Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for juni, 2010

Een specialleke uit eigen land. Hoewel in onze contreien aardig wat prima jazz geproduceerd wordt, ook van de minder traditionele soort, lijkt vrije improvisatie of de experimentele tak wat ondervertegenwoordigd. Het Gentse label Kraak doet alvast z’n best om de verhoudingen wat recht te trekken, via het promoten van lokaal talent en door het uitbrengen van deze split-LP. De twee bands hebben een aanpak die eigenlijk radicaal verschillende resultaten oplevert, maar zijn beide in de hoek van de improvisatie en avant-garde te situeren.

Het duo Razen (Bart Reekmans en Brecht Ameel, hier ondersteund door twee extra kompanen) zoekt meer exotische oorden op, met een eclectische mix van geluiden en instrumenten. Hier vallen niet enkel percussie, toetsen en sopranino te horen, maar ook rare luiten, fluiten, santoor (dat vreemde tafelachtige snaarinstrument dat soms in Brussel-Centraal te horen is) en shenai (het slangenbezweerdersding). En doedelzak, dat ook. Niet om de gezellige militaristische sfeer van een Schotse taptoe op te roepen, maar om iets te laten horen dat vooral aan een woelige markt in Kaboel doet denken.

Ritmisch gaat het er hier vrij rechtlijnig aan toe (altijd een troef om je publiek mee te krijgen), het is vooral boeiend om te horen hoe lagen hier gestapeld en ontmanteld worden. Het levert bezwerende (“Rode Hond”), trance-achtige (“Rammelaarging”) en aardig opzwepende (“Razend Zand”) nummers op tussen wereldmuziek, tribaal experiment en kleurrijke soundtrack. Alleszins een Belgische band zoals ik er nog nooit een hoorde.

Sheldon Siegel – het trio Gino Coomans, Erik Heestermans en Gerard Herman – maakt minder exotische muziek, maar is meteen ook een pak ontoegankelijker. Hun bijdrage, “Drie Mannen Stappen Aan Boord Van Een Goederentrein En Lijken Goed Op Weg Hun Vrijheid Te Herwinnen”, is één lange groepsimprovisatie die halsstarrig vermijdt om in gekende patronen te hervallen.

Het is muziek waarvan nonkels en tantes beweren dat zij het ook kunnen maken (want “die mannen doen zomaar iets”), maar dan zou je voorbijgaan aan de soms imposante instrumentbeheersing (ik ging alleszins meteen voor de bijl toen ik Hermans bezopen saxspel hoorde) en fijnzinnige groepsdynamiek, waarbij ook het expressieve spel van Coomans (onvermijdelijk een Vlaamse Lonberh-Holm) steeds opvalt.

Het is een risico, op je eerste labelrelease meteen uitpakken met een kolos van meer dan twintig minuten vol manipulaties en een gebrek aan aanhoudend ritme, iets dat de spanning hier en daar soms ook onderuit haalt, maar ze geraken ermee weg. De aanpak is niet revolutionair, maar opnieuw wordt hier een vloeiende geluidenwereld op poten gezet die moeilijk nog minder Vlaams en provinciaal kon klinken. (***1/2)

  • Razen + Sheldon Siegel verscheen in een LP-oplage van 300 stuks (vraag niet naar #123, want die is van mij). Via Kraak kost hij 12 euro (excl. verzending)
  • En ook: morgen (30/6) vindt de albumvoorstelling plaats, in de Bunker in Brussel, vanaf 20.30u. Inkom: 5 euro of 15 euro (+LP).
  • Luister: “Razend Zand” / “Drie mannen…”

Uitgebreidere tekst:

Albumrecensie op goddeau (Jurgen Boel)
Albumrecensie op Kwadratuur (Koen Van Meel)
Interview met Brecht Ameel op Kwadratuur (Joeri Bruyninckx)

Read Full Post »

Sommige albums heb ik twee keer. Soms zijn die zo goed dat ik zowel een exemplaar heb op vinyl (om thuis te draaien) als eentje op CD (voor in de auto en op de iPod). Singles: 45’s & Under is er zo eentje. Ik zal er vast niet mee scoren bij de grindcore- en improvliga, maar ik heb altijd gevonden dat Squeeze een van de beste popgroepen van zijn tijd was. In de beginjaren toch. Hun eerste S/T was een stilistische zootje, maar er stond minstens één kleine new wave-klassieker op (“Take Me, I’m Yours”). Daarna verschoof het allemaal richting pure pop, naar een sound tussen Split Enz, The Beatles en XTC. Partridge en Moulding van die band zijn een van de weinige popduo’s die ik nog hoger inschat dan Difford en Tilbrook van Squeeze.

De compilatie verenigt zowat het beste uit hun eerste vijf albums (1978-1982), met vooral de nadruk op Cool For Cats (4 songs) en Argybargy (3 songs). Van die zeven zijn er wel een stuk of vier – “Cool For Cats”, “Up The Junction”, “Another Nail For My Heart” en vooral “Pulling Mussels (From The Shell)” – die absoluut tot het domein van de klassieke pop behoren. De compilatie eindigt ongeveer rond de periode dat ze van wave-beïnvloede pop overstapten naar nog gladdere soulpop (“Tempted”). Het is softe, onschadelijke muziek, weinig uitdagend, maar met geweldige melodieën en hooks. Ik vind het zo goed dat ik onlangs niet kon weerstaan aan een derde exemplaar, dat ik vond voor wat kleingeld. Een digipack-editie in de Millennium-reeks van A&M Records. Nog netjes in plastic wrap. Die vliegt nu de deur uit. Wie ’t wil, moet me enkel een seintje geven en adres bezorgen. ’t Is gratis en voor niks. (****) EDIT: plaatje is de deur uit

Een greep uit de plaat:

“Take Me I’m Yours” (1978)

“Another Nail For My Heart” (1980)

“Pulling Mussels (From The Shell)” (1980)

Read Full Post »

Allez vooruit

Een paar onnozelaars die ik ken communiceren enkel nog via Facebook (en gaan er meteen maar van uit dat IEDEREEN op Facebook zit, en voelen zich ook niet te beroerd om je een schuldgevoel aan te praten als je niet op de hoogte was van dit of dat op Facebook aangekondigd evenement dat niet te missen is). Enkele anderen zouden me tevergeefs online gezocht hebben. En laat dat mensen zijn die me nooit te veel voor de voeten gelopen hebben. Hup, ik heb die ellendige account, die ik ooit voor anderhalve week had, opnieuw geactiveerd. Word gerust m’n vriend, maar kom niet af met die onnozele spelletjes. Dank.

Mr. No Character

NP: Atomic – Feet Music

Read Full Post »

Een week na het overlijden van Bill Dixon is nu ook saxofonist Fred Anderson heengegaan. Hij was was een heel ander soort muzikant: minder cerebraal, meer op gevoel en intuïtie spelend. Van dezelfde generatie en ook een belangrijke, minder gekende schakel binnen de free jazz, en een typische exponent van de Chicago jazz. Anderson was in de jaren zestig een van de oprichters van de AACM, waar ook volk als Henry Threadgill, Anthony Braxton en Roscoe Mitchell deel van uitmaakte.

Anderson was geen theoreticus en componist, zoals Dixon, maar vooral een improvisator, en zijn warme, ontspannen geluid en tenorspel, lange notenslierten die bijna altijd leken te balanceren op de koord tussen hardbop en free jazz, zijn meteen herkenbaar. Bijkomende redenen waarom zijn naam de voorbije decennia vaak over de tongen rolde: hij baatte de Velvet Lounge in Chicago uit, een van de legendarische lokale jazzclubs, een plaats waar jong talent steeds een kans kreeg, en hij werd door die jongere generatie muzikanten op handen gedragen.

Net als Dixon was hij de laatste jaren zeer actief. Hij werkte vaak samen met meesterdrummer Hamid Drake, speelde op een paar albums van Ken Vandermark (o.a. Fred Anderson & DKV Trio (1996), Territory Band 6 w/ Fred Anderson: Collide (2006)) en was de voorbije jaren te horen op een heel lijstje (live) albums. Timeless: Live At The Velvet Lounge (Delmark, 2006) is meteen ook de aanrader van de dag.

Read Full Post »

De hoes ziet er wat kitscherig uit met dat poëzielettertype en dat gloeiende koper, maar de muziek is uitstekend. Reut Regev is een Israelische tromboniste die al een hele tijd in New York woont en werkt en daar een aardig cv bij elkaar heeft gespeeld in het voorbije decennium. Zo was ze actief binnen (free) jazz, klezmer, rock en blues en speelde ze aan de zijde van volk als Anthony Braxton, Frank London, Dave Douglas, Assif Tsahar, Koby Israelite en eclectische rockband Firewater.

Pas in 2009 maakte ze haar solodebuut met This Is R*Time, waarvoor ze een uitstekende band rond zich verzamelde: drummer/echtgenoot Igal Foni, gitarist David Phelps en bassist Brad Jones. Het album leverde unaniem positieve recensies op, waarin vooral haar veelzijdigheid werd geprezen. “Regev combines the expressivity of the avant-garde and the technical precision of bop wih the farsightedness of a musician in step with her own time”, schreef Troy Collins van All About Jazz, en hij haalt net aan wat haar muziek zo aantrekkelijk maakt: een heel aangenaam evenwicht tussen toegankelijkheid/swing en avontuur. Wie van een uitdaging houdt wordt op z’n wenken bediend, en toch is het een plaat die je kan opleggen als bezoek langskomt.

Op de plaat slaagt ze er in om heel coherente statements te maken via een indrukwekkende stilistische veelzijdigheid. Zo is er gebald en krachtig werk in de lijn van The Vandermark 5 (“Swill”), gaat het soms de exotische toer op (“Balibalaila”, “Faradise”), de hoekige (“Some Of The Best Fish Are Alive”), of richting funk/rock (“True Story”). Nergens verzandt het in clichés of zielloze notenneukerij.

Ze wordt gesteund door een gitarist die een indrukwekkende geluidenarsenaal beheerst en een ritmesectie die een enorme souplesse aan de dag legt (vooral drummer Foni imponeert), maar uiteindelijk is dit vooral het visitekaartje van Reut Regev, die een middenweg lijkt te zoeken (en te vinden) tussen Jeb Bishop en J.J. Johnson, met breed uitgesmeerde lijnen, schetterende solo’s en een stuwende drive. (****)

Een andere reden om deze plaat te vermelden:

– Op maandag 5 juli om 22u speelt mevrouw Regev met echtgenoot Igal Foni in de Gentse club El Negocito (Brabantdam 121). Dat zou wel eens een bijzonder duoconcert kunnen worden. En vermoedelijk gratis.

– This Is R*Time is zowel beschikbaar op CD als download. Bij Instant Jazz koopt u het voor 10 euro.

– Meer info op haar site. Vier nummers uit de plaat kan u beluisteren op MySpace. Voor wie dan nog niet overtuigd is: een laatste argument.

Next: Razen/Sheldon Siegel

NP: Reut Regev – This Is R*Time

Read Full Post »

Een van de meest intrigerende filmregisseurs is ongetwijfeld Alan Smithee, want diens filmografie tussen 1968 en 2000 is immers een onwaarschijnlijk onsamenhangend zootje dat z’n gelijke niet kent. Niet verwonderlijk, aangezien Smithee nooit bestaan heeft en een pseudoniem is. De naam werd gebruikt door regisseurs die zich om een of andere reden officieel wilden distantiëren van een film; omdat het resultaat schabouwelijk was, of omdat de film om een of andere reden niet kon verschijnen zoals oorspronkelijk bedoeld was. Er zijn weinig voorbeelden van bekende regisseurs die expliciet afstand genomen hebben van hun films, maar zowel David Lynch als Michael Mann hebben zich bijvoorbeeld gedistantieerd van bewerkingen van hun films (resp. Dune en Heat).

Binnen de muziek gebeurt het wel vaker dat artiesten niets meer te maken willen hebben met oudere releases, al gebeurde dat bij mijn weten nooit op zo’n formele manier. Duizenden artiesten hebben geen uitstaans meer met hun vroege werk, beschouwen het als jeugdzondes en laten het bijgevolg links liggen tijdens optredens en interviews. Sommige artiesten betuigen luidop hun twijfels of afkeer t.a.v. ouder werk (bekendste voorbeeld is waarschijnlijk Radiohead met Pablo Honey/”Creep”). Maar er schieten me nog een aantal artiesten te binnen die meer deden dan een specifiek werk zomaar negeren:

  • Richard Thompson was zo teleurgesteld over het solo-album Small Town Romance dat hij het label (Hannibal) verzocht om het album niet langer uit te brengen. Heel even werd daar gehoor aan gegeven, maar het was na een tijd toch weer verkrijgbaar. Maar goed ook, want het is een uitstekende plaat, een van zijn beste uit de 80’s.
  • Bad Religion bracht na zijn debuut een EP uit die naar verluidt in de richting van de progressieve rock ging. De band was er echter niet over te spreken, zou later terug de punkkoers volgen (en nooit meer verlaten) en Into The Unknown zou nooit uitgebracht worden op CD, terwijl geen enkel nummer ooit op een compilatie of setlist belandde. Intussen werd het vinyl wel een collector’s item. Ik heb het nooit gehoord.
  • David Thomas (Pere Ubu) wil niks te maken hebben met zijn tweede album Winter Comes Home, de enige plaat die niet op CD verscheen en niet werd opgenomen in de boxset Monster, die zijn oudste solowerk verzamelt. Meer nog: op z’n eigen onnavolgbare manier beweert Thomas nu dat het album nooit bestaan heeft. Ook een plaat die ik nooit hoorde.
  • Captain Beefheart wilde eind jaren zeventig niks te maken hebben met zijn albums Unconditionally Guaranteed en Bluejeans & Moonbeams, twee platen die naar zijn normen zeer conventioneel waren. Hij riep kopers op om de plaat terug te brengen en hun geld terug te vragen. Al bij al geen onterechte oproep.
  • De lawaaiband Harvey Milk liet vaak negatieve commentaren optekenen over enkele oudere albums. Zo vindt zanger/gitarist Creston Spiers dat het alom gelauwerde Life… The Best Game In Town eigenlijk niet had mogen verschijnen. Het was m’n #3 van 2008.

Een ander voorbeeld, maar dan in de comedyhoek, is The Great White Stanhope (1998), het eerste album van Doug Stanhope. Die kon zich niet vinden in z’n (naar eigen zeggen) belabberde performance en het feit dat hij geen zeggenschap kreeg in de editing van de plaat. Zijn eropvolgende Sicko, bevatte een hoop materiaal dat ook op het debuut te horen was en was meteen ook bedoeld om die release te vervangen. Op zijn site komt The Great White Stanhope niet voor in de discografie. Zijn ongenoegen heeft alleszins resultaat opgeleverd, want het album werd niet langer uitgebracht en groeide intussen uit tot een hebbeding voor verzamelaars. Ik zag er onlangs nog eentje voor meer dan 100 dollar passeren op eBay.

Het is nochtans een album dat er mag zijn. Het klopt wel dat het soms wat geforceerd en gehaast klinkt, maar dat is dan ook een direct gevolg van zijn woeste, bijna schuimbekkende stijl. Stanhope zal nooit te boek staan als een subtiele redenaar die regelmatig op de rem gaan staan om fijntjes grappen met dubbele bodems te verkondigen, maar hier gaat het er wel heel erg bruut en vunzig aan toe. De cliché-onderwerpen (seks, drugs, alcohol, allerhande ergernissen) passeren allemaal, maar het lijkt alsof Stanhope hier vooral z’n best deed om er nog een paar scheppen bovenop te doen en bij de shock-comedy van Andrew Dice Clay belandt. Voorbeeld: Hey, so I told my girlfriend I wanted to fuck her between the tits, she said, “How’re you gonna make that feel good for me?”, I said, “Right before I come I’ll stop punching you in the face.”

De stukken over seks gaan over travestieten, blowjobs door gehandicapten en exotische danseressen die excentrieke dingen doen met bananen, maar z’n smaakloze onzin wordt met zoveel verve en schwung gebracht dat het toch grappig blijft. Hier en daar doet z’n venijnige houding en z’n harde commentaar denken aan Bill Hicks, met dat verschil dat het nog meer recht op de man af is, onder de gordel, minder politiek getint. Zo volgen er ook heel wat rants aan het adres van de ‘smoking laws’, vrachtwagenchauffers, intellectuelen, bejaarden, radiostations, rampslachtoffers en vrouwen met te weinig gebreken. De lijst zou eindeloos kunnen zijn.

Stanhope zou later iets minder goor worden, of het toch ietsje beter weten te verpakken, maar ook dan blijft geen enkel onderwerp gespaard, of het nu gaat om religie, abortus of 9/11 (een beter voorbeeld wordt geboden door de uitstekende, spotgoedkope DVD Deadbeat Hero, die in de kast van elke comedyliefhebber thuis hoort). The Great White Stanhope, waarvan grote stukken online circuleren, is een vunzig plaatje dat met zo veel goesting en wansmaak over de schreef gaat (vanuit het publiek komt dan ook snel de “You’re a sick fuck”- commentaar) dat het verplichte kost is voor alle vetzakken die zich in de steek gelaten voelen door Comedy Casino, De Druivelaar en de gemiddelde Vlaamse eindejaarsconference. (***1/2)

Next: Reut Regev

NP: Paal Nilssen-Love / Ken Vandermark – Chicago Volume

Read Full Post »

Verpletterend mooi. Van het album Unhalfbricking (1969), hun beste.

NP: Fairport Convention – Unhalfbricking

Read Full Post »

Ik leerde Fleetwood Mac kennen via hun onvergetelijke single “Everywhere” (van hun album Tango In The Night, uit 1987). In de periode 1985-1988 was ik een rabiaat aanhanger van de Top 30, die elke zaterdagvoormiddag te horen was. Op Radio 2, denk ik. Ik zocht op voorhand op welke nummers zouden passeren (dat stond in een of ander tv-boekje), en zat klaar, de taperecorder in de aanslag, om de ‘goede’ nummers op te nemen. “Everywhere” was daar zeker bij. Waar de cassettes naartoe zijn weet ik niet, al zou het ongetwijfeld een belevenis zijn om het opnieuw te horen (“Bring Me Edelweiss” van Edelweiss was ook van de partijj, net als “Pump Up The Volume” van M.A.R.S, “Theme From S’Express” van S’Express, “I Maschi” van Gianna Nannini, en “Star Trekkin'” van The Firm, dat ik nog altijd op 7″ heb).

De eerste plaat die ik van Fleetwood Mac zou kopen, en die aanschaf gebeurde op de Genkse zondagsrommelmarkt in 1991 of 1992, was de 2LP The History Of Fleetwood Mac: The Vintage Years. 250 frank, 24 nummers. Iedereen weet dat er twee radicaal verschillende versies van Fleetwood Mac hebben bestaan (de versie met Peter Green, die blues speelde tot ca. 1970, en die daarna, die een pop/rock-koers volgde), maar ik heb het gevoel dat veel te weinig mensen, inclusief zelfverklaarde muziekkenners, beseffen hoe goed die eerste editie wel was.

Ze worden wat weggelachen omdat ze ook verantwoordelijk waren voor tegeldraaiers “Albatross” (hun eigen “Samba Pa Ti”) en “Need Your Love So Bad”, en krijgen soms het verwijt niet origineel genoeg te zijn geweest (vooral slidespecialist Jeremy Spencer deed inderdaad niet veel meer dan variëren op Elmore James-riffs), maar als ik deze 2LP op leg, dan hoor ik toch een resem erg sterke songs, gespeeld door een stelletje bleekscheten die zeker niet moesten onderdoen voor andere exponenten van de British blues boom van die tijd,  zoals John Mayall & The Bluesbreakers, Chicken Shack, Savoy Brown of The Yardbirds. De enige bluesband uit de tweede helft van de jaren zestig die ik zonder aarzeling boven Fleetwood Mac zou plaatsen, is Paul Butterfields Blues Band.

Deze compilatie verscheen in 1975, maar werd helaas nooit uitgebracht op cd (op vinyl wel makkelijk te vinden, aangezien de compilatie werd uitgebracht toen de band commercieel begon te pieken). Spijtige zaak, want het schetst een mooi overzicht van wat de band uitvoerde in de periode 1967-1969, vooral met de klassieke line-up Peter Green, Jeremy Spencer, Mick Fleetwood, John McVie. Het bevat twee songs van hun titelloze debuut, tweede album Mr. Wonderful staat er integraal op, en daarbovenop zijn er nog de singles “Black Magic Woman” (een song die Santana niet kon verbeteren), “Albatross”, “Need Your Love So Bad”, “Man Of The World” en nog een aantal tracks van  de compilatie The Pious Bird Of Good Omen (1969), zoals “The Big Boat”, een prima samenwerking met pianist Eddie Boyd.

Het is jammer dat de compilatie geen songs bevat van na hun labelwissel (van Blue Horizon naar Warner), waardoor klassiekers “Oh Well”, “Rattlesnake Shake” en “The Green Manalishi” hier ontbreken. Maar nu bevat het al een mooi en gul overzicht, met vurige knallers (“Shake Your Moneymaker”, “Stop Messin’ Around”), crossover (“Something Inside Of Me”, “Black Magic Woman”), en een paar lappen donkere weemoed (“Trying So Hard To Forget”, “Love That Burns”). Als ik de naam Fleetwood Mac hoor, dan denk ik bijgevolg ook niet aan een wufte, coke snuivende Stevie Nicks, maar de jonge Peter Green (de oude, gezien op BRBF 1997, was een heel pak minder). Niet te missen voor wie houdt van Elmore James, Freddie King en blanke blues voor die vergleed in moderne vaselineproducties. (****1/2)

“Love That Burns” (negeer het haardvuur)

“Stop Messin’ Around”

“If You Be My Baby”

Read Full Post »

Gisteren is de Amerikaanse trompettist, componist en schilder Bill Dixon overleden. Geen figuur die je tegenkomt in de lijstjes met Grote Namen, maar wel een cruciale schakel in de ontwikkeling van de free jazz en zogenaamde creative music, wiens naam vaak gelinkt werd aan die van Cecil Taylor. Hij organiseerde het allereerste free jazzfestival in 1964, doceerde jarenlang en bleef steeds in de frontrangen van de experimentele vleugel.

Wat het afscheid eigenlijk nog wat pijnlijker maakt is dat hij de voorbije jaren productiever dan ooit was. Dixon, die bewust koos voor een jarenlang isolement, nam recent een enthousiast onthaald album op voor het AUM Fidelity label (17 Musicians In Search Of A Sound: Darfur, 2007), eentje met Rob Mazureks Exploding Star Orchestra (2008), en pakte vorig jaar uit met het gelauwerde Tapestries For Small Orchestra (2CD + DVD), een taaie, maar indrukwekkende release die liet horen dat de tachtiger nog altijd rusteloze, avontuurlijke, complexe en unieke muziek maakte. Zijn laatste (?) release, de 2LP Weight/Counterweight, kreeg onlangs nog de vijf sterren-score op de Free Jazz-blog van Stef.

Net als bvb. Joe McPhee was hij in staat om muziek te maken (en te componeren) die zowel een experimenteel als een menselijk gelaat had. De muziek verliest met zijn overlijden een van zijn meest geëngegeerde, intelligente en mysterieuze figuren.

Clifford Allen publiceerde vorig jaar nog een diepgaand en indrukwekkend interview met de man op All About Jazz, met veel aandacht voor minder bekende facetten van zijn werk en persoonlijkheid.

Read Full Post »

15:45u-16:15u: Who’s On Trial
16:45u-17:15u: Bring On The Bloodshed
17:45u-18:30u: Braddock
19:00u-19.45u: Hate Factor Nine
20:15u-21:00u: Campus
21:30u-22:30u: Leng Tch’e
23:00u-??u: Flipo Mancini

NP: William Parker Quartet – Sound Unity

Read Full Post »

De alomtegenwoordigheid van het nationale verkiezingskarnaval en het WK voetbal hebben ervoor gezorgd dat de aandacht voor al het andere nieuws tijdelijk verslapte of even onbestaande was. De kans is dan ook groot dat u heel wat relevant wereld- en ander nieuws gemist hebt. Zo was er op 11 juni jl. ook het overlijden van gezaghebbend neuroloog Fred Plum, een specialist in het domein van de hersenbeschadiging en sinds de jaren zestig een wereldautoriteit op het gebied van coma-onderzoek, die met de door hem opgeworpen term “persisterend vegetatief syndroom” (beter bekend als ‘wakende coma’ of, in de volksmond: ”t is een plant’) zowaar er in geslaagd is om Vlaandrens favoriete aandoening van het voorbije weekend te beschrijven. Rest in peace, Freddy.

NP: Oxbow – Serenade In Red

Read Full Post »

Om 8.15u stond ik terug buiten. Het gekonkelfoes rond me beloofde weinig goeds over de stemintenties in Bureau #3 in Geraardsbergen. Ik hou m’n hart vast.

En vanmiddag aan tafel bij m’n Vlaams Belang-aanhangende schoonouders (“Ge hebt toch wel voor de goei gestemd, hé?”).

Rock-‘n-roll in Vlaanderen België.

NP: Jesse Sykes & The Sweet Hereafter – Like, Love, Lust & The Open Halls Of The Soul

Read Full Post »

Older Posts »

%d bloggers liken dit: