft aangericht. Die roekeloze waarachtigheid wist hij prima uit te leggen door beide begrippen te situeren binnen de schijnbaar ver van elkaar verwijderde genres van de misdaadroman en de historische roman. Hij legde parallelen met o.a. het werk van Chandler (The Big Sleep), Doctorow (Ragtime) , DeLillo (Libra) en Pynchon (Gravity’s Rainbow) om de unieke aanpak van Ellroys universum van geweld, verraad, perversie en machtsmisbruik te duiden.
Ellroy wordt doorgaans vooral beschouwd als een misdaadauteur. Niks mis mee, maar het is natuurlijk een wereld die op z’n kop wordt gezet. Herman haalde aan dat L.A. Confidential zo’n roman was waar geen moreel anker te vinden viel: het was één grote, immorele rotzooi, een kluwen van belangen, obsessies en gewelduitspattingen die niet enkel komaf maakt met dat soort mensbeeld, maar ook nog eens de vloer aanveegt met een thema dat al een paar eeuwen het Amerikaanse filosofische en literaire denken stuurt: de idee dat het individu in staat is om zijn handelen te bepalen en zijn eigen koers uit te stippelen. Om geluk na te streven. Als de Underworld USA-trilogie iets laat zien, dan is het wel dat dat optimisme een illusie is, enkel voorgehouden door de massamedia via film, tv, muziek, etc. Uit zelfbehoud, angst, bevestiging en, vooral, de behoefte aan controle. Individuen hebben doorgaans niets te betekenen, ze zijn allemaal schakels in een wisselwerking van relaties en machinaties.
Het is een meedogenloos en cynisch mens- en wereldbeeld, al moet er wel aan toegevoegd worden dat Blood’s A Rover een kleine toegeving doet. Het introduceert twee personages (beide vrouwen, dat is geen verrassing voor wie ’s mans werk een beetje kent) die wel nog sympathie opwekken en suggereren dat het niet al kommer, kwel en bloedlust is. Ook een van de kernpersonages (elke deel van de trilogie heeft er zo drie) wordt nog behandeld met een zekere genade. Los daarvan blijft het natuurlijk een literaire overrompeling, geschreven “alsof hij voortdurend met een mes in zijn pollen zit” (dixit een bekende). Dat laatste is een van de redenen waarom ik al vijftien jaar uitkijk naar elke nieuwe Ellroy. Die boeken hebben een viscerale, obsessieve, intense sturm & drang die je ook vindt in het werk van figuren als Henry Miller en Hubert Selby Jr. Ik heb een zwak voor dergelijk gerotzooi dat zich weert als “a gob of spit in the face of Art”, zoals Miller dat mooi uitdrukte.
Helaas was het interview met Ellroy een pak minder boeiend of geslaagd dan verwacht. Vanegeren was duidelijk niet op z’n gemak. Was hij geïntimideerd? Had hij podiumvrees? Buikgriep? Vermoedelijk een combinatie van de eerste twee. Hij slaagde er alleszins niet in om de schrijver uit z’n rol te krijgen: Ellroy antwoordde met z’n voorspelbare antwoorden (in 90% van de interviews krijg je letterlijk dezelfde dingen te horen), voorspelbare grove gedrag en antwoordde vaak naast de kwestie. Vanegeren vond er niets anders op dan krampachtig z’n lijstje af te werken, wat je toch het gevoel gaf dat dit een gemiste kans was.
De organisatie liet weten dat Ellroy het idee van een vragenuurtje niet zag zitten, maar… hij zou tijdens het signeren wel persoonlijke vragen beantwoorden. Ook dat signeren deed hij op die typisch boerse manier van hem. Toen een fan een resem boeken tevoorschijn haalde uit een rugzak viel er geen seconde verrassing of trots te bespeuren op Ellroys gelaat. Er kon ook geen bedankje af. Een voor een signeerde de schrijver met een korte haal de boeken, en kwakte ze stuk voor de stuk op de rand van de tafel. Voor de fan z’n boeken terug had weggestoken had Ellroy al het boek uit de handen van de volgende lezer gegrist. Ik liet m’n boek tekenen, stelde geen vraag en maakte dat ik weg kwam.
De voorbije week tot m’n tevredenheid én verbazing mogen vaststellen dat de literaire media in deze contreien Ellroy nog niet vergeten zijn. Het is niet meteen een aimabele figuur (understatement-alarm), maar z’n werk valt wel nergens mee te vergelijken. Ik kan alleen maar meegeven dat je het best in originele versie leest. Ik kan best begrijpen waarom iemand het liever in Nederlandse vertaling probeert (vinden dat je Engels niet goed genoeg is is eigenlijk de enige valabele reden), al raad ik aan om het zeker te proberen in het Engels. De boeken zijn immers zo vervlocht met een bastaardversie van die taal dat een vertaling onvermijdelijk een ander boek gaat opleveren. En die Nederlandstalige versie gaat ook moeilijk zijn. Ik las slechts een van zijn boeken in vertaling (The Big Nowhere/De lange leegte) en het verschil was verbijsterend. Zo’n extreme stijl dien je in z’n orginele vorm te ondergaan.
Vanmorgen tenslotte een zoveelste interview (filmpje) teruggvonden, deze keer van Humo-Journalist Kristoff Tilkin, die het er eigenlijk opvallend goed vanaf brengt. Hij slaagt er in om een redelijk ongedwongen gesprek te hebben. Sommige antwoorden waren te verwachten – de bewering dat hij het grootse genie van de Amerikaanse literatuur is, is een vast onderdeel van een conversatie -, al is het fijn om het hem eens te horen/zien zeggen in plaats van het te lezen.
“(…) My books are important social and literary documents. They will last. (…) They are literature, they are canonical literature. I am to crime fiction and to the art of violent intrigue what Beethoven is to music. I will never be equalled. That’s how good I think I am. That’s how confident I am. That’s how hungry I am, at 61.”
Voor de rest kan ik enkel zeggen: lees de boeken als dat nog niet gebeurd zou zijn. Begin bij American Tabloid, ga verder naar The Cold 6000, eindig met Blood’s A Rover. Wie niet meteen blootgesteld wil worden aan ’s mans hypercomplexe kolossen, die kan ook beginnen met The Black Dahlia. Het is een achtbaanrit zonder weerga.
Voor de triviafans: het nummer “Dog” van de obscure band Braddock gaat ook over James Ellroy.
Enfin ja, genoeg gelul hier.
NP: Mostly Other People Do The Killing – Forty Fort
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
Read Full Post »