Een tijdje geleden nog eens op tv en bewaard voor als ik nog eens drie uur vrij had. Met enige scepsis beginnen kijken, want ik roemde de film misschien wel om een voornamelijk nostalgische reden: het deed me terugdenken aan de klassieke Hollywoodfilmnamiddagen met mijn vader (geen idee waar m’n moeder op die momenten uithing). Alhoewel: back in the 80s keken wij soms ook nog naar ARD en ZDF, waar spaghettitwesterns en Bud Spencer & Terence Hill-films eindeloos herhaald werden en prachtige dialogen opgevangen konden worden: “Hé du Charly, hast du mein Pferd vielleicht nicht gesehen?”, “Was gibt’s denn, jungs?”, “Leck mich am Arsch!”, “Kuck mal wer da sprecht!”… dat waren tijden!
The Great Escape (1963) van John Sturges, zo’n exponent van de klassieke Amerikaanse film van de jaren vijftig en zestig. Sturges maakten typische ventenfilms, actievehikels waarvan vele voorlopers waren van hedendaagse ensemblefilms als Saving Private Ryan en The Thin Red Line. Hij maakte een paar uitstekende films – Gunfight At The OK Corral en The Magnificent Seven, een naar een western-setting overgehevelde remake van Kurosawa’s Seven Samurai – maar The Great Escape is waarschijnlijk zijn pièce de résistance. Een echte testosteronfilm ook, want als ik goed opgelet heb, dan komen de dialogen in deze drie uur durende film volledig aan de mannen toe. En die mannen, dan zijn niet de minste: Steve McQueen (dus toch een vrouwenfilm!), James Garner, Charles Bronson, Donald Pleasance, James Coburn, Richard Attenborough en enkele minder tot de verbeelding sprekende namen.
Kort samengevat: aan het einde van de tweede wereldoorlog hebben de Duitsers een gevangenenkamp opgericht dat enkel bestemd is voor risicogevangenen: ontsnappingsartiesten, officieren uit vooral het Britse en Amerikaanse leger die onder strengere controle geplaatst worden. Natuurlijk beginnen de gevangenen zodra ze aankomen aan de voorbereiding van een massale ontsnapping via drie ondergrondse tunnels. McQueen is de rebel die op eigen houtje al een paar pogingen waagt en ook al de rest heeft z’n functie: Attenborough overziet het geheel, Pleasance vervalst de officiële papieren, Garner zorgt voor materiaal, Coburn is de klusjesman, Bronson de tunnelgraver, etc. De eerste helft van de film is opmerkelijk lichtvoetig: het scenario hangt aaneen van de geinigheid, Elmer Bernsteins score accentueert ironisch (die marsmuziekjes als McQueen uit z’n isolatiecel mag!) en van psychologische of emotionele diepgang is hoegenaamd geen sprake. Tot op dat ogenblik is The Great Escape een avonturenverhaal voor grote jongens.
Een kentering komt er als een tunnel wordt ontdekt en een van de depressieve gevangenen zelfmoord pleegt door over de omheining te willen klimmen. Alles komt terecht in een stroomversnelling, de sfeer wordt grimmiger, de spanning opgedreven, de muziek zwaarder. De ontsnapping lijkt aanvankelijk goed te verlopen en een zeventigtal officieren weten te ontkomen, met de trein, de fiets, per boot of de motorfiets. Het laatste half uur is vooral berucht omwille van de sterk in beeld gebrachte achtervolging van McQueen, die de motorstunts voor eigen rekening nam. Een achtervolging die opmerkelijk kalm verloopt naar de hedendaagse flitsnormen. Een film die breed grijnzend van start gaat eindigt uiteindelijk met de executie van vijftig militairen en de ontsnapping van slechts een drietal.
Net als The Dirty Dozen en The Longest Day kan The Great Escape een indrukwekkende cast voorleggen. Nergens worden de acteurs echt op de proef gesteld, maar hopen scènes zijn met zoveel klassieke klasse in beeld gebracht dat je snel vergeet hoe degelijk het verhaal en de acteerprestaties zijn, vooral van McQueen (de grijns), Attenborough en Pleasance. Spannende boel uit de oude doos, drie uur cinema met schwung én flair, zowel in de licht-claustrofobische eerste helft als bij de tweede met zijn weidse landschappen en uitgelezen vertier voor escape addicts die ook The Shawshank Redemption, Papillon, Prison Break en Escape From Alcatraz konden pruimen. (****1/2)
NP: The Undertones – Dig Yourself Deep
Bud Spencer! Terence Hill! Miljaar, nostalgie!