Feeds:
Berichten
Reacties

Posts Tagged ‘ian rankin’

  • John Green & David Levithan – Will Grayson, Will Grayson (2010).(****)(56)
  • Bram Dehouck – De minzame moordenaar (2009).(**1/2)(57)
  • Jennifer Brown – Hate List (2009).(****)(58)
  • John Green – Looking For Alaska (2005).(****)(59)
  • Tony Johnston – Bone by Bone by Bone (2007).(***1/2)(60)
  • John Green – Paper Towns (2008).(****)(61)
  • Ian Rankin – The Complaints (2009).(***)(62)
  • Brian Chikwava – Harare North (2009).(**1/2)(63)
  • Stephen Fry – Stephen Fry In America (2008).(***1/2)(64)
  • Bezig: Dave Cullen – Columbine (2009).(?)(65)
  • Bezig: Gary Giddins – Visions Of Jazz: The First Century (1999).(?)(66)

En ’t is de bedoeling om de boel hier terug op gang te zwengelen. Een dezer.

NP: Squirrel Bait – Squirrel Bait EP

Read Full Post »

Een deel uit de Quick Reads-reeks, “(…) bite-sized books by bestselling writers and well-known personalities for people who want a short, fast-paced read. They are designed to be read and enjoyed by avid readers and by people who never had or who have lost the reading habit.” Op zich natuurlijk een prima initiatief, alles is goed om de massa aan het lezen te krijgen (misschien ook eens Thuis en Familie een weekje van de buis bannen?), al moet je er niet aan denken wat dat in onze contreien met zich zou kunnen meebrengen. Boeken van Saartje Vandendriessche?

A Cool Head leest bijgevolg als een vluchtig jeugdboek, complexloos en zonder weerhaken die het leesplezier (of beter: de leesvaart, want een min of meer geoefende lezer heeft het op minder dan een uurtje uit) in de weg kunnen staan. Het draait allemaal om een criminele deal die fout afloopt en waarbij verschillende partijen (de politie, de slechteriken en die ene goeie slechterik) op hetzelfde jagen en elkaar de loef willen afsteken. Best plezant allemaal, al moet je het nemen voor wat het is: van zorgvuldig uitgewerkte personages, spanning en geloofwaardigheid is geen sprake. (**1/2)(4)

  • Rankin, Ian. A Cool Head. Orion, London: 2009. 107 pag.

NP: Miles Davis – Seven Steps To Heaven

Read Full Post »

datumlozedagenOpnieuw: de beste boeken die ik dit jaar las. Ik las slechts een handvol boeken dat ook dit jaar uitgebracht werd. Het toeval wil dat ik op dit ogenblik exact 100 boeken heb gelezen sinds 1 januari. Dat is waarschijnlijk het hoogste cijfer van de laatste vijf jaar, maar het ligt nog steeds aanzienlijk lager dan 10-15 jaar geleden, toen ik dagen van 36 uur leek te hebben. 20 van de 100 zijn misdaadromans (2 stuks belandden in de Top 20), 13 hebben iets met muziek te maken, 10 boeken werden geschreven door Nederlandstalige auteurs, 7 zijn jeugdboeken, 1 is een kleuterboek. 3 boeken las ik voor een tweede of derde keer.

De top 20:

  • Jeroen Brouwers – Datumloze dagen (2007)
  • Siri Hustvedt- What I Loved (2002)
  • A.F.Th. van der Heijden – Het Hof van Barmhartigheid (1996)
  • Christopher Coake – We’re In Trouble (2005)
  • Walter Mosley – The Man In My Basement (2004)
  • Ian Rankin – The Naming Of The Dead (2006)
  • John Burnside – The Dumb House (1997)
  • Hubert Selby Jr. – Waiting Period (2002)
  • Jerry Stahl – I, Fatty (2004)
  • Pete Dexter – Brotherly Love (1991)
  • Willy Vlautin – The Motel Life (2007)
  • Haruki Murakami – Norwegian Wood (1987)
  • Mark Andersen & Mark Jenkins – Dance Of Days: Two decades Of Punk In The Nation’s Capital (2003)
  • Tim O’Brien – In The Lake Of The Woods (1994)
  • David Mitchell – Cloud Atlas (2004)
  • James Frey –  A Million Little Pieces (2003)
  • George Pelecanos – The Sweet Forever (1998)
  • Richard Cook – Blue Note Records: The Biography (2003)
  • A.F.Th. van der Heijden – Onder het plaveisel het moeras (1996)
  • José Saramago – Het verzuim van de dood (2005)

Kortom: 12 Amerikanen, 4 Britten, 2 Nederlanders (waarvan 1 een halve Belg is en de andere 2 maal de Top 20 haalde), 1 Japanner en 1 Portugees.

NP: John Zorn – The Crucible

Read Full Post »

stephenfrytheliarStephen Fry – The Liar (1992). Fry bezit een benijdenswaardige combinatie van humor en eruditie die ik onweerstaanbaar vind. Het is een combinatie die voor mij het meest tot uiting komt buiten zijn rol als acteur/komiek en auteur. Begin jaren negentig was ik fan van A Bit Of Fry And Laurie en ik pikte graag een aflevering van Blackadder mee, maar ik vind hem nog boeiender in zijn recentere uitstappen, zoals de documentaires The Secret Life Of The Manic Depressive en HIV and Me (toevallig deze week op tv). Het leukste en ontspannendste programma dat ik dit najaar zag was Stephen Fry In America (Peter Live kwam nochtans zeer, zeer dichtbij), een zesdelig verslag door de 50 Verenigde Staten, waarbij hij vakkundig de platgetreden paden meed om een breed maar ander beeld te schetsen van de VS. Het leidde tot enkele favoriete scènes, waarover meer bij een ander bericht/boek. Intussen is de reeks ook uit op DVD (en waarschijnlijk binnen onafzienbare termijn op Canvas). Een aanrader. The Liar is ’s mans eerste roman en eigenlijk een tegenvaller. Ook daar schreeuwt elke pagina “Kijk, ik werd geschreven door een hoogbegaafde met gevoel voor humor”, en het werkt enkel in stukken en brokken, in apart geselecteerde beschrijvingen en (vooral) puntige dialogen, maar het boek, het verhaal als geheel, is niet boeiend. Het wil een afrekening zijn met het public school-systeem via een opgesmukte biografie, het wil een spionagethriller zijn, en een komedie. Het wil te veel. De verhaallijn rond de hoofdpersoon Adrian Healey wérkt, maar wordt constant onderbroken door niet ter zake doende uitweidingen en raadselachtige gesprekken tussen niet bij naam genoemde personages. Het resultaat is en krampachtige excentriciteit die eerder verlammend dan motiverend werkt. Zijn tweede, The Hippopotamus (1994), is alleszins een stuk beter. (**1/2)

ianrankinrebussscotlandIan Rankin – Rebus’s Scotland: A Personal Journey (2005). Een boek dat vooral gericht is op lezers die goed vertrouwd zijn met de Rebus-reeks van Rankin. Dat de auteur aanvankelijk Edinburgh koos als locatie voor zijn romans had misschien geen bedoeling of gefundeerde achtergrond (hij woonde er, punt), maar geleidelijk aan werd duidelijk dat de rol van de stad steeds aan belang wint in zijn boeken. Op die manier krijgt de Schotse metropool bijna een aura dat bij de Amerikaanse tegenhangers enkel weggelegd is voor L.A., New York en (missschien) Washington, D.C.. Doorheen 17 boeken krijg je een geschiedenis van de stad, met zijn eigenaardigheden, verborgen plekjes en minder fraaie geschiedenishoofdstukken. Edinburgh is in de laatste paar delen niet minder dan een volwaardig personage. In Rebus’s Scotland duikt Rankin in zijn persoonlijk verleden en interesses om de Schotse identiteit in zijn boeken onder de loep te nmen. Het gaat daarbij niet enkel over de stad als geografische plaats, maar ook over jarenlange klassenverhoudingen en religieuze spanningen. Rankin gaat dieper in op zijn Schotse voorbeelden, de Schotse natuur, muziek en zelfs het alcoholverbruik. Op die manier werd het een mooie, met foto’s geïllustreerde combinatie van een autobiografie en een handleiding bij een indrukwekkend totaalwerk, gedragen door één van de klassieke personages uit de Britse misdaadliteratuur. (***1/2)

georgepelecanossweetforeverGeorge Pelecanos – The Sweet Forever (1998). Misschien wel de rock-‘n-rollste van de Amerikaanse misdaadbrigade. Sinds begin jaren negentig is Pelecanos aan een opmars bezig die niet te stuiten valt. Hoewel zijn oeuvre uiteenvalt in verschillende reeksen, de boeken zich afspelen in verschillende tijdperken (wel allemaal naoorlogs) en de nadruk meer verschoven is naar het sociaal-realistische element, is zijn werk in z’n geheel toch verrassend coherent en continu. The Sweet Forever is het derde deel uit zijn D.C. Quartet, vier boeken die zich afspelen in de Amerikaanse hoofdstad, steeds in een ander decennium (The Big Blowdown in de 40s, King Suckerman in de 70s en Shame The Devil in de 90s), maar vaak met terugkerende personages. Dit deel (80s) leunt het meest aan bij King Suckerman, wat door velen nog steeds als z’n beste wordt beschouwd. Concreet: een vunzig semi-blaxploitation sfeertje, geweld en muziek, veel muziek. Dat laatste onderscheidt Pelecanos van zijn collega’s. Hij is een melomaan die schreef over (pop)muziek, ervoor zorgde dat een editie van Hard Revolution een soul-cd als bijlage kreeg, en o.m. al een song aan Steve Wynn bezorgde (“Cindy, It Was Always You” op diens Tick…Tick…Tick). Zijn Strange/Quinn-reeks barst van de soulverwijzingen, hier is het allemaal eerder rockgericht. Misschien niet bijzonder, maar voor een muzieknerd met een zwak voor 80s gitaarrock/punk is het opduiken van The Dream Syndicate, The Feelies, Thin White Rope, Hüsker Dü, Black Flag, Pretenders, Tommy Keane én The Replacements wel een mooie bonus. Gelukkig blijft het niet bij namedroppen, want The Sweet Forever is een van de testosteron stijf staande misdaadroman (ja, mét auto’s en wapens à volonté) die zich ontvouwt aan een rotvaart. Met The Wire zou Pelecanos het meer in politieke/sociale richting zoeken, maar de verscheidenheid aan personages met hun opgefokte taaltje is hier reeds in volle glorie aanwezig. (****)

Ook hier een favorietenlijst (al heb ik nog zijn twee recentste – The Night Gardener en The Turnaround – te gaan): 1. Hard Revolution, 2. King Suckerman, 3. The Sweet Forever, 4. The Big Blowdown, 5. Right As Rain

NP: Tim Hardin Hang On To A Dream: The Verve Recordings

Read Full Post »

Sinds dat verdwaalde berichtje van 13 oktober heb ik nog wat boeken gelezen (de rest van de activiteiten is bijlange niet zo opwindend). Ik ga u niet langer op uw honger laten zitten. Het ruikt hier ineens naar anticipatie. DOINNGG!! Deel 1:

timobrieninthelakeTim O’Brien – In The Lake Of The Woods (1994). O’Brien is zo’n beetje de Vietnamschrijver bij uitstek van de Amerikaanse literatuur, al hebben boeken als If I Die In  A Combat Zone en Going After Cacciato al lang geen uitstaans meer met Mailers The Naked And The Dead of James Jones’ From here To Eternity, ook op persoonlijke ervaringen gebaseerde romans die je nog een zweem van heroïek kan toedichten. O’Brien is bovendien ook een radicaler literair experimentalist in vergelijking met zijn voorgangers. Zijn boeken bewandelen een dunne, schijnbaar verschuivende grens tussen feit en fictie, persoonlijke bespiegelingen, brute gruwel en psychologische ineenstortingen. Ook in In The Lake Of The Woods speelt Vietnam een rol. Niet dominant, als een heden, maar als locatie van enkele geheim gehouden schandalen uit een verdrongen, verzwegen verleden. Een politicus die een verpletterende verkiezingsnederlaag lijdt om in de Senaat te kunnen zetelen, trekt zich terug met zijn vrouw in een afgelegen huis bij het water. De dag erna is ze verdwenen, en daarna wordt het nooit duidelijk of de man er al dan niet een hand in heeft gehad. Het boek teert van de eerste tot de laatste pagina op een donkere, verontrustende spanning die regelmatig wordt onderbroken door een verteller die zijn eigen duit in het zakje doet middels een arsenaal voetnoten, verschillende scenario’s de revue laat passeren en ’s mans oorlogsdaden in de kijker zet. Het lijkt zo wel een (ietwat aparte) misdaadroman, maar het is veel meer dan dat: het stelt kwesties over waarheid, schijn en identiteit in vraag door vorm en structuur volledig overhoop te gooien in een boek waarvan de handleiding steeds lijkt te ontglippen. Een wrang, vreemd, soms moeilijk en mysterieus boek, maar ook een opmerkelijke leeservaring. (****)

ianrankinhideandseekIan Rankin – Hide And Seek (1991). Eigenlijk kan ik me intussen amper nog iets herinneren van de inhoud van dit boek, de enige uit de Rebus-reeks die ik  nog niet gelezen had. Dat zegt genoeg. Ik kan me wel nog voor de geest halen dat ik behoorlijk teleurgesteld was door dit tweede deel uit de prestigieuze reeks. Na enkele pagina’s viel al op dat Rankin sinds de begindagen van zijn schrijverscarrière een enorm parcours heeft afgelegd. Zijn latere boeken uit de reeks – Set In Darkness, Fleshmarket Close, The Naming Of The Dead – veellagige, complexe en bijzonder goede romans, dan is Hide And Seek duidelijk het werk van een auteur die zijn stem nog moet vinden. Dat geldt ook voor hoofdpersonage Rebus, die hier vooral wat eendimensionaal loopt te wezen en bijlange niet zo’n complex en boeiend personage is als in de latere boeken. Wie veel tijd en een zwak voor het genre heeft kan het lezen en zich door steeds beter wordende boeken wurmen. Wie slechts één keer wil proeven, die houdt het best bij een van de recentere werken. (**1/2)

richardpowerstimeofoursingingRichard Powers – The Time Of Our Singing (2003). Je zou het misschien niet zeggen op basis van wat ik de voorbije periode gelezen heb, maar ik hou ook van schrijvers met bagage en ambitie, van schrijvers die op de proppen kunnen én durven komen met fictieve werelden die alles op z’n kop zetten, en dat in provocerende, wervelende of uitputtende taalbraaksels. Thomas Pynchon, William Vollmann, William Gaddis, Josef Skvorecky, Philip Roth, Don DeLillo, dat soort kerels (jaja, bijna allemaal Amerikanen, inderdaad). Het zijn boeken die een extra inspanning vergen van de lezer en die best geconsumeerd worden in afzondering. Pynchon lezen terwijl Mike ligt aan te pappen met Femke in Thuis? Geen beginnen aan. John Barths postmoderne kermis of Vollmanns geenideehoejehetnoemt contrasteren met afwasgekletter of Radio 1-gelul? Oh no. Ook deze van Richard Powers stelt het doorzettingsvermogen op de proef. Powers staat bekend als een specialist van de ideeënroman, en dat is nu niet anders. Personages zijn vaak niet meer dan speelballen om theorieën en plannen uit te werken, om filosofische discussies op gang te brengen, of de lezer te confronteren met prangende politieke en wetenschappelijke kwesties. In The Time Of Our Singing worden drie werelden gecombineerd: het is een familiekroniek die meteen ook een portret van enkele decennia rassensegregatie wil tonen, maar het is ook een boek over wetenschap/relativiteitstheorie (Einstein draaft ook op als personage), met ellenlange uiteenzettingen over tijdsbegrippen en (dis)continuïteit; én daarenboven is het een boek dat volgestouwd zit met muziek, niet enkel via de carrière van enkele hoofdpersonages (die het maken in de wereld van de klassieke muziek), maar ook via ware gebeurtenissen (het legendarische openluchtconcert in 1936 van zwarte zangeres Marian Anderson), familiale overdracht en een brede geschiedenis van Amerikaanse muziek (ragtime, gospel, blues, jazz, avant-garde). Het is een taai boek met talloze literaire hoogstandjes die het hoofd doen duizelen (werkelijk élke pagina bevat doorwrocht taalgestunt), maar door die immense opeenstapeling van spitsvondigheden, diepzinnigheid en expliciet literaire ambitie zit je uiteindelijk ook opgescheept met een boek dat geen hart meer lijkt te hebben, dat je murw klopt met feiten en data en theorieën en je vervolgens amper bij de les weet te houden. En onverschilligheid is dodelijk. Wat een geweldig boek over rassenrelaties met filosofische inslag had kunnen worden, verzandt zo in een kolos die respect afdwingt, maar waar je onmogelijk van kan houden. (***)

NP: Albert Ayler – Spiritual Unity

Read Full Post »

Wat boeken betreft hou ik geen rekening met publicatiejaar, daarvoor lees ik ze doorgaans met te veel vertraging. Ik las er dit jaar wel al 55 (lang leve de trein en het stellen van prioriteiten). De beste tien, in volgorde:

  • Jeroen Brouwers – Datumloze dagen (2007)
  • A.F.Th. Van der Heijden – Het Hof van Barmhartigheid (1996)
  • Walter Mosley – The Man In My Basement (2004)
  • Ian Rankin – The Naming Of The Dead (2006)
  • John Burnside – The Dumb House (1997)
  • Hubert Selby Jr. – Waiting Period (2002)
  • Pete Dexter – Brotherly Love (1991)
  • Mark Andersen & Mark Jenkins – Dance Of Days: Two Decades Of Punk In The Nation’s Capital (2003)
  • James Frey – A Million Little Pieces (2003)
  • Richard Cook – Blue Note Records: The Biography (2003)

Read Full Post »

Te laat? Ik zal m’n Limburgse roots dan toch maar eens misbruiken ter rechtvaardiging.

Nick Hornby – Songbook (2003). Ik las eerder High Fidelity en About A Boy en kon ze wel pruimen. OK, Hornby kan bezwaarlijk een avontuurlijk of zelfs opwindend schrijver genoemd worden, maar zoals hij zelf aanhaalt in Songbook is iets moois maken van een alledaags gegevens ook een hele kunst. Het zal niet verbazen dat Anne Tyler ’s mans favoriete auteur is. Songbook is al even low-key, maar in tegenstelling tot bij zijn romans wil het bij deze korte stukken, die als columns aanvoelen, niet zo goed lukken. Een dertigtal favoriete songs passeren de revue en ze lijken al even willekeurig gekozen als de bedenkingen die eraan gekoppeld worden. Wie meer te weten wil komen over de betreffende songs en artiesten (van Teenage Fanclub tot Suicide) zoekt best elders heil. Waar Hornby naar op zoek lijkt, is dat element dat songs voor een luisteraar speciaal maakt. Doorgaans zijn die verbonden aan een opvatting over muziek, een periode in een mensenleven of algemene beslommeringen. Allemaal heel leuk en wel, maar al te vaak blijft het daardoor steken bij sympathiek gemijmer en glimlachopwekkende, dagboekachtige notities die het verdienen om verder uitgediept te worden. Als bonus werden enkele iets langere essays toegevoegd over o.m. Aimee Mann, Steve Earle en Los Lobos die iets verder gaan dan het oppervlakkige en het boek toch een meerwaarde geven. Aangenaam boekje om wat lege momenten mee te vullen, maar toch een beetje teleurstellend. **1/2

Michael Dibdin – Medusa (1994). Negende deel van de Aurelio Zen-reeks en voor de zoveelste keer een genadeloze aanval op het laagje beschavingsvernis op de Italiaanse maatschappij. Deze keer draait het allemaal om een doofpotoperatie die op gang werd gebracht door de vondst van een lijk in een bergschacht. Militaire-, overheids- en politiediensten willen zich allemaal met de zaak moeien om te vermijden dat de waarheid over de zaak aan het licht komt, een waarheid die Zen probeert te achterhalen zonder daarom supermensallures te krijgen. Politiek geladen thriller dus, met ook wat toepasselijke quotes over het rotte, conservatieve Italië van Berlusconi en meer dan voldoende literair plezier om opnieuw te kunnen spreken van de zoveelste geslaagde (maar geen gewéldige) Dibdin. ***1/2

Ian Sansom – The Case Of The Missing Books (The Mobile Library) (2006). Op goed geluk meegegrist uit de bib. Een cover en overtuigende achterflap zijn soms voldoende. En lap, teleurgesteld. Dit eerste deel uit een nieuwe reeks probeert een evenwicht te vinden tussen komische- en misdaadliteratuur en mislukt overtuigend. Een knullige, corpulente, Joodse bibliothecaris uit Londen wordt naar Noord-Ierland gestuurd om een bibliotheek te openen. HIj krijgt te horen dat de bibliotheek intussen een bus is en dat de boeken gestolen zijn. Waar zouden ze zijn? Dedjie! Dat de karakterontwikkeling en het verhaal zo goed als onbestaande zijn, daar valt mee te leven, maar als de grappen na een dozijn pagina’s al beginnen tegensteken, dan is er iets grondig fout. De luchtigheid van het boeltje zorgt ervoor dat je slechts een halve avond nodig hebt om door het boek te razen, maar in deze snelle tijden kan een mens die tijd echt wel voor iets anders gebruiken. *1/2

Dennis Cooper – Frisk (1991). Tweede deel uit de “George Miles”-cyclus en ongetwijfeld het goorste boek dat ik ooit onder ogen kreeg. Ik kende Coopers reputatie als boegbeeld van de homo- en undergroundliteratuur, maar had er geen idee van dat hij zo geobsedeerd was door taboes als seks, geweld, de dood, en dan vooral de combinatie ervan. Het leest als een kruising van American Psycho, De 120 dagen van Sodom, de dissidente obsessies van Georges Bataille en Het Grote Handboek Voor De Patholoog. Personages in dit boek gaan zich te buiten aan sodomie, coprofagie, kotsen, verminking en zelfs moord, en dat steeds met een schokkend nihilisme. Wat Frisk echter toch leesbaar maakt is dat het niet de satiretoer opgaat (American Psycho lijkt daardoor al even schadelijk als Robert & Bertrand), maar eerder de drang om zonder enige terughoudendheid de morbide fantasie de vrije loop te laten gaan centraal stelt, en niet de tot in de sappigste details beschreven gruweldaden op zich. En ergens heeft het wel iets aantrekkelijks, zo’n bundeling van extremiteiten, al was het ook wel vreemd om op de trein te lezen over de fysieke en seksuele mishandeling (incl. van minderjarigen) en personages die “elkaar van binnen en vanbuiten leren kennen” letterlijk nemen. Een afrader voor gevoelige lezers. Ik moet er niet aan denken wat m’n moeder me zou aandoen als ze dit in handen zou krijgen en voldoende Engels zou begrijpen. ***

Ian Rankin – The Naming Of The Dead (2006). Opnieuw een bijzonder goeie ‘Rebus’ van een schrijver die steeds dikkere en betere boeken lijkt te schrijven. Net als bij Fleshmarket Close krijgt de lezer meteen verschillende verhaallijnen voorgeschoteld: er is de verdachte dood van een politicus, het plots opgedoken bewijs dat er een seriemoordenaar aan het werk is, plus hoofdpersonages Rebus en Clarke hebben beide nog enkele persoonlijke rekeningen te verefferen. En natuurlijk hangt het op de een of andere ondelijke manier allemaal samen. Opnieuw wentelt Rankin zich in een politieke poel van verderf met de G8-top van 2005 in Edinburgh als achtergrond. Het boek is een pak donkerder, gelaagder en (vooral) complexer dan de oudere delen, maar nergens voelt het geforceerd aan. Meer nog: het boek behoort tot de ambitieuze top van een genre dat, helaas en onterecht, nog steeds stiefmoederlijk behandeld wordt door de liefhebbers van zogenaamde “echte” literatuur. ****1/2

Marc Reugebrink – Het grote uitstel (2007). Winnaar van De Gouden Uil. Als bildungsroman met een aantal politieke evoluties (en vooral die van het extreem-linkse gedachtengoed) op de achtergond heeft het eigenlijk wel iets van Van der Heijdens Tandeloze Tijd-cyclus, met dat verschil dat Reugebrink niet het geduld heeft van zijn collega, die een verhaal zo breed uitsmeert en zo vaak stopzet om details onder de loep te nemen dat het gaat om een paar duizend pagina’s. Het boek volgt meeloper Rega door drie stadia in zijn leven: als lid van een communistisch jeugdhuis in de provincie, als student in de stad, en als barman in Berlijn ten tijde van de Val van de Muur. Grote namen, gebeurtenissen en beweringen vullen het boek, en er wordt door de nevenpersonages zo veel geluld en gepalaverd dat het irritant wordt, maar uiteindelijk is dit het verhaal van verstarring. Rega is immers een meeloper, een non-identiteit die voortdurend heen en weer geslingerd wordt door welbespraakte vrienden en zijn zoektocht naar seks (bij voorkeur oraal). Het boek raast voort met een behoorlijke vaart en kent in zijn alwetende, commentaar gevende ik-verteller een leuke gimmick, maar het mist op de één of andere manier een richting en een samenhang die nog eens in de verf wordt gezet door een hoofdpersonage dat eigenlijk retesaai is. Goed boek, maar niet opgewassen tegen het literaire geweld van Jeroen Brouwers’ Datumloze dagen. ***

John Burnside – The Dumb House (1997). Debuut van dichter Burnside en meteen een oplawaai van formaat die een Vlaamse variant kreeg met De engelenmaker van Stefan Brijs. Het mysterieuze hoofdpersonage besluit na de dood van zijn moeder na te gaan of een eeuwenoud experiment van Akbar de Grote resultaat oplevert: kinderen opvoeden in een taalloze omgeving om na te gaan hoe ze ontwikkelen en al dan niet taal verwerven. Dat alles om te achterhalen wat taal precies is, hoe het communicatie stuurt en/of onderuit haalt en welke rol het speelt in het ordenen van de werkelijkheid. Hoogdravende boeken, wetenschappelijke werken en doctoraatsthesissen zijn al over het thema geschreven, maar Burnside weet met indrukwekkende gemak de dunne grens tussen filosofie, wetenschap en begrijpelijkheid te bewandelen. The Dumb House is een bizar en morbide verhaal over een bezeten idealist die geen grenzen kent om zijn experiment uit te voeren en uiteindelijk belandt bij misselijkmakende, sinistere gruwel die eigenlijk nog een pak heftiger is dan het expliciete geweldfestijn van Cooper hierboven. ****

Robert B. Parker – Family Honor (1999). Veelschrijver Parker kan geen slecht boek schrijven. Family Honor, het eerste deel van de recent opgestarte ‘Sunny Randall’-serie is volledig wat ik ervan verwachtte: luchtig, slim en funny as fuck. Zonder steeds gebruik te moeten maken van vergezochte oneliners slaagt Parker er toch steeds in om met enkele beschrijvingen, typeringen en gejaagde dialogen indruk te maken. Zijn personages zijn eigenlijk niet meer dan karikaturen; ze spuwen ad remme nonsens alsof ze de hele dag niet anders doen, begeven zich door een wereld van geweld zonder dat het hun kouwe kleren raakt, en toch blijven ze onweerstanbaar. Het “probleem” is dat Parker zichzelf echt wel wat veel recycleert. Randall is gewoon de vrouwelijke versie van Spenser, haar gewelddadige homovriendje is een variatie op Hawk uit de Spenserromans en er verschijnen zelfs personages uit de andere reeks. Het kan echter niet voorkomen dat Family Honor een guilty pleasure blijft en opnieuw bevestigt dat Parker de koning van de bandwerkpulp is. ***

NP: Wipers – Silver Sail

Read Full Post »