Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for december, 2011

Hop, laatste lijst voor 2011. Basisregel is die van de films: een favorietenlijstje uit alle boeken die ik dit jaar voor het eerst las (elk jaar zijn er wel een paar favorieten die ik herlees). Er zullen er weinig bij zijn die ook dit jaar uitgegeven zijn. Ik geloof dat de verhouding tussen aangekochte en uitgeleende boeken ongeveer 50/50 is, maar de grote meerderheid van de aankopen is tweedehands. En een geluk dat Engelstalige uitgaven doorgaans een stuk goedkoper (en minder lelijk) zijn dan de Nederlandse vertalingen.

Aantal: de teller staat nu op 98. Dat is een stuk meer dan verwacht, gezien de drukte van dit jaar. Anderzijds valt het waarschijnlijk voor een stuk te verklaren door het feit dat ik redelijk wat jeugdromans (22) en misdaadromans (26) las. Die gaan er sneller door. Van de 98 waren er 86 van Engelstalige auteurs; De rest: acht in het Nederlands, twee Frans, twee Duits.

Voor wie het interesseert, de toppers van de vorige drie jaren:

2008

1. Jeroen Brouwers – Datumloze dagen (2007)
2. Siri Hustvedt- What I Loved (2002)
3. A.F.Th. van der Heijden – Het Hof van Barmhartigheid (1996)
4. Christopher Coake – We’re In Trouble (2005)
5. Walter Mosley – The Man In My Basement (2004)
6. Ian Rankin – The Naming Of The Dead (2006)
7. John Burnside – The Dumb House (1997)
8. Hubert Selby Jr. – Waiting Period (2002)
9. Jerry Stahl – I, Fatty (2004)
10. Pete Dexter – Brotherly Love (1991)

2009

1. Cormac McCarthy – The Road (2006)
2. James Ellroy – Blood’s A Rover (2009)
3. David Simon – Homicide: A Year On The Killing Streets (1991)
4. Hubert Selby Jr. – The Room (1971)
5. Patrick Ness – The Ask & The Answer (2009)
6. Michael Connelly – The Poet (1996)
7. Cormac McCarthy – No Country For Old Men (2005)
8. Willy Vlautin – Northline (2008)
9. Ian McEwan – The Innocent (1990)
10. Jan Van Loy – Alfa Amerika (2005)

2010

1. Richard Yates – The Easter Parade (1976)
2. Richard Russo – Empire Falls (2001)
3. Ian McEwan – On Chesil Beach (2007)
4. Nicholson Baker – The Fermata (1994)
5. Michel Faber – Some Rain Must Fall (verhalen) (1998)
6. Richard Yates – Cold Spring Harbor (1986)
7. Dennis Lehane – Shutter Island (2003)
8. Ray Bradbury – Fahrenheit 451 (1953)
9. Timothy Findley – Spadework (2001)
10. Andrew Crumey – Mobius Dick (2004)

Kijk, dit is de man die de #1 van 2011 schreef:

Opvallend is ook dat sommige auteurs goed vertegenwoordigd werden. Van acht auteurs las ik twee boeken (John Green, Michael Connelly, A.S. King, George Pelecanos, Denis Lehane, Peter Robinson, Newton Thornburg, Amélie Nothomb). Van drie auteurs las ik drie boeken (Walter Mosley, Robert B. Parker, Anthony McGowan). Van twee auteurs las ik vier boeken (Elvin Post, Dave Zeltserman). Van Mark Billingham en Magnus Mills las ik er vijf.

Het zwaarst teleurgesteld door

1. Amélie Nothomb – Vuurwerk en ventilators (Le sabotage amoureux)
2. John Fante – The Road To Los Angeles (na X jaar herlezen en zwaar ontgoocheld… what was I thinking?)
3. Michael Connelly – Crime Beat (dat was er eentje voor de centen)
4. Magnus Mills – The Scheme For Full Employment / Explorers of The New Century / The Maintenance Of Headway (zo goed als The Restraint Of Beasts was, zo slap zijn deze derderangs afkooksels)

Verder is A Visit From The Goon Squad van Jennifer Egan waarschijnlijk het meest overschatte boek van het jaar. Degelijk? Ja hoor. Uitzonderlijk? Nah. Dan liever Mr. Peanut van Adam Ross. Dat was iets anders.

Voor de jeugd

Ik heb het geluk dat de jeugdromans die ik lees al een beetje voor me geselecteerd worden, want daar was de gemiddelde kwaliteit verbluffend goed. Zoals ik waarschijnlijk al meldde is er een onwaarschijnlijke storm aan goede young adult literature, en dan vooral uit de Verenigde Staten (dat van den oppervlakkige Amerikaan is passé, vrienden), waar auteurs aan de slag gaan met humor, origininaliteit en diepgang op een manier die soms leidt tot overweldigende resultaten. De tijd van het stiefmoederlijk behandelen is voorbij. Net zoals er misdaadauteurs zijn die het kruim van het literaire wereldje op een hoop schrijven, zo ook hebben auteurs als pakweg Libba Bray en Anthony McGowan een verbeelding die hun serieuze collega’s vaak missen. Laat dat snoeverig dedain dus maar achterwege, beste dames en heren cultuurkenners.

Enfin, hier de beste 10 jeugdromans. Probeer er eens eentje mee te pikken:

1. A.S. King – Please Ignore Vera Dietz (2010)
2. A.S. King – Everybody Sees The Ants (2011)
3. Gregory Galloway – As Simple As Snow (2005)
4. John Green – An Abundance Of Katherines (2006)
5. Sherman Alexie – The Absolutely True Diary Of A Part-Time Indian (2007)
6. Libba Bray – Going Bovine (2009)
7. Anthony McGowan – Henry Tumour (2006)
8. David Levithan & Rachel Cohn – Dash & Lily’s Book Of Dares (2010)
9. Robert Cormier – The Chocolate War (1974)
10. Patrick Ness – A Monster Calls (2011)

De beste boeken van 2011

En dan het enige waarvoor ge hier gekomen zijt. Misschien nog meegeven dat ik dit jaar bitter weinig non-fictie gelezen heb. Hier en daar wat memoires, maar op #18 na leverden die weinig ophefmakende dingen op. Al zal de man (sorry Maïté, Siri Hustvedt is nog altijd de vrouw die het dichtst bij het hoogste schavotje geraakte) die op #1 staat ongetwijfeld een en ander geput hebben uit z’n herinneringen. Voor de rest ook maar een klein handvol verhalenbundels, waarvan de beste vermoedelijk van Joost Vandecasteele was. Geen klassieker, maar goed spul (ik moet zorgen dat ik geen lappen krijg van die bulldog). Ah ja, er was ook één pornografische roman bij, Killing Johnny Fry, van Walter Mosley, de man die zowat elke stijl aan kan. Rode oortjes gegarandeerd en wie weet goed voor wat extra inspiratie in deze barre tijden.

Voilà:

1. Karl Marlantes – Matterhorn (2010)
2. Dave Zeltserman – Pariah (2009)
3. Newton Thornburg – Cutter & Bone (1976)
4. Richard Yates – Revolutionary Road (1961)
5. Lionel Shriver – We Need To Talk About Kevin (2003)
6. George Pelecanos – Shoedog (1994)
7. Juli Zeh – Corpus Delicti (2009)
8. Dave Zeltserman – Killer (2010)
9. C.E. Morgan – All The Living (2009)
10. Adam Ross – Mr. Peanut (2010)
11. Dave Zeltserman – Small Crimes (2008)
12. Newton Thornburg – To Die In California (1973)
13. Magnus Mills – The Restraint of Beasts (1998)
14. Walter Mosley – Black Betty (1994)
15. George Pelecanos – A Firing Offense (1992)
16. Walter Mosley – Little Scarlet (2004)
17. Bruce Robinson – The Peculiar Memories Of Thomas Penman (1998)
18. Oran Canfield – Freefall (2009)
19. Saul Bellow – Seize The Day (1956)
20. Mark Billingham – Death Message (2007)

#1 is een Vietnamroman, een beest van een boek, een monotoon monster. De schrijver van #2, #8 en #11 is in recordtijd een van m’n helden geworden, een man die ze schijnbaar moeiteloos uit de mouw schudt. #3 werd me, net als #1, aangeraden. Ik dank de brave mensen. #5 is niet zomaar een familiedrama, maar pure horror. Een goeie Pelecanos eist sowieso een plaats op in elk lijstje. Idem voor Walter Mosley. #7 is het politiek-correcte boek van dit jaar. #9 het grote mysterie. #10 is de frisse nieuwkomer. En meer heb ik daar eigenlijk niet over te vertellen. Tot volgend jaar.

Read Full Post »

Ik heb dit jaar redelijk wat tijd geïnvesteerd in dit soort spul. Hieronder een lijstje, met wat blabla uit de recencies

20. Weasel Walter – Ominous Telepathic Mayhem (ugEXPLODE)

Ominous Telepathic Mayhem is vooral verplichte kost voor liefhebbers van hardcore improvisatie, extreme ‘speciallekes’ en Weasel Walter, die een zoveelste hoofdstuk breidt aan een carrière die maar niet tot rust lijkt te komen. Woeste gekte voor wie zot is van gespierde plinkeplonke, kortom.

19. Samuel Blaser Quartet – Boundless (Hatology)

Het laat een kwartet aan het werk horen dat een intelligent en coherent verhaal afsteekt zonder terug te vallen op gemakkelijkheidsoplossingen. En daardoor heeft het misschien wel meer ballen dan de barricadenberstormers die het moeten hebben van hyperexpressief geronk, gegier en ritmische gekte. Knappe plaat!

18. Harris Eisenstadt – Canada Day II (Songlines)

Niet het wonderbaarlijk originele album dat Woodblock Prints was, eentje waardoor je meteen alles liet vallen om te vragen wat je in godsnaam hoorde (zo mooi was het soms), maar het is een charmeur van de heimelijke soort, uitgevoerd met nonchalant gemak en bewust kiezend voor een toegankelijke, maar nooit afgelikte stijl en sfeer. Het is een vierde sterke plaat op rij voor Eisenstadt en een ideale, frisse insteek voor wie kennis wil maken met enkele hedendaagse kleppers zonder te moeten vrezen voor een hartinfarct of andere vervelende neveneffecten.

17. Nate Wooley Quintet – (Put Your) Hands Together (Clean Feed)

De grootste verdienste van (Put Your) Hands Together is dan ook dat het de vijf buiten hun omgeving laat horen zonder dat ze zich daar ook maar een seconde onwennig bij lijken te voelen. Het is meteen ook een gepaste repliek voor zij die beweren dat de pruttelman niet veel meer kan dan fout blazen op z’n krom stuk ijzer.

16. Craig Taborn – Avenging Angel (ECM)

Klanken worden met afgewogen kracht en subtiliteit gecreëerd en vrijgeleide gedaan, kunnen uitdijen, vergaan, contrasteren, en, vooral, een plaats zoeken in de stilte, want Taborn is een pianist die ruimte en stilte laat vallen zonder daar een al te dramatische gimmick van te willen maken. “This Voice Says So” wordt daardoor voorzien van een bijna sacrale schoonheid. Het resultaat is daardoor een fascinerende luisterervaring, soms etherisch en afstandelijk, maar net zo vaak meeslepend, prikkelend of gewoon uitnodigend om te oren te spitsen, bij voorkeur met een koptelefoon in de aanslag.

15. The Rempis Percussion Quartet – Montreal Parade (482 Music)

“Free, long-form improvisation” is het handelsmerk van de band, en er wordt meteen afgetrapt met een oplawaai van jewelste, waarbij Rempis mag opboksen tegen het opgejutte drummersduo en de knokkende bas van Håker Flaten. Het is pure free jazz, met een resem bluesy licks en herhaalde motiefjes, maar bovenal is dit een stream-of-consciousness van rumoer, bijzonder energiek voor een studio-opname waarbij de band geen inspiratie kon putten uit de in de lucht hangende energie van een publiek. Toch wordt hier geknald met een indrukwekkende focus en begeestering.

14. The Thing – Mono (Smalltown Superjazzz)

The Thing is primitieve punk-’n-roll, maar dan met verwoestend geblaat en chaotisch gerammel in plaats van drie akkoorden en een voortjakkerende beat.

13. Ken Vandermark – Mark In The Water (Not Two)

De diversiteit die hier te horen valt is niet minder dan een revelatie, gaande van merkwaardige geluidsexperimenten (de aarzelende start van “Lead Bird” alleen al) en roddelwijvengekwetter (het aan Anthony Braxton gewijde “Personal Tide”) op de basklarinet, tot romige vertelkunst (“Dekooning”, een portret van Coleman Hawkins) en repetitieve figuren en circulaire ademhaling in het aan Steve Lacy opgedragen “Soul In The Sound”.

12. David S. Ware, Cooper-Moore, William Parker & Muhammad Ali – Planetary Unknown (AUM Fidelity)

Het kwartet speelt eigenzinnige, grillige en soms erg complexe muziek, geworteld in de klassieke free jazz van de jaren zestig en zeventig, maar soms verdacht sterk lonkend naar de meer Europees getinte vrije improvisatie. Taaie kost, net als voorganger Onecept, maar zeker het verkennen waard voor getrainde luisteraars voor wie het allemaal niet far out genoeg kan zijn.

11. Atomic – Here Comes Everybody (Jazzland)

Dat het samenspel van deze vijf tot de absolute top behoort, is al langer duidelijk (debuutplaat Feet Music zei eigenlijk al alles), maar dat ze er in slagen om die evenwichtsoefening tussen traditie en experiment zo boeiend te houden, dat strekt hen tot eer. Enkel op die manier blijft een band een steeds in beweging blijvende eenheid die de luisteraar keer op keer weet te boeien. Atomic zit dan ook verankerd in de Jupiler Pro League van de moderne Europese jazz.

10. Bill Orcutt – How The Thing Sings (Editions Mego)

Orcutt speelt bij momenten als een moordenaar bij wie de stoppen elk moment kunnen doorslaan. Het is een geïmproviseerde uitbeelding van een innerlijke woeligheid, een sensitief parcours dat de luisteraar leidt langs krochten van melancholie, paden van onrust en bochten van dreigend geweld. Op z’n krachtigst krijg je het gevoel dat hij elk moment kan opstaan om het instrument aan gruzelementen te knallen.

9. Michiel Braam’s Hybrid 10tet – On The Move (BBB)

De muziek werd uitvoerig gecomponeerd en wordt strak, maar levendig uitgevoerd, waarbij alle elementen perfect geïntegreerd worden. De filmische fusion van “Cuba, North Rhine-Westphalia” heeft bakken schwung, een niet te stoppen drive en doet zelfs tangoterritorium aan. Je zou dan kunnen gaan denken dat Braam zijn bende in een afremmend keurslijf plaatst, maar het heeft er alles van dat al deze muzikanten zich ruimschoots kunnen uitleven.

8. Darius Jones Trio – Big Gurl (Smell My Dream) (AUM Fidelity)

Net als pakweg Matana Roberts duikt Jones in z’n roots, zowel de persoonlijke als de muzikale, en slaagt hij erin om doordachte muziek te maken met ambitie, zonder ook die gedrevenheid en viscerale energie kwijt te spelen. Daardoor krijg je een uitdaging voorgeschoteld die een emotionele impact kan hebben die je dezer dagen niet vaak met freejazz en geïmproviseerde muziek associeert. Het debuut blijft de ideale instap, maar ook Big Gurl (Smell My Dream) is een kleine triomf, waardoor je een artiest gevonden hebt die je wil blijven volgen.

7. Other Dimensions In Music feat. Fay Victor – Kaiso Stories (Silkheart)

Het met een iele schreeuw in gang geschopte “Maryanne Revisited” is een prachtig visitekaartje, zowel voor het album als voor Victor, omdat ze meteen zowat haar volledige arsenaal kan bovenhalen, van dreigend gegrom in het lage register tot gegiechel, gekir en rauwe kreten, haast stotterende stoten, grote intervallen en woordenloze herhalingen. Naar conservatoriumnormen is hier werk aan de winkel — Victors stem klinkt soms erg oneffen –, al compenseert ze dat ruimschoots door een imposante authenticiteit, aardsheid en oersoul.

6. Ambrose Akinmusire – When The Heart Emerges Glistening (Blue Note)

Het is jazz die verankerd is in de traditie, maar net als die van Jason Moran ook erg hedendaags en een beetje excentriek is. Is het nu eens doordacht en intiem, dan is het even later weer wervelend en broeierig. Kortom: Akinmusire heeft alles in huis om de meerwaardezoeker én de toevallige passant over de streep te trekken.

5. Mostly Other People Do The Killing – The Coimbra Concert (Clean Feed)

The Coimbra Concert biedt geen nieuwe inzichten voor wie al vertrouwd was met hun aanpak, die eigenlijk al werd geperfectioneerd op ontdekkingen als This Is Our Moosic (2008) en Forty Fort (2010), maar het laat wel horen wat er kan gebeuren als je vier kanonnen voor wie er bijna geen limiet is (en zich overduidelijk te pletter amuseren) bij elkaar brengt op een podium: een uit z’n voegen barstend Zottenfeest.

4. Ig Henneman Sextet – Cut A Caper (Stichting Wig)

Cut A Caper biedt een gulle greep uit de werelden van avant-garde, improvisatie en kamermuziek door in te zetten op troeven die veel bands in die werelden naar voor schuiven — empathie, dynamiek, vrijheid — maar weinigen met zo’n klasse kunnen en durven uitwerken. Het programma waarmee Henneman & co de baan op gingen heette “Kindred Spirits”. Achteraf bekeken is dat ook perfect van toepassing op dit prachtige ensemble.

3. Peter Evans Quintet – Ghosts (More Is More)

Evans lijkt niet enkel het jazzverleden te willen verenigen met een hedendaagse manier van componeren en soleren, maar herhaalt dat ook nog eens op het niveau van de uitvoering: de (zopas) gespeelde muziek wordt nog eens herhaald, al dan niet in gemutileerde versie, wat soms een hallucinante draai aan de muziek geeft.

2. Joseph Daley / Earth Tones Ensemble – The Seven Deadly Sins (Jaro)

Naar verluidt heeft de man jaren gespaard om dit project te kunnen organiseren en bekostigen. Als je de resultaten beluistert, dan is het helemaal niet zo verwonderlijk dat de deelnemers meteen op de kar sprongen toen ze gevraagd werden om er aan deel te nemen. The Seven Deadly Sins is, ondanks die onheilspellende titel, een hartverwarmende, kleurrijke, immens creatieve, genereuze en soms bloedmooie plaat geworden. Samengevat in één woord: een meesterwerk.

1. Matana Roberts – Coin Coin, Chapter One: Gens de Couleur Libres (Constellation)

Het is allemaal moeilijk te categoriseren omdat het op verschillende niveaus zorgt voor een rijke gelaagdheid: een geschiedenisles, een aanklacht, een persoonlijke verwerking, gegoten in free jazz maar ook zoveel meer dan dat. Op papier had dit een overambitieus project kunnen worden dat de luisteraar koud laat, maar dat het net zorgt voor een beklijvende totaalervaring van jewelste, is nog het strafst van al. Samenvatting voor wie enkel de korte versie wil: Gens de Couleur Libres is een zuivere kopstoot.

Read Full Post »

Ik heb niet alle releases van dit jaar gehoord, dus als uw favorieten er niet bij staan wil dat niet noodzakelijk betekenen dat we niet meer met elkaar kunnen spreken. Hieronder de lijst, met doorgaans wat commentaar uit de goddeau-recencies. De algemene goddeau-lijst staat hier

20. Hoquets – Belgotronics

Samen zorgen ze echter voor een van de meest charmante meertalige platen die recent zijn verschenen. Dat doen ze bovendien op een wel heel bijzondere manier: met zelfgebouwde instrumenten (de zogenaamde ’hoquets’), gemaakt van houten planken, kapotte snaren, blikken en ander afval. Het is potten- en pannensound vol gekletter, gerammel en gerinkel, alsof een paar hyperactieve kleuters losgelaten werden in een doe-het-zelfzaak. (gp)

19. Action Beat – Beatings

Action Beat is een jonge DIY-band die op Beatings precies dat pak rammel uitdeelt dat beloofd wordt. Ideaal voor wie regelmatig nog graag werk van al even contraire bands als Shellac, Royal Trux, Teenage Jesus & The Jerks en Flipper oplegt. Het is die traditie, en ze leeft nog. (gp)

18. Hazmat Modine – Cicada

Een ratjetoe van stijlen en invloeden dus, en op papier zou je ervoor kunnen vrezen dat deze gokkers hun hand overspelen, maar dat is buiten het talent en de overduidelijke speelvreugde van de band gerekend. Hazmat Modine heeft de muzikanten, de songs en de leider om een perfect gekruide schotel te maken die je zowel binnen verschillende werelden kan aanprijzen. (gp)

17. Tim Hecker – Ravedeath, 1972

Split into three multi-part pieces and several stand-alone compositions — some with titles continuing the titular approach, such as “Analog Paralysis, 1978” — the overall effect of Ravedeath, 1972 is a balance between sheer sonic wooziness and a focused sense of construction; nothing seems wholly random in each song’s development even as the feeling can be increasingly disorienting. (Allmusic.com)

16. Mastodon – The Hunter

Nog geen minuut na de beukende opener ligt het er al vingerdik op dat de Georgiaanse band opnieuw andere wegen inslaat. In het extreem catchy “Curl Of The Burl” passeren zowel Ozzy Osbourne (let op de bedwelmende vocalen van gitarist Brent Hinds), Kyuss (zware Southern riffs, check) als Alice In chains (aanstekelijk refrein, check). Andere koek dan we gewend zijn, maar een epische solo en een woest uithalende Dailor houden het Mastodon-gehalte hoog. (lh)

15. Daniel Martin Moore – In The Cool Of The Day

Het is een rustig schuifelende en schaduwrijke plaat, iets wat mooi gereflecteerd word in het artwork, maar het is nergens zwaarmoedig of deprimerend. Het zijn ingetogen en gloeiende songs, gevoelig op het melige af en vooral: verdomd charmant. Alsof Josh Rouse, Hayden en Damien Jurado Onze Lieve Heer gevonden hebben en vervolgens de handen in elkaar sloegen. (gp)

14. Brutal Truth – End Time

End Time zet de revitalisatie van zijn voorganger met onverminderde furie verder. Bonus is daarbij de wat minder heldere sound. Die zet de scherpte en technische virtuositeit niet zo sterk in de verf, maar garandeert dat de band ver wegblijft van het steriele gevaar. Punt van kritiek is dan weer de overbodige ballast die het album met zich meesleept (geen enkele grindcoreplaat zou een speelduur van vijftig minuten mogen benaderen, laat staan overschrijden). (gp)

13. Oneohtrix Point Never – Replica

In vergelijking met voorheen gaat Oneohtrix Point Never hier meer beheerst te werk. Een driftige ruisexplosie als aan het begin van voorganger Returnal zal je hier niet terug vinden. Er wordt beter gedoseerd, waardoor er meer reliëf in de composities zit. Alle details komen zo helemaal tot hun recht, zoals de somnolente synthklanken van opener “Andro”, waar de ruis als een trouwe hond over waakt. (mb)

12. Sharon Jones & The Dap-Kings – Soul Time!

Despite being a collection of stuff tossed outside the medium of a proper album, Soul Time! is remarkably and thoroughly consistent, and anyone familiar with Jones will be left craving for even further remainders. So I say, bring it on, and do the funky chicken while you’re at it. (Popmatters.com)

11. Randy Newman – The Randy Newman Songbook, Vol. 2

Wie echter nog eens bevestigd wilde zien dat hij behoort tot de grootste songschrijvers van de rockgeschiedenis, die moet niet langer zoeken. De waanzinnige gemiddelde kwaliteit van Vol. 1 wordt hier niet gehaald, maar wie ook maar een zijdelingse interesse heeft in Newman of de edele kunst van de songschrijverij, die doet er goed aan om dit pareltje in huis te halen. (gp)

10. Raphael Saadiq – Stone Rollin’

Een controlefreak dus, maar in tegenstelling tot een bejubelde en boeiende figuur als Kanye West, gaat Saadiq zich niet te buiten aan hypereclecticisme en megalomane borstklopperij. Het doel is om verschillende soulstromen te verwerken in een coherent geheel en daar is Saadiq glansrijk in geslaagd: hoe divers de invloeden ook zijn, Stone Rollin’ heeft een ongemeen geslaagde flow. (gp)

9. Rotten Sound – Cursed

Het ‘Kijk mama, zonder handen!’-gedoe van technische death metal wordt achterwege gelaten, net als de saaie solo’s, onverteerbare epische concepten en lange speelduren. Thuis, dat is onze maatstaf als het op grindcore aankomt. Vijfentwintig minuten, in die tijd moet je ’t gebruld krijgen, en dat is iets waar die van Rotten Sound gelukkig rekening mee houden. Zestien songs snellen aan een rotvaart in zevenentwintig minuten voorbij met slechts één doel: door de geluidsmuur tieren en razen met een aan de waanzin grenzende furie. (gp)

8. PJ Harvey – Let England Shake

Harvey kruipt in hoofd, hart en huid van enkele personages om de impact te beschrijven die de oorlog op hen heeft. Daar slaagt ze griezelig perfect in. Gruwelijke taferelen worden al eens beschreven zoals een kind van vijf dat doet wanneer hij iets op tv heeft gezien: “arms and legs were in the trees” zingt ze in “The Words That Maketh Murder”, een van die songs waarin ze de onomwonden perfectie bereikt. (pn)

7. Drive-By Truckers – Go-Go Boots

Zo is Go-Go Boots veel ingetogener en ademt het een andere sfeer uit dan zijn voorganger, maar tezelfdertijd is de mix van country en (southern) rock op dit album net zo goed prominent aanwezig. Het grote verschil met de vorige platen is de scheut soul die meer dan ooit doorklinkt, niet in het minst op de twee Eddie Hinton-covers die het album sieren. (jb)

6. Mike Watt – Hyphenated-Man

“Swagger swagger / Stagger stagger / Fumble bumble / Stumble tumble / Noggin’ bobbin’ / Bobbin’ noggin’ / Hardened guarded / Shoulder-parted”, gaat het in “Shield-Shouldered-Man”. Watt is zot, maar ook nog altijd, en dat is veel belangrijker, een echte held, die na Ball-Hog Or Tugboat? (1995), Contemplating The Engine Room (1997) en The Secondman’s Middle Stand (2004) met Hyphenated-Man gezorgd heeft voor een vierde onvergelijkbare hoofdstuk in een prachtige solocarrière. (gp)

5. Liturgy – Aesthethica

Met z’n vele verzengende passages en erg lange speelduur (de zeventig minuten is binnen handbereik) is Aesthethica een aardige kluif die zich niet makkelijk laat weghappen, maar het laat wel horen dat zelfs black metal tot iets nieuws kan leiden. Iemand omschreef hen ooit als “the first black metal band that truly embodies the ghosts of New York” en daar valt niks tegenin te brengen. (gp)

4. Bill Wells & Aidan Moffat – Everything’s Getting Older

Everything’s Getting Colder is niks voor zachtaardige dromers, maar voor volk dat het leven onder ogen kan en wil zien, en zich misschien kan vinden in de overrompelende gevoelens van wroeging en zinloosheid. Het album kreeg bovendien een bijzonder geslaagde flow mee en bewandelt de draad tussen pijnlijke onbeschaamdheid en innemende eerlijkheid op een meeslepende manier. (gp)

3. Black Joe Lewis & The Honeybears – Scandalous

Twee jaar na dat langspeeldebuut hebben Black Joe Lewis en z’n honingbeertjes opnieuw getekend voor een van de heetste, meest onweerstaanbare en groovy platen van het jaar. Dit is de anti-Fleet Foxes. Of het nu gaat om een block party, een taaie klus die uit de weg moet of een lijfelijk evenement met schonere vooruitzichten: dankzij Scandalous neemt het succes op slagen alleen maar toe. (gp)

2. Jesse Sykes & The Sweet Hereafter – Marble Son

U merkt het: we zijn meer dan een beetje enthousiast over de nieuwe Jesse Sykes. Niet moeilijk, aangezien ze ons jaren geleden al overtuigde, maar we schrikken er ook niet voor terug om te beweren dat deze groep zich bevindt in een select clubje van bands dat blijft evolueren in een traditie zonder zijn eigenheid te verliezen en dat door iets in hun platen weet te stoppen dat zo echt, uit het leven, uit extase en pijn gegrepen is, dat het je niet meer loslaat eens je hebt toegehapt. Jesse Sykes & The Sweet Hereafter: het was een bedwelmend parcours via diepe gemoedsdalen én voorzichtige pieken, zoals het leven. Dit is een band die iets kan betekenen voor een mens, vooral als die ook al eens in een afgrond heeft zitten staren. Nogal zeldzaam dezer dagen. (gp)

1. Colin Stetson – New History Warfare, Vol. 2: Judges

Ja, dit is avant-garde (én drone, én minimalisme), maar het is ook zoveel meer dan dat. De man is er in geslaagd om een fenomenale virtuositeit om te zetten in een album met een — dit is het moment om dat adjectief nog eens uit de kast te halen — wonderbaarlijke intensiteit, schoonheid en emotionele spankracht. Het is een album dat nergens mee te vergelijken valt. Vroeger niet, dit jaar niet, volgend jaar niet. De lat voor solo saxalbums ligt hoog in 2011. Die voor albums tout court ook. (gp)

Read Full Post »

Voor de vaste 4 bezoekers: you know the drill. Voor de rest: wat film betreft kan ik me niet beperken tot materiaal dat dit jaar werd uitgebracht, want ik geraak niet in de cinema (is True Grit van dit jaar? zo ja, dan is dat de enige film die in in zaal zag, denk ik), dus ben ik aangewezen op TV en DVD. En ik beperk me tot films die ik voor het eerst zag. Ieder jaar een top 3 met The Night Of The Hunter, Vertigo en The Conversation is ook maar niks. Even zag het er naar uit dat ik een record zou gaan vestigen wat het aantal bekeken films betreft, maar daar is plots van alles tussengekomen, waardoor het de laatste vier maanden compleet is stilgevallen. Het waren er dit jaar (of: tot vandaag) 160, vs. 173 in 2010 en zo’n 180 in 2009. Als ik de Top Tien van dit jaar naast die van de vorige jaren leg, dan heb ik ook het gevoel dat 2011 niet écht een topper was. Voor wie wil nog eens een samenvatting:

2010

1. Das Weisse Band (Michael Haneke, 2009)
2. Let The Right One In (Tomas Alfredson, 2008)
3. Two Lovers (James Gray, 2008)
4. Man On Wire (James Marsh, 2008)
5. The Chaser (Hong-Jin Na, 2008)
6. Encounters At The End Of The World (Werner Herzog, 2008)
7. Inception (Christopher Nolan, 2010)
8. Up In The Air (Jason Reitman, 2009)
9. The Ghost Writer (Roman Polanski, 2010)
10. Walkabout (Nicholas Roeg, 1971)

2009

1. Grizzly Man (Werner Herzog, 2005)
2. There Will Be Blood (Paul Thomas Anderson, 2007)
3. Entre Les Murs (Laurent Cantet, 2008)
4. Chungking Express (Wong Kar-Wai, 1994)
5. Before The Devil Knows You’re Dead (Sydney Lumet, 2007)
6. Deliver Us From Evil (Amy Berg, 2006)
7. Anvil! The Story Of Anvil (Sacha Gervasi, 2008)
8. 10 Rillington Place (Richard Fleischer, 1971)
9. When The Levees Broke: A Requiem In Four Acts (Spike Lee, 2006)
10. Het Nieuwe Rijksmuseum (Oeke Hoogendijk, 2008)

2008

1. American Movie (1999), van Chris Smith
2. Capturing The Friedmans (2003), van Andrew Jarecki
3. Cidade de Deus (2002), van Fernando Mereilles
4. Das Leben der Anderen (2006), van Florian Henckel Von Donnersmarck
5. No Country For Old Men (2007), van Joel & Ethan Coen
6. 4 Months, 3 Weeks & 2 Days (2007), van Cristian Mungiu
7. Sympathy For Lady Vengeance (2005), van Chan-Wook Park
8. Requiem (2006), van Hans-Christian Schmid
9. Snow Cake (2006) , van Mark Evans
10. Eastern Promises (2007), van David Cronenberg

Naar goede gewoonte zal de lijst me weinig punten opleveren bij de échte cinefielen en Oostblokcinemaliefhebbers. Het zij zo, ik heb geen tijd om cool te zijn. Ook opvallend: in 2008 zaten er twee documentaires in m’n top 10, in 2009 waren er dat vijf, in 2010 opnieuw twee. In 2011 is er geen enkele (wel eentje op #16). M’n #2 is zowaar een TV-film. Er is één animatiefilm: #8. De oudste film in het lijstje (#17) is van 1949. De knoop in de maag waar ik even niet goed van was, kwam bij #3. M’n #11 is een remake van de #2 van vorig jaar. En kijk: deze man steelt de show in m’n #1:

Hop:

1. I Saw The Devil (Kim Ji-Woon, 2010)
2. The Sunset Limited (Tommy Lee Jones, 2011)
3. Lilja 4-Ever (Lukas Moodysson, 2002)
4.  Sin Nombre (Cary Joji Fukunaga, 2009)
5. A Bronx Tale (Robert De Niro, 1993)
6. Rundskop (Michaël R. Roskam, 2011)
7. Inherit The Wind (Stanley Kramer, 1960)
8. The Fantastic Mr. Fox (Wes Anderson, 2009)
9. The Asphalt Jungle (John Huston, 1950)
10. A Single Man (Tom Ford, 2009)
11. Let Me In (Matt Reeves, 2010)
12. Control (Anton Corbijn, 2007)
13. Hana-Bi (Takeshi Kitano, 1997)
14. The Killer Inside Me (Michael Winterbottom, 2010)
15. Yo, Tambien (Antonio Naharro & Alvaro Pastor, 2009)
16. Soldier Of The Road: A Portrait of Peter Brötzmann (Bernard Josse, 2011)
17. Adam’s Rib (George Cukor, 1949)
18. Adam’s Apples (Anders Tomas Jensen, 2005)
19. 127 Hours (Danny Boyle, 2010)
20. Nordwand (Philipp Stölzl, 2008)

Zo. Morgen waarschijnlijk platen en/of concerten.

Read Full Post »

  • Amélie Nothomb – Hygiëne van de moordenaar (or.: Hygiène de l’assassin, 1992)(***1/2)
  • Rachel Cohn & David Levithan – Dash & Lily’s Book Of Dares (2010)(****)
  • Thomas Blondeau – Ex (2006)(**1/2)
  • Gregory Galloway – As Simple As Snow (2005)(****)(90)
  • Amélie Nothomb – Vuurwerk en ventilators (or.: Le sabotage amoureux, 1993)(*1/2)
  • Elvin Post – Groene Vrijdag (2004)(***)
  • Lionel Shriver – We Need To Talk ABout Kevin (2003)(****1/2)
  • Elvin Post – Het 17de, eerbetoon aan alle amateur voetballers (2006)(**)
  • Elvin Post – Geboren verliezers (2008)(***)(95)
  • Angela Johnson – The First Part Last (2003)(***1/2)

Read Full Post »

Het tempo (ocharme 13 films sinds 11/10) zal pas opgepikt worden zodra we onze eigen woonst opnieuw betreden. Intussen wel een paar goeie dingen (opnieuw) gezien:

  • G.I. Joe, The Rise Of The Cobra (Stephen Sommers, 2009). Slecht, maar niet half zo slecht als ge zou denken. (**)
  • The Fly (David Cronenberg, 1986). Geweldig, bijna zo goed als ik dacht me te kunnen herinneren. (****1/2)
  • Paranoid Park (Gus Van Sant, 2007). Na een kwartier was ik ervan overtuigd dat het zou uitdraaien op een zware tegenvaller. Dat was niet het geval. Mooie toevoeging aan Elephant. (***1/2)
  • The Great Race (Blake Edwards, 1965). Van Blake Edwards (Breakfast At Tiffany’s! The Days Of Wine And Roses! The Pink Panther!) en met Natalie Wood, Tony Curtis, Jack Lemmon en Peter Falk, maar toch een duffe, oubollige komedie die slechts goed is voor de okkasionele glimlach. (**)
  • The Woman In The Window (Fritz Lang, 1944). Vroege film noir met de geweldige Edward G. Robinson. (***1/2)(150)
  • X-Men: First Class (Matthew Vaughn, 2011). Beter dan Wolverine en daardoor weer op het sterke niveau van de trilogie. (***1/2)
  • Hana-Bi (Takeshi Kitano, 1997). Verrassend ingetogen en melancholisch. (****)
  • The Outlaw Josey Wales (Clint Eastwood, 1976). In het kader van de driejaarlijke Eastwood Party. (****)
  • Pale Rider (Clint Eastwood, 1985). Idem (****).
  • Hard Candy (David Slade, 2005). Mijn edele delen! Mijn edele delen! (***1/2)(155)
  • Adam’s Rib (George Cukor, 1949). Voerde me terug naar de tijd dat de BRT elke zaterdag om 16u een zwart/wit-klassieker toonde. Romantische komedie met geweldige dialogen en vuurwerk van het Katherine ‘Up yours, Audrey!’  Hepburn/Spencer Tracy-team. (****)
  • Rundskop (Michael R. Roskam, 2011). Bullhead in het buitenland, en dat klinkt nog cooler en vleziger. Zeer aangenaam verrast. Dus ja, ik ben een believer. (****1/2)
  • Inception (Christopher Nolan, 2010). Niet meer de impact van de cinema gevoeld, maar toch weer onder de indruk. (****)

Series:

  • True Blood S3: begint heel erg zwak, herpakt zich gaandeweg. Een topper is het niet. (***)
  • Dexter S4: dit blijft dan weer heel geinig. Misschien wel het beste seizoen tot hier. (****)
  • John Adams: nu bezig, sterk.

Read Full Post »

De werkvloer

Na ‘mersietjes’ en ‘cavatjes’ heeft nu ook ‘helakes’ z’n intrede gemaakt.

Spannende tijden.

Read Full Post »

%d bloggers liken dit: