Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for september, 2010

Blognieuws

  • De huiskat is een blog gestart om zijn leesverslagen (vooral ‘Young Adult Literature’) te bundelen. De kat kan schrijven. Klik HIER voor het bewijs.
  • Instant Jazz, ten huize Boleuzia vooral bekend als ‘de-platenboer-met-de-gekke-plaatjes’, heeft de blog ook terug op gang geschopt. HIER.
  • Schrijver dezes gaat straks nog wat oninteressante dingen over bekeken films pennen.

NP: The Dream Syndicate – The Complete Live At Raji’s

Read Full Post »

Waar ligt de grens tussen excentriciteit en waanzin en/of hoe omgaan met de immense grijze zone ertussen, dat lijkt zowat de belangrijkste bekommernis van Doctorow in zijn elfde roman Homer And Langley, het zoveelste in een lange reeks van werken waarin feit en fictie gecombineerd worden en elkaar voor de voeten lopen. Doctorow bouwde in het verleden al vaker romans rond bestaande personen of gebeurtenissen (een wereldtentoonstelling, het proces van Julius en Ethel Rosenberg, etc), en dat is hier niet anders. Hij heeft zelfs de namen van de betrokkenen niet aangepast. Homer en Langley Collyer waren twee broers met een intussen mythische status in de Amerikaanse maatschappij (zeker de moeite om eens te lezen). (meer…)

Read Full Post »

De aanrader van de week is deze moderne roman over weerwolven, geschreven in vrij vers. En voor de rest gooi ik hier het leesverslag van m’n huisgenote, die het allemaal veel beter kan verwoorden dan mij. ’t Engels neemt ge er maar bij.

“With all the Twilight-fodder out there, one might forget that there are contemporary (Young) Adult books about werewolves and other assorted fantastic content, that are actually worth reading for more than the guilty pleasure of a ‘fantastic love story’ that lovelorn maidens seem to be interested in these days. One of these books is Toby Barlow’s debut Sharp Teeth. The book deals with packs of lycanthropes (werewolves) who are not only battling each other, but who’re also planning to take over Los Angeles, with each pack having a different strategy to reach that goal. The originality of Barlow’s novel is that it’s written in free verse. Now, for someone who’s not interested in poetry or heroic epics, this might sound like a hard read, potentially boring even. However, the language Barlow uses is so strong and captivating, that at every step of the way it feels as if you’re reading a noir thriller. “Poetry is a way of taking life by the throat”. This Robert Frost quote is the motto of the book, and that’s what this book does in more ways than one.

Barlow weaves different subplots together like the best auteur (the movie references are never far away in this book, by the way, and you can easily see how it could be another Sin City – Barlow himself refers to it as “a graphic novel without the pictures”) . The story starts with Anthony Silvo, a self-professed dogcatcher who falls in love with a mysterious woman. She leads a second life as a lycanthrope, working for Lark, the leader of a pack of dogs. Her growing feelings for Anthony makes her regret choices she made in the past. Lark suspects that competing packs of lycanthropes are after his power and he prepares for battle (leading an undercover dog’s life (as Buddy) with Bonnie, who fondly scratches his ears every evening…). Other subplots include detective Peabody’s investigation into murders which are clearly dog-related; underground bridge tournaments tied to the LA drug trade; and Baron’s tale of betrayal.

As I said, the language reveals great artistry, but at the same time, it never feels contrived or self-conscious (there’s nothing worse than a writer who knows he’s writing a good book and feels smug about his writing skills). On the contrary, for every violent outburst (of both the language and the ahum…dogs), there’s an ironic and sometimes even laugh-out-loud joke hidden beneath the words (notice the names of the characters, for example, or dogs loving tacos and other fried food, anyone?)

Highly recommended is the accompanying website, which brings out the humor of the book even more (watch the Public Service Announcement!).
Though the book is by no means perfect (the end feels somewhat sudden for some of the characters in the book), Toby Barlow is definitely a writer to watch.” (****)(76)

  • Barlow, Toby. Sharp Teeth. London, Vintage Books: 2008. 313 pag.

NP: David S. Ware – Onecept

Read Full Post »

Het was minstens 20 jaar geleden dat ik deze nog gezien had. Ik kon me van het verhaal amper nog iets herinneren, maar wist wel nog dat er iets in zat met apenhersenen en een achtbaanrit door een mijnencomplex. Nu ik de film nog eens heb bekeken is het helemaal niet zo verwonderlijk dat er niet veel van het verhaal is blijven hangen. Het heeft immers zo weinig om het lijf als de meisjes in de Aarschotsestraat in Brussel. Opnieuw moet Indy op zoek naar een waardevol artefact en krijgt hij te maken met een heleboel occulte zever en deze keer wordt hij bijgestaan door twee van de meest irritante sidekicks van de jaren tachtig: een gillende trien (Kate Capshaw) en een mouwvegend Japannertje. Opnieuw blijft hij overeind, ondanks alle klappen die hij te verduren krijgt, en opnieuw is er die opzwepende soundtrack van John Williams.

Het verhaal doet er niet toe, want alles heeft hier te maken met actie, actie en nog eens actie, nu en dan onderbroken voor een flauwe mop of een leuke vondst (zoals de apenhersenen, de ophanging met de ventilator, het bewegende sabelplafond, de insecten en de rollercoaster). Het is allemaal erg onderhoudend, zo’n verstand-op-nul-show en het zorgt ervoor dat het tempo er stevig in blijft zitten, maar er zit een maximum op de hoeveelheid vuistgevechten en worstelpartijen die een mens verwerken kan op twee uur. Na gevecht #154 zit je dan ook te snakken naar een rustige scène of, bij gebrek daaraan, het einde. Jeugdsentiment dat met de mantel der liefde bedekt wordt. (***)(131)

NP: Floored By Four – s/t

Read Full Post »

Nog een goede reden om pulpfilms te bekijken is natuurlijk dat je er soms tegenkomt als deze The Last House On The Left van ene Dennis Iliadis. Op papier voorbestemd om een drolfilm te worden – sinds Scream is het gros van de Amerikaanse griezel/horror immers op de tienermarkt gerichte nonsens -, zeker aangezien het ook nog eens om een remake gaat (van een oude Wes Craven), dus ik was dubbel verrast toen al snel bleek dat de film echt wel meer te bieden heeft dan de gemiddelde The Hills Have Eyes-kloon.

Wat het meeste stort bij dergelijke films is doorgaans de complete inwisselbaarheid: de look van de films is vergelijkbaar, de ontwikkeling, de humor, de schrikeffecten, zelfs de gillende en als een kip zonder kop in het rond rennende delletjes en hun hatelijke vriendjes zijn doorgaans inwisselbaar. Hier gaat het aanvankelijk ook van start met een tienergrietje dat met haar ouders aankomt bij hun afgelegen zomerhuisje, maar vanaf de vroegste scènes zit er al een controle in de film die opmerkelijk is.

Het meisje en een vriendin komen in aanraking met een paar misdadigers die op de vlucht zijn, iets wat uitloopt op enkele vrij harde scènes. De meisjes worden voor dood achtergelaten en de misdadigers, op zoek naar onderdak, kloppen zonder het te beseffen aan bij het zomerhuisje van de ouders. Het is dan pas dat de film echt goed wordt, met een beklemmend sfeertje, een sadisme dat zo uit Funny Games komt en een heel gestileerde, koortsige vormgeving en aanpak.

Dit is geen zomerblockbuster die je elke 70 seconden een schrikeffect wil bezorgen, maar een gestaag intenser wordende trip die daardoor een pak effectiever wordt. Ook hier wordt regelmatig geflirt met het karikaturale (en precies even geknipoogd naar films à la Braindead (zeker in de eindscène), maar je neemt het erbij, want het is uitstekende gemaakte, vermakelijke pulp. (***1/2)(130)

NP: The Vandermark 5 – Burn The Incline

Read Full Post »

De Vlaamse film heeft de laatste jaren een paar opmerkelijke kassuccessen voortgebracht en Dossier K. is het zoveelste in de reeks. De Zaak Alzheimer en Loft werden al voor ze in de zalen liepen voorgesteld als hoogtepunten uit de Nederlandstalige cinema, iets dat toch snel gerelativeerd mocht worden. Beiden waren prima genrefilms, en naar Belgische maatstaven inderdaad uitstekend (de laatste tijd nog zo’n poging uit de jaren tachtig gezien?), maar om nu te zeggen dat het instant classics zijn? Achteraf bekeken lijkt vooral Loft wat over het paard getild (te geconstrueerd, te gestileerd, en geen ziel).

Toen bekend werd dat Dossier K., aka De Zaak Alzheimer Part 2, geregisseerd zou worden door Jan Verheyen, een man bij wie er vooralsnog geen duidelijk verband lijkt te bestaan tussen zijn zelfvoldaanheid en zijn talent, was het vooral bang afwachten. Nu ja, ik zat er niet op te wachten, maar als de mogelijkheid zich zou voordoen, dan zou ik de film wel willen zien. En voilà, we hebben het overleefd. Meer nog: Dossier K. is opnieuw niet meer dan een genrefilm, maar dan wel eentje die vrij goed in elkaar steekt.

Koen De Bouw loopt er iets té miserabel bij (de man kijkt in elke scène alsof hij te horen gekregen heeft dat niet enkel hij, maar ook z’n hele familie en vriendenkring aan een ongeneeslijke kanker zal sterven), die bijna-romance met Hilde De Baerdemaker is erg krampachtig en voorspelbaar (de regel in Vlaamse films en soaps is nog altijd: kondig een affaire aan met een “intense” blik die twee seconden te lang en ZEER VEELZEGGEND blijft hangen – nog drie weken en Bianca ligt trouwens in de koffer met Mo) en de bad guys van dienst zijn naar goede gewoonte op en af lopende karikaturen met een vet accent, maar het werkt tot op zeker niveau wel.

Het wraakverhaal in het milieu van de Albanese maffia in Entwerpe is eens iets anders dan gelul over corrupte politici en Blerim Destani (een geheime  schoonbroer van Colin Farrell) kwijt zich prima van z’n taak als wraakengel. Ook dik OK: de overige sleutelacteurs, de actiescènes en de opbouw van de film. Die heeft eigenlijk niets om het lijf – het is een verhaal dat je kan navertellen op 12 seconden -, maar het is goed uitgewerkt en bevat enkele geslaagde scènes. Geen kunst, geen prut, maar een geslaagde flikkenfilm waarmee Jan Verheyen even krediet krijgt. Tot vanmiddag of zo. (***)(129)

NP: The Flying Luttenbachers – Destroy All Music

Read Full Post »

Faber is naar ’t schijnt redelijk populair in dit taalgebied (hij is dan ook een Nederlander, zij het eentje die opgroeide in Australië en daarna in Schotland ging wonen) en Lelieblank, scharlakenrood was blijkbaar een bestseller. Toch had ik nooit eerder iets van hem gelezen. Iets dat nu gelukkig rechtgezet is. Some Rain Must Fall is een verhalenbundel die intussen al gevolgd werd door een stuk of zeven boeken en zal ongetwijfeld een van de meest originele bundels zijn die ik dit jaar zal lezen.

Wat vooral opvalt is de diversiteit van de verhalen, zowel qua aanpak als qua stijl. Zijn sommige verhalen behoorlijk donker (“Some Rain Must Fall”) of eerder mild humoristisch (“Half A Million Pounds And A Miracle”), dan zijn andere eerder experimenteel of zelfs surreëel. In “Nina’s Hand”, bijvoorbeeld, zien we de wereld door de ‘ogen’ van een rechterhand (wat leidt tot intrigerende resultaten), in “Toy Story” krijgen we een ietwat verrassende versie van het scheppingsverhaal, terwijl een Hongaarse goth zich wentelt in zelfbeklag in Afrika  (‘The Crust Of Hell”).

Het is niet zozeer de psychologie, emotionaliteit en diepgang die hier opvallen, als de pure creativiteit en de onvoorspelbaarheid: in “Fish” zijn de vissen uit het water gekomen en zorgen ze voor onwaarschijnlijke sci-fi, en het langere “The Tunnel Of Love”, over een leven in de porno-industrie, zorgt uiteindelijk toch voor een verrassend mooie en emotionele ontknoping die het niveau van de makkelijke pastiche of satire probleemloos overstijgt. Faber slaagt er heel goed in om verhalen die eigenlijk over niets gaan heel indringend te maken en om gewichtige onderwerpen heel verrassend en quasi-terloops te benaderen. Origineel en soms verdomd grappig; Some Rain Must Fall is een mooie ode aan de verbeelding. (****)(74)

Het titelverhaal is online beschikbaar.

  • Faber, Michel. Some Rain Must Fall. Edinburgh, Canongate: 1998. 242 pag.

NP: Cooper-Moore – The Cedar Box Recordings

Read Full Post »

Concerten

Ik heb hierboven een pagina toegevoegd met een lijstje concerten voor dit najaar. Sommigen vonden het blijkbaar handig dat er een hele tijd geleden ook zo’n lijst was. Het is niet compleet, maar bevat vooral dingen die me momenteel interesseren (en is daarom ook niet beter dan de kalender van een ander). Als ik iets over het hoofd zie dat de moeite is, laat het dan gerust horen (hier, daar of via mail)!Niks zo vervelend als achteraf moeten horen dat je iets geweldig gemist hebt. Het is een lijst die ik up-to-date ga proberen te houden en waarschijnlijk nog zal uitbreiden.

NP: Richard Thompson – Dream Attic

Read Full Post »

Ze zijn dun gezaaid, boeken die vooral opgehangen worden aan filosofische vraagstukken en toch onderhoudend en leesbaar blijven, zonder te verzanden in protserige literaire spelletjes, pretentieuze name dropping en obscure theorieën die bovenal als doel hebben om je als gemiddeld boekenliefhebber uit te sluiten van het clubje der wijzen. Andrew Crumeys Mobius Dick is zo’n uitzondering. De man goochelt met filosofische vraagstukken en boegbeelden en sleept er en passant nog een resem klassieke auteurs bij (E.T.A Hoffmann, Goethe, Thomas Mann) , maar zonder zijn intrigerende karakter te verliezen. Crumey is geen Borges.

Het helpt ongetwijfeld als je al enige voorkennis hebt over bvb. Schrödingers Kat (een klassieker uit de kwantumfysica), C.G. Jungs “collectieve onbewuste” en het terrein waar moderne wetenschap en filosofie elkaar ontmoeten, maar het is geen must. Ik ben allesbehalve een expert op dat gebied, en toch kon ik mee (mits, toegegeven, enige inspanning). Het helpt alleszins dat er naast al dat geleuter en de talloze spiegeleffecten nog een amusant verhaal in zit, in dit geval over een professor die door een raadselachtige sms betrokken wordt bij een zoektocht die steeds hallucinanter wordt.

Crumey combineert verschillende werelden en tijdperken, creeëert parallelle universums en zet een boompje op over toeval, determinisme en causaliteit, waarbij zowel fictieve als non-fictieve figuren elkaar voor de voeten lopen. Robert Schumann, Brahms, Schrödinger, Melville en Hawthorne, het zijn slechts enkele van de figuren die hier opdraven. Het had een vrijblijvend ultrapostmodernisme kunnen opleveren, ware het niet dat de schrijver er, een beetje à la T.C. Boyle, heel goed in slaagt om zijn boek te laten balanceren op de grens tussen intellectueel spelletje en veredelde pulp. Kortom: een boek dat de laat hoog legt, zowel voor zichzelf als voor de lezer, maar daar glansrijk in slaagt dankzij een originele en frisse aanpak. (****)(73)

  • Crumey, Andrew. Mobius Dick. London, Picador: 2004. 311 pag.

NP: Los Lobos – Tin Can Trust

Read Full Post »

Ik vraag me soms af (en ik zal vast niet de enige zijn) waarom ik naar die slappe pulpfilms blijf kijken, terwijl drievierde ervan tegenvalt (of amper de middelmaat overstijgt). Enkel arthouse films, dat krijg ik in dit huis niet verkocht. Maar ik zou zelf ook snel snakken naar licht verteerbare kost na het consumeren van al die zwaar op de maag liggende contemplaties. Net als een vunzige rock-‘n-rollplaat, zo ook kan goeie pulp op het kleine scherm bijzonder vermakelijke bullshit zijn. Nu en dan is dat gewoon nodig.

Dat was echter niet het geval met de twee prenten van ’t voorbije weekend. Vertige (in het buitenland beter bekend als High Lane) van regisseur Abel Ferry begint nochtans vrij veelbelovend. Het is meteen erg duidelijk dat weinig originaliteit verwacht moet worden en de acteurs lopen er wat statisch bij, maar het stoort niet. Twee koppels en een jaloerse ex-vriend trekken naar de Balkan om daar een dagje te gaan klimmen. Tegen beter weten in (het parcours is afgesloten) gaan ze door met hun uitstap en het duurt natuurlijk niet lang voor het boeltje uit de hand loopt. Aanvankelijk levert dat vrij spannende resultaten op – Vertige oog best indrukwekkend en het is moeilijk om niet duizelig te worden bij heel wat scenes, terwijl de acteurs over steile wanden kruipen en een imposante hangbrug over moeten. Heel even het puntje-van-de-stoel-gevoel. En dan is er natuurlijk Fanny Valette, een schoonheid die erbij loopt alsof ze net van een photo shoot voor Penthouse komt. Yeah right.

Om de een of andere reden krijgt de film een scharnierpunt (dat durft al eens gebeuren), het moment waarop alles escaleert, en dan is het hek van de dam en schiet het hele zootje het terrein van de moderne horror op, met in het rond spattend bloed, ijzingwekkend gegil en lugubere ontdekkingen. Het haalt meteen de fijn opgebouwde spanning en visueel overtuigende stijl van de eerste helft onderuit, pakt uit met onzin a la The Hills Have Eyes die iedereen al duizend keer gezien heeft, en ergst van al, plots krijgt het zootje zo’n opgefokt sfeertje, nog eens extra benadrukt door die hyperkinetische cameratechnieken van o.m. 28 Days Later. Pfff. (**)(127)

Chaos is geen film van de neerwaartse spiraal, maar van het bandwerk dat nergens de formule overstijgt. Lang niet slecht genoeg om een derderangs C-film te zijn zoals je die vroeger vaak op Kanaal 2 zag na een uur of elf, maar ook nergens fris, boeiend, verrassend, hilarisch of spannend genoeg om die half katatonische blik van je smoel te vegen. Jason Statham (hij weer) is zo’n beetje de moderne Bruce Willis (al moet hij z’n eerste rol in een klassieker nog krijgen, denk ik), en krijgt weerwerk van de ondermaats acterende Ryan “duizend emoties – één expressie” Philippe en Wesley Snipes. Het heeft iets van Rogue Assassin, dat andere Statham-vehikel, en dan vermengd met zowat elke recente heist movie. Pfff. (**)(128)

Read Full Post »

“Misschien zegt het wel iets over de tijdsgeest, of misschien is het gewoon stom toeval, maar de voorbije jaren schijnen filmmakers niet meer in staat te zijn om simpelweg een escapistische avonturenfilm te maken zonder er een hele mythologie aan op te willen hangen. (…) Niet tevreden met de bescheiden ambitie om gewoon een spannend jongensverhaal te vertellen, kondigen al deze films zich aan als de aanzet van een lang epos, gesitueerd in een uit de eigen duim gezogen universum.” Verzuchtingen van filmrecensent Dennis Van Dessel in een tekst over het recent verschenen The Sorcerer’s Apprentice, en woorden waar ik meteen aan moest denken bij het bekijken van Raiders Of The Lost Ark.

Toen ik een kleine twee jaar geleden een Spielberg Top 23 op deze pagina’s kwakte, zette ik Raiders Of The Lost Ark op een sterke zesde plaats (want laten we vooral niet vergeten dat Spielberg een paar meesterwerken gemaakt heeft). Dat was eigenlijk puur op gevoel en herinneringen, want ik besefte gisteren dat het al erg lang geleden was dat ik de film nog gezien had. Nu viel me ineens op hoe traag de film is en hoe verouderd hij al aanvoelt. Dat heeft niet enkel te maken met de intussen sterk geëvolueerde special effects (de eindscène, met de Ark die geopend wordt, ziet er echt lachwekkend amateuristisch uit), maar ook met de overacting van heel wat acteurs en het feit dat deze film eigenlijk veel meer gemeen heeft met de klassieke superproducties van de jaren vijftig en zestig dan met de visuele spektakels van 2010.

Het mooiste aan de film is de onbeschaamde fun die het uitstraalt. Het verhaal hangt hier en daar met haken en ogen aan elkaar, en soms lijkt het op een veredelde kinderfilm, maar dan is het wel een immense guilty pleasure. De ene onwaarschijnlijkheid na de andere stapelt zich op, maar je slikt het allemaal, omdat het er met zo’n vaart en guitige jongensachtigheid aan toe gaat. De dag van vandaag zou zo’n film gebrek aan ambitie verweten worden, maar dan zou er wel voorbij gegaan worden aan het onmiskenbare vakmanschap dat de film uitademt. Het werkt waar het moet werken en het blijft boeien, net zoals de beste jeugdboeken uit de jongere jaren dat deden. Ik ga het tweede deel zeker ook nog eens proberen mee te pakken, net als het uitstekende derde, dat ik vrij recent zag. Het slaapverwekkende vierde deel kan dan weer de pot op. Maar OK, met deze Raiders Of The Lost Ark heb ik me kostelijk geamuseerd. (“Kostelijk” wilde ik al zo lang eens gebruiken) (****)(126)

NP: John Zorn – Filmworks XXIV: The Nobel Prize Winner

Read Full Post »

Er zijn van die boeken waar het gewoon niet mee wil lukken. Boeken waarvan je de troeven kan inzien, waarvan je de jubelende kritieken leest en denkt “Ah ja, goed opgemerkt, da’s inderdaad wel straf”, en toch niks bij kan voelen. Of meer nog: het irriteert. Omdat de thema’s van de auteur je niet liggen (ik heb het echt gehad met Vlaamse schrijvers die blijven putten uit nonkelverhalen, de volksaard, hun verneukende jezuïetenopvoeding en den oorlog), omdat diens stijl je niet ligt, omdat je het op je zenuwen krijgt van een verteller die aan het woord is.

Dat laatste is het geval bij McCabe’s The Holy City, dat een podium geeft aan de 67-jarige Chris McCool, die zich laat aanspreken als ‘C.J. Pops’. Die McCool lijkt aanvankelijk vooral op een wat zielige figuur die niet kan zwijgen over zijn Gouden Dagen in de jaren zestig, toen hij in z’n Ierse dorp de enige was die de Londense hipheid kende. Een combinatie van de oude zeur die je niet naast je wil hebben aan de toog, en Austin Powers op leeftijd. McCool lijkt voor de rest een onschadelijke kerel op rust, met een Kroatische vriendin en slechte smaak. En flauwe grappen.

Maar snel voel je dat er vanalles mis is met McCool en dat zijn verhaal niet altijd te vertrouwen is. Hij bleek immers ongezond geobsedeerd door religieuze kwesties en spendeerde enige tijd in een gesticht, waar hij nog eens verantwoordelijke was voor een ander vrij pijnlijk incident. Het wat warrige verhaal ontaardt al snel in het verhaal van een gek in een chaotisch-rommelige structuur, waarbij voortdurend van de hak op de tak gesjeesd wordt, tijdsprongen gemaakt worden, en persongaes zonder enige introductie geïntroduceerd worden. En na een tijdje heeft dat enkel een verlammend effect. Jaja, ’t is al goed.

McCool is ronduit geschift en meer dan tweehonderd pagina’s lang krijgt hij de tijd om dat te bewijzen met overbodige herhalingen, uitgemolken obsessies, op het verkeerde spoor zettende blabla en een onwaarschijnlijk reservoir flauwe oneliners. Misschien goed om een tv-typetje uit te puren,  maar voldoende om een roman te dragen? Een roman die overduidelijk meer wil zijn dan een satire en aanval op fletse nostalgie? I beg to differ. (**)(72)

Naar ’t schijnt is ’s mans roman The Butcher Boy (verfilmd door Neil Jordan) wel de moeite. Wie dat kan en wil bevestigen, mag het laten weten. Tweede kans, etc.

NP: Damien Jurado – Saint Bartlett

  • McCabe, Patrick. The Holy City. London, Bloomsbury: 2009. 212 pag.

Read Full Post »

Older Posts »

%d bloggers liken dit: