Feeds:
Berichten
Reacties

Posts Tagged ‘john burnside’

datumlozedagenOpnieuw: de beste boeken die ik dit jaar las. Ik las slechts een handvol boeken dat ook dit jaar uitgebracht werd. Het toeval wil dat ik op dit ogenblik exact 100 boeken heb gelezen sinds 1 januari. Dat is waarschijnlijk het hoogste cijfer van de laatste vijf jaar, maar het ligt nog steeds aanzienlijk lager dan 10-15 jaar geleden, toen ik dagen van 36 uur leek te hebben. 20 van de 100 zijn misdaadromans (2 stuks belandden in de Top 20), 13 hebben iets met muziek te maken, 10 boeken werden geschreven door Nederlandstalige auteurs, 7 zijn jeugdboeken, 1 is een kleuterboek. 3 boeken las ik voor een tweede of derde keer.

De top 20:

  • Jeroen Brouwers – Datumloze dagen (2007)
  • Siri Hustvedt- What I Loved (2002)
  • A.F.Th. van der Heijden – Het Hof van Barmhartigheid (1996)
  • Christopher Coake – We’re In Trouble (2005)
  • Walter Mosley – The Man In My Basement (2004)
  • Ian Rankin – The Naming Of The Dead (2006)
  • John Burnside – The Dumb House (1997)
  • Hubert Selby Jr. – Waiting Period (2002)
  • Jerry Stahl – I, Fatty (2004)
  • Pete Dexter – Brotherly Love (1991)
  • Willy Vlautin – The Motel Life (2007)
  • Haruki Murakami – Norwegian Wood (1987)
  • Mark Andersen & Mark Jenkins – Dance Of Days: Two decades Of Punk In The Nation’s Capital (2003)
  • Tim O’Brien – In The Lake Of The Woods (1994)
  • David Mitchell – Cloud Atlas (2004)
  • James Frey –  A Million Little Pieces (2003)
  • George Pelecanos – The Sweet Forever (1998)
  • Richard Cook – Blue Note Records: The Biography (2003)
  • A.F.Th. van der Heijden – Onder het plaveisel het moeras (1996)
  • José Saramago – Het verzuim van de dood (2005)

Kortom: 12 Amerikanen, 4 Britten, 2 Nederlanders (waarvan 1 een halve Belg is en de andere 2 maal de Top 20 haalde), 1 Japanner en 1 Portugees.

NP: John Zorn – The Crucible

Read Full Post »

Wat boeken betreft hou ik geen rekening met publicatiejaar, daarvoor lees ik ze doorgaans met te veel vertraging. Ik las er dit jaar wel al 55 (lang leve de trein en het stellen van prioriteiten). De beste tien, in volgorde:

  • Jeroen Brouwers – Datumloze dagen (2007)
  • A.F.Th. Van der Heijden – Het Hof van Barmhartigheid (1996)
  • Walter Mosley – The Man In My Basement (2004)
  • Ian Rankin – The Naming Of The Dead (2006)
  • John Burnside – The Dumb House (1997)
  • Hubert Selby Jr. – Waiting Period (2002)
  • Pete Dexter – Brotherly Love (1991)
  • Mark Andersen & Mark Jenkins – Dance Of Days: Two Decades Of Punk In The Nation’s Capital (2003)
  • James Frey – A Million Little Pieces (2003)
  • Richard Cook – Blue Note Records: The Biography (2003)

Read Full Post »

Te laat? Ik zal m’n Limburgse roots dan toch maar eens misbruiken ter rechtvaardiging.

Nick Hornby – Songbook (2003). Ik las eerder High Fidelity en About A Boy en kon ze wel pruimen. OK, Hornby kan bezwaarlijk een avontuurlijk of zelfs opwindend schrijver genoemd worden, maar zoals hij zelf aanhaalt in Songbook is iets moois maken van een alledaags gegevens ook een hele kunst. Het zal niet verbazen dat Anne Tyler ’s mans favoriete auteur is. Songbook is al even low-key, maar in tegenstelling tot bij zijn romans wil het bij deze korte stukken, die als columns aanvoelen, niet zo goed lukken. Een dertigtal favoriete songs passeren de revue en ze lijken al even willekeurig gekozen als de bedenkingen die eraan gekoppeld worden. Wie meer te weten wil komen over de betreffende songs en artiesten (van Teenage Fanclub tot Suicide) zoekt best elders heil. Waar Hornby naar op zoek lijkt, is dat element dat songs voor een luisteraar speciaal maakt. Doorgaans zijn die verbonden aan een opvatting over muziek, een periode in een mensenleven of algemene beslommeringen. Allemaal heel leuk en wel, maar al te vaak blijft het daardoor steken bij sympathiek gemijmer en glimlachopwekkende, dagboekachtige notities die het verdienen om verder uitgediept te worden. Als bonus werden enkele iets langere essays toegevoegd over o.m. Aimee Mann, Steve Earle en Los Lobos die iets verder gaan dan het oppervlakkige en het boek toch een meerwaarde geven. Aangenaam boekje om wat lege momenten mee te vullen, maar toch een beetje teleurstellend. **1/2

Michael Dibdin – Medusa (1994). Negende deel van de Aurelio Zen-reeks en voor de zoveelste keer een genadeloze aanval op het laagje beschavingsvernis op de Italiaanse maatschappij. Deze keer draait het allemaal om een doofpotoperatie die op gang werd gebracht door de vondst van een lijk in een bergschacht. Militaire-, overheids- en politiediensten willen zich allemaal met de zaak moeien om te vermijden dat de waarheid over de zaak aan het licht komt, een waarheid die Zen probeert te achterhalen zonder daarom supermensallures te krijgen. Politiek geladen thriller dus, met ook wat toepasselijke quotes over het rotte, conservatieve Italië van Berlusconi en meer dan voldoende literair plezier om opnieuw te kunnen spreken van de zoveelste geslaagde (maar geen gewéldige) Dibdin. ***1/2

Ian Sansom – The Case Of The Missing Books (The Mobile Library) (2006). Op goed geluk meegegrist uit de bib. Een cover en overtuigende achterflap zijn soms voldoende. En lap, teleurgesteld. Dit eerste deel uit een nieuwe reeks probeert een evenwicht te vinden tussen komische- en misdaadliteratuur en mislukt overtuigend. Een knullige, corpulente, Joodse bibliothecaris uit Londen wordt naar Noord-Ierland gestuurd om een bibliotheek te openen. HIj krijgt te horen dat de bibliotheek intussen een bus is en dat de boeken gestolen zijn. Waar zouden ze zijn? Dedjie! Dat de karakterontwikkeling en het verhaal zo goed als onbestaande zijn, daar valt mee te leven, maar als de grappen na een dozijn pagina’s al beginnen tegensteken, dan is er iets grondig fout. De luchtigheid van het boeltje zorgt ervoor dat je slechts een halve avond nodig hebt om door het boek te razen, maar in deze snelle tijden kan een mens die tijd echt wel voor iets anders gebruiken. *1/2

Dennis Cooper – Frisk (1991). Tweede deel uit de “George Miles”-cyclus en ongetwijfeld het goorste boek dat ik ooit onder ogen kreeg. Ik kende Coopers reputatie als boegbeeld van de homo- en undergroundliteratuur, maar had er geen idee van dat hij zo geobsedeerd was door taboes als seks, geweld, de dood, en dan vooral de combinatie ervan. Het leest als een kruising van American Psycho, De 120 dagen van Sodom, de dissidente obsessies van Georges Bataille en Het Grote Handboek Voor De Patholoog. Personages in dit boek gaan zich te buiten aan sodomie, coprofagie, kotsen, verminking en zelfs moord, en dat steeds met een schokkend nihilisme. Wat Frisk echter toch leesbaar maakt is dat het niet de satiretoer opgaat (American Psycho lijkt daardoor al even schadelijk als Robert & Bertrand), maar eerder de drang om zonder enige terughoudendheid de morbide fantasie de vrije loop te laten gaan centraal stelt, en niet de tot in de sappigste details beschreven gruweldaden op zich. En ergens heeft het wel iets aantrekkelijks, zo’n bundeling van extremiteiten, al was het ook wel vreemd om op de trein te lezen over de fysieke en seksuele mishandeling (incl. van minderjarigen) en personages die “elkaar van binnen en vanbuiten leren kennen” letterlijk nemen. Een afrader voor gevoelige lezers. Ik moet er niet aan denken wat m’n moeder me zou aandoen als ze dit in handen zou krijgen en voldoende Engels zou begrijpen. ***

Ian Rankin – The Naming Of The Dead (2006). Opnieuw een bijzonder goeie ‘Rebus’ van een schrijver die steeds dikkere en betere boeken lijkt te schrijven. Net als bij Fleshmarket Close krijgt de lezer meteen verschillende verhaallijnen voorgeschoteld: er is de verdachte dood van een politicus, het plots opgedoken bewijs dat er een seriemoordenaar aan het werk is, plus hoofdpersonages Rebus en Clarke hebben beide nog enkele persoonlijke rekeningen te verefferen. En natuurlijk hangt het op de een of andere ondelijke manier allemaal samen. Opnieuw wentelt Rankin zich in een politieke poel van verderf met de G8-top van 2005 in Edinburgh als achtergrond. Het boek is een pak donkerder, gelaagder en (vooral) complexer dan de oudere delen, maar nergens voelt het geforceerd aan. Meer nog: het boek behoort tot de ambitieuze top van een genre dat, helaas en onterecht, nog steeds stiefmoederlijk behandeld wordt door de liefhebbers van zogenaamde “echte” literatuur. ****1/2

Marc Reugebrink – Het grote uitstel (2007). Winnaar van De Gouden Uil. Als bildungsroman met een aantal politieke evoluties (en vooral die van het extreem-linkse gedachtengoed) op de achtergond heeft het eigenlijk wel iets van Van der Heijdens Tandeloze Tijd-cyclus, met dat verschil dat Reugebrink niet het geduld heeft van zijn collega, die een verhaal zo breed uitsmeert en zo vaak stopzet om details onder de loep te nemen dat het gaat om een paar duizend pagina’s. Het boek volgt meeloper Rega door drie stadia in zijn leven: als lid van een communistisch jeugdhuis in de provincie, als student in de stad, en als barman in Berlijn ten tijde van de Val van de Muur. Grote namen, gebeurtenissen en beweringen vullen het boek, en er wordt door de nevenpersonages zo veel geluld en gepalaverd dat het irritant wordt, maar uiteindelijk is dit het verhaal van verstarring. Rega is immers een meeloper, een non-identiteit die voortdurend heen en weer geslingerd wordt door welbespraakte vrienden en zijn zoektocht naar seks (bij voorkeur oraal). Het boek raast voort met een behoorlijke vaart en kent in zijn alwetende, commentaar gevende ik-verteller een leuke gimmick, maar het mist op de één of andere manier een richting en een samenhang die nog eens in de verf wordt gezet door een hoofdpersonage dat eigenlijk retesaai is. Goed boek, maar niet opgewassen tegen het literaire geweld van Jeroen Brouwers’ Datumloze dagen. ***

John Burnside – The Dumb House (1997). Debuut van dichter Burnside en meteen een oplawaai van formaat die een Vlaamse variant kreeg met De engelenmaker van Stefan Brijs. Het mysterieuze hoofdpersonage besluit na de dood van zijn moeder na te gaan of een eeuwenoud experiment van Akbar de Grote resultaat oplevert: kinderen opvoeden in een taalloze omgeving om na te gaan hoe ze ontwikkelen en al dan niet taal verwerven. Dat alles om te achterhalen wat taal precies is, hoe het communicatie stuurt en/of onderuit haalt en welke rol het speelt in het ordenen van de werkelijkheid. Hoogdravende boeken, wetenschappelijke werken en doctoraatsthesissen zijn al over het thema geschreven, maar Burnside weet met indrukwekkende gemak de dunne grens tussen filosofie, wetenschap en begrijpelijkheid te bewandelen. The Dumb House is een bizar en morbide verhaal over een bezeten idealist die geen grenzen kent om zijn experiment uit te voeren en uiteindelijk belandt bij misselijkmakende, sinistere gruwel die eigenlijk nog een pak heftiger is dan het expliciete geweldfestijn van Cooper hierboven. ****

Robert B. Parker – Family Honor (1999). Veelschrijver Parker kan geen slecht boek schrijven. Family Honor, het eerste deel van de recent opgestarte ‘Sunny Randall’-serie is volledig wat ik ervan verwachtte: luchtig, slim en funny as fuck. Zonder steeds gebruik te moeten maken van vergezochte oneliners slaagt Parker er toch steeds in om met enkele beschrijvingen, typeringen en gejaagde dialogen indruk te maken. Zijn personages zijn eigenlijk niet meer dan karikaturen; ze spuwen ad remme nonsens alsof ze de hele dag niet anders doen, begeven zich door een wereld van geweld zonder dat het hun kouwe kleren raakt, en toch blijven ze onweerstanbaar. Het “probleem” is dat Parker zichzelf echt wel wat veel recycleert. Randall is gewoon de vrouwelijke versie van Spenser, haar gewelddadige homovriendje is een variatie op Hawk uit de Spenserromans en er verschijnen zelfs personages uit de andere reeks. Het kan echter niet voorkomen dat Family Honor een guilty pleasure blijft en opnieuw bevestigt dat Parker de koning van de bandwerkpulp is. ***

NP: Wipers – Silver Sail

Read Full Post »