Ik heb dit jaar redelijk wat tijd geïnvesteerd in dit soort spul. Hieronder een lijstje, met wat blabla uit de recencies
20. Weasel Walter – Ominous Telepathic Mayhem (ugEXPLODE)

Ominous Telepathic Mayhem is vooral verplichte kost voor liefhebbers van hardcore improvisatie, extreme ‘speciallekes’ en Weasel Walter, die een zoveelste hoofdstuk breidt aan een carrière die maar niet tot rust lijkt te komen. Woeste gekte voor wie zot is van gespierde plinkeplonke, kortom.
19. Samuel Blaser Quartet – Boundless (Hatology)
Het laat een kwartet aan het werk horen dat een intelligent en coherent verhaal afsteekt zonder terug te vallen op gemakkelijkheidsoplossingen. En daardoor heeft het misschien wel meer ballen dan de barricadenberstormers die het moeten hebben van hyperexpressief geronk, gegier en ritmische gekte. Knappe plaat!
18. Harris Eisenstadt – Canada Day II (Songlines)

Niet het wonderbaarlijk originele album dat Woodblock Prints was, eentje waardoor je meteen alles liet vallen om te vragen wat je in godsnaam hoorde (zo mooi was het soms), maar het is een charmeur van de heimelijke soort, uitgevoerd met nonchalant gemak en bewust kiezend voor een toegankelijke, maar nooit afgelikte stijl en sfeer. Het is een vierde sterke plaat op rij voor Eisenstadt en een ideale, frisse insteek voor wie kennis wil maken met enkele hedendaagse kleppers zonder te moeten vrezen voor een hartinfarct of andere vervelende neveneffecten.
17. Nate Wooley Quintet – (Put Your) Hands Together (Clean Feed)

De grootste verdienste van (Put Your) Hands Together is dan ook dat het de vijf buiten hun omgeving laat horen zonder dat ze zich daar ook maar een seconde onwennig bij lijken te voelen. Het is meteen ook een gepaste repliek voor zij die beweren dat de pruttelman niet veel meer kan dan fout blazen op z’n krom stuk ijzer.
16. Craig Taborn – Avenging Angel (ECM)
Klanken worden met afgewogen kracht en subtiliteit gecreëerd en vrijgeleide gedaan, kunnen uitdijen, vergaan, contrasteren, en, vooral, een plaats zoeken in de stilte, want Taborn is een pianist die ruimte en stilte laat vallen zonder daar een al te dramatische gimmick van te willen maken. “This Voice Says So” wordt daardoor voorzien van een bijna sacrale schoonheid. Het resultaat is daardoor een fascinerende luisterervaring, soms etherisch en afstandelijk, maar net zo vaak meeslepend, prikkelend of gewoon uitnodigend om te oren te spitsen, bij voorkeur met een koptelefoon in de aanslag.
15. The Rempis Percussion Quartet – Montreal Parade (482 Music)

“Free, long-form improvisation” is het handelsmerk van de band, en er wordt meteen afgetrapt met een oplawaai van jewelste, waarbij Rempis mag opboksen tegen het opgejutte drummersduo en de knokkende bas van Håker Flaten. Het is pure free jazz, met een resem bluesy licks en herhaalde motiefjes, maar bovenal is dit een stream-of-consciousness van rumoer, bijzonder energiek voor een studio-opname waarbij de band geen inspiratie kon putten uit de in de lucht hangende energie van een publiek. Toch wordt hier geknald met een indrukwekkende focus en begeestering.
14. The Thing – Mono (Smalltown Superjazzz)

The Thing is primitieve punk-’n-roll, maar dan met verwoestend geblaat en chaotisch gerammel in plaats van drie akkoorden en een voortjakkerende beat.
13. Ken Vandermark – Mark In The Water (Not Two)

De diversiteit die hier te horen valt is niet minder dan een revelatie, gaande van merkwaardige geluidsexperimenten (de aarzelende start van “Lead Bird” alleen al) en roddelwijvengekwetter (het aan Anthony Braxton gewijde “Personal Tide”) op de basklarinet, tot romige vertelkunst (“Dekooning”, een portret van Coleman Hawkins) en repetitieve figuren en circulaire ademhaling in het aan Steve Lacy opgedragen “Soul In The Sound”.
12. David S. Ware, Cooper-Moore, William Parker & Muhammad Ali – Planetary Unknown (AUM Fidelity)

Het kwartet speelt eigenzinnige, grillige en soms erg complexe muziek, geworteld in de klassieke free jazz van de jaren zestig en zeventig, maar soms verdacht sterk lonkend naar de meer Europees getinte vrije improvisatie. Taaie kost, net als voorganger Onecept, maar zeker het verkennen waard voor getrainde luisteraars voor wie het allemaal niet far out genoeg kan zijn.
11. Atomic – Here Comes Everybody (Jazzland)

Dat het samenspel van deze vijf tot de absolute top behoort, is al langer duidelijk (debuutplaat Feet Music zei eigenlijk al alles), maar dat ze er in slagen om die evenwichtsoefening tussen traditie en experiment zo boeiend te houden, dat strekt hen tot eer. Enkel op die manier blijft een band een steeds in beweging blijvende eenheid die de luisteraar keer op keer weet te boeien. Atomic zit dan ook verankerd in de Jupiler Pro League van de moderne Europese jazz.
10. Bill Orcutt – How The Thing Sings (Editions Mego)

Orcutt speelt bij momenten als een moordenaar bij wie de stoppen elk moment kunnen doorslaan. Het is een geïmproviseerde uitbeelding van een innerlijke woeligheid, een sensitief parcours dat de luisteraar leidt langs krochten van melancholie, paden van onrust en bochten van dreigend geweld. Op z’n krachtigst krijg je het gevoel dat hij elk moment kan opstaan om het instrument aan gruzelementen te knallen.
9. Michiel Braam’s Hybrid 10tet – On The Move (BBB)

De muziek werd uitvoerig gecomponeerd en wordt strak, maar levendig uitgevoerd, waarbij alle elementen perfect geïntegreerd worden. De filmische fusion van “Cuba, North Rhine-Westphalia” heeft bakken schwung, een niet te stoppen drive en doet zelfs tangoterritorium aan. Je zou dan kunnen gaan denken dat Braam zijn bende in een afremmend keurslijf plaatst, maar het heeft er alles van dat al deze muzikanten zich ruimschoots kunnen uitleven.
8. Darius Jones Trio – Big Gurl (Smell My Dream) (AUM Fidelity)

Net als pakweg Matana Roberts duikt Jones in z’n roots, zowel de persoonlijke als de muzikale, en slaagt hij erin om doordachte muziek te maken met ambitie, zonder ook die gedrevenheid en viscerale energie kwijt te spelen. Daardoor krijg je een uitdaging voorgeschoteld die een emotionele impact kan hebben die je dezer dagen niet vaak met freejazz en geïmproviseerde muziek associeert. Het debuut blijft de ideale instap, maar ook Big Gurl (Smell My Dream) is een kleine triomf, waardoor je een artiest gevonden hebt die je wil blijven volgen.
7. Other Dimensions In Music feat. Fay Victor – Kaiso Stories (Silkheart)

Het met een iele schreeuw in gang geschopte “Maryanne Revisited” is een prachtig visitekaartje, zowel voor het album als voor Victor, omdat ze meteen zowat haar volledige arsenaal kan bovenhalen, van dreigend gegrom in het lage register tot gegiechel, gekir en rauwe kreten, haast stotterende stoten, grote intervallen en woordenloze herhalingen. Naar conservatoriumnormen is hier werk aan de winkel — Victors stem klinkt soms erg oneffen –, al compenseert ze dat ruimschoots door een imposante authenticiteit, aardsheid en oersoul.
6. Ambrose Akinmusire – When The Heart Emerges Glistening (Blue Note)

Het is jazz die verankerd is in de traditie, maar net als die van Jason Moran ook erg hedendaags en een beetje excentriek is. Is het nu eens doordacht en intiem, dan is het even later weer wervelend en broeierig. Kortom: Akinmusire heeft alles in huis om de meerwaardezoeker én de toevallige passant over de streep te trekken.
5. Mostly Other People Do The Killing – The Coimbra Concert (Clean Feed)

The Coimbra Concert biedt geen nieuwe inzichten voor wie al vertrouwd was met hun aanpak, die eigenlijk al werd geperfectioneerd op ontdekkingen als This Is Our Moosic (2008) en Forty Fort (2010), maar het laat wel horen wat er kan gebeuren als je vier kanonnen voor wie er bijna geen limiet is (en zich overduidelijk te pletter amuseren) bij elkaar brengt op een podium: een uit z’n voegen barstend Zottenfeest.
4. Ig Henneman Sextet – Cut A Caper (Stichting Wig)

Cut A Caper biedt een gulle greep uit de werelden van avant-garde, improvisatie en kamermuziek door in te zetten op troeven die veel bands in die werelden naar voor schuiven — empathie, dynamiek, vrijheid — maar weinigen met zo’n klasse kunnen en durven uitwerken. Het programma waarmee Henneman & co de baan op gingen heette “Kindred Spirits”. Achteraf bekeken is dat ook perfect van toepassing op dit prachtige ensemble.
3. Peter Evans Quintet – Ghosts (More Is More)

Evans lijkt niet enkel het jazzverleden te willen verenigen met een hedendaagse manier van componeren en soleren, maar herhaalt dat ook nog eens op het niveau van de uitvoering: de (zopas) gespeelde muziek wordt nog eens herhaald, al dan niet in gemutileerde versie, wat soms een hallucinante draai aan de muziek geeft.
2. Joseph Daley / Earth Tones Ensemble – The Seven Deadly Sins (Jaro)

Naar verluidt heeft de man jaren gespaard om dit project te kunnen organiseren en bekostigen. Als je de resultaten beluistert, dan is het helemaal niet zo verwonderlijk dat de deelnemers meteen op de kar sprongen toen ze gevraagd werden om er aan deel te nemen. The Seven Deadly Sins is, ondanks die onheilspellende titel, een hartverwarmende, kleurrijke, immens creatieve, genereuze en soms bloedmooie plaat geworden. Samengevat in één woord: een meesterwerk.
1. Matana Roberts – Coin Coin, Chapter One: Gens de Couleur Libres (Constellation)

Het is allemaal moeilijk te categoriseren omdat het op verschillende niveaus zorgt voor een rijke gelaagdheid: een geschiedenisles, een aanklacht, een persoonlijke verwerking, gegoten in free jazz maar ook zoveel meer dan dat. Op papier had dit een overambitieus project kunnen worden dat de luisteraar koud laat, maar dat het net zorgt voor een beklijvende totaalervaring van jewelste, is nog het strafst van al. Samenvatting voor wie enkel de korte versie wil: Gens de Couleur Libres is een zuivere kopstoot.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...
Read Full Post »