Feeds:
Berichten
Reacties

Posts Tagged ‘improvisatie’

Ik heb dit jaar redelijk wat tijd geïnvesteerd in dit soort spul. Hieronder een lijstje, met wat blabla uit de recencies

20. Weasel Walter – Ominous Telepathic Mayhem (ugEXPLODE)

Ominous Telepathic Mayhem is vooral verplichte kost voor liefhebbers van hardcore improvisatie, extreme ‘speciallekes’ en Weasel Walter, die een zoveelste hoofdstuk breidt aan een carrière die maar niet tot rust lijkt te komen. Woeste gekte voor wie zot is van gespierde plinkeplonke, kortom.

19. Samuel Blaser Quartet – Boundless (Hatology)

Het laat een kwartet aan het werk horen dat een intelligent en coherent verhaal afsteekt zonder terug te vallen op gemakkelijkheidsoplossingen. En daardoor heeft het misschien wel meer ballen dan de barricadenberstormers die het moeten hebben van hyperexpressief geronk, gegier en ritmische gekte. Knappe plaat!

18. Harris Eisenstadt – Canada Day II (Songlines)

Niet het wonderbaarlijk originele album dat Woodblock Prints was, eentje waardoor je meteen alles liet vallen om te vragen wat je in godsnaam hoorde (zo mooi was het soms), maar het is een charmeur van de heimelijke soort, uitgevoerd met nonchalant gemak en bewust kiezend voor een toegankelijke, maar nooit afgelikte stijl en sfeer. Het is een vierde sterke plaat op rij voor Eisenstadt en een ideale, frisse insteek voor wie kennis wil maken met enkele hedendaagse kleppers zonder te moeten vrezen voor een hartinfarct of andere vervelende neveneffecten.

17. Nate Wooley Quintet – (Put Your) Hands Together (Clean Feed)

De grootste verdienste van (Put Your) Hands Together is dan ook dat het de vijf buiten hun omgeving laat horen zonder dat ze zich daar ook maar een seconde onwennig bij lijken te voelen. Het is meteen ook een gepaste repliek voor zij die beweren dat de pruttelman niet veel meer kan dan fout blazen op z’n krom stuk ijzer.

16. Craig Taborn – Avenging Angel (ECM)

Klanken worden met afgewogen kracht en subtiliteit gecreëerd en vrijgeleide gedaan, kunnen uitdijen, vergaan, contrasteren, en, vooral, een plaats zoeken in de stilte, want Taborn is een pianist die ruimte en stilte laat vallen zonder daar een al te dramatische gimmick van te willen maken. “This Voice Says So” wordt daardoor voorzien van een bijna sacrale schoonheid. Het resultaat is daardoor een fascinerende luisterervaring, soms etherisch en afstandelijk, maar net zo vaak meeslepend, prikkelend of gewoon uitnodigend om te oren te spitsen, bij voorkeur met een koptelefoon in de aanslag.

15. The Rempis Percussion Quartet – Montreal Parade (482 Music)

“Free, long-form improvisation” is het handelsmerk van de band, en er wordt meteen afgetrapt met een oplawaai van jewelste, waarbij Rempis mag opboksen tegen het opgejutte drummersduo en de knokkende bas van Håker Flaten. Het is pure free jazz, met een resem bluesy licks en herhaalde motiefjes, maar bovenal is dit een stream-of-consciousness van rumoer, bijzonder energiek voor een studio-opname waarbij de band geen inspiratie kon putten uit de in de lucht hangende energie van een publiek. Toch wordt hier geknald met een indrukwekkende focus en begeestering.

14. The Thing – Mono (Smalltown Superjazzz)

The Thing is primitieve punk-’n-roll, maar dan met verwoestend geblaat en chaotisch gerammel in plaats van drie akkoorden en een voortjakkerende beat.

13. Ken Vandermark – Mark In The Water (Not Two)

De diversiteit die hier te horen valt is niet minder dan een revelatie, gaande van merkwaardige geluidsexperimenten (de aarzelende start van “Lead Bird” alleen al) en roddelwijvengekwetter (het aan Anthony Braxton gewijde “Personal Tide”) op de basklarinet, tot romige vertelkunst (“Dekooning”, een portret van Coleman Hawkins) en repetitieve figuren en circulaire ademhaling in het aan Steve Lacy opgedragen “Soul In The Sound”.

12. David S. Ware, Cooper-Moore, William Parker & Muhammad Ali – Planetary Unknown (AUM Fidelity)

Het kwartet speelt eigenzinnige, grillige en soms erg complexe muziek, geworteld in de klassieke free jazz van de jaren zestig en zeventig, maar soms verdacht sterk lonkend naar de meer Europees getinte vrije improvisatie. Taaie kost, net als voorganger Onecept, maar zeker het verkennen waard voor getrainde luisteraars voor wie het allemaal niet far out genoeg kan zijn.

11. Atomic – Here Comes Everybody (Jazzland)

Dat het samenspel van deze vijf tot de absolute top behoort, is al langer duidelijk (debuutplaat Feet Music zei eigenlijk al alles), maar dat ze er in slagen om die evenwichtsoefening tussen traditie en experiment zo boeiend te houden, dat strekt hen tot eer. Enkel op die manier blijft een band een steeds in beweging blijvende eenheid die de luisteraar keer op keer weet te boeien. Atomic zit dan ook verankerd in de Jupiler Pro League van de moderne Europese jazz.

10. Bill Orcutt – How The Thing Sings (Editions Mego)

Orcutt speelt bij momenten als een moordenaar bij wie de stoppen elk moment kunnen doorslaan. Het is een geïmproviseerde uitbeelding van een innerlijke woeligheid, een sensitief parcours dat de luisteraar leidt langs krochten van melancholie, paden van onrust en bochten van dreigend geweld. Op z’n krachtigst krijg je het gevoel dat hij elk moment kan opstaan om het instrument aan gruzelementen te knallen.

9. Michiel Braam’s Hybrid 10tet – On The Move (BBB)

De muziek werd uitvoerig gecomponeerd en wordt strak, maar levendig uitgevoerd, waarbij alle elementen perfect geïntegreerd worden. De filmische fusion van “Cuba, North Rhine-Westphalia” heeft bakken schwung, een niet te stoppen drive en doet zelfs tangoterritorium aan. Je zou dan kunnen gaan denken dat Braam zijn bende in een afremmend keurslijf plaatst, maar het heeft er alles van dat al deze muzikanten zich ruimschoots kunnen uitleven.

8. Darius Jones Trio – Big Gurl (Smell My Dream) (AUM Fidelity)

Net als pakweg Matana Roberts duikt Jones in z’n roots, zowel de persoonlijke als de muzikale, en slaagt hij erin om doordachte muziek te maken met ambitie, zonder ook die gedrevenheid en viscerale energie kwijt te spelen. Daardoor krijg je een uitdaging voorgeschoteld die een emotionele impact kan hebben die je dezer dagen niet vaak met freejazz en geïmproviseerde muziek associeert. Het debuut blijft de ideale instap, maar ook Big Gurl (Smell My Dream) is een kleine triomf, waardoor je een artiest gevonden hebt die je wil blijven volgen.

7. Other Dimensions In Music feat. Fay Victor – Kaiso Stories (Silkheart)

Het met een iele schreeuw in gang geschopte “Maryanne Revisited” is een prachtig visitekaartje, zowel voor het album als voor Victor, omdat ze meteen zowat haar volledige arsenaal kan bovenhalen, van dreigend gegrom in het lage register tot gegiechel, gekir en rauwe kreten, haast stotterende stoten, grote intervallen en woordenloze herhalingen. Naar conservatoriumnormen is hier werk aan de winkel — Victors stem klinkt soms erg oneffen –, al compenseert ze dat ruimschoots door een imposante authenticiteit, aardsheid en oersoul.

6. Ambrose Akinmusire – When The Heart Emerges Glistening (Blue Note)

Het is jazz die verankerd is in de traditie, maar net als die van Jason Moran ook erg hedendaags en een beetje excentriek is. Is het nu eens doordacht en intiem, dan is het even later weer wervelend en broeierig. Kortom: Akinmusire heeft alles in huis om de meerwaardezoeker én de toevallige passant over de streep te trekken.

5. Mostly Other People Do The Killing – The Coimbra Concert (Clean Feed)

The Coimbra Concert biedt geen nieuwe inzichten voor wie al vertrouwd was met hun aanpak, die eigenlijk al werd geperfectioneerd op ontdekkingen als This Is Our Moosic (2008) en Forty Fort (2010), maar het laat wel horen wat er kan gebeuren als je vier kanonnen voor wie er bijna geen limiet is (en zich overduidelijk te pletter amuseren) bij elkaar brengt op een podium: een uit z’n voegen barstend Zottenfeest.

4. Ig Henneman Sextet – Cut A Caper (Stichting Wig)

Cut A Caper biedt een gulle greep uit de werelden van avant-garde, improvisatie en kamermuziek door in te zetten op troeven die veel bands in die werelden naar voor schuiven — empathie, dynamiek, vrijheid — maar weinigen met zo’n klasse kunnen en durven uitwerken. Het programma waarmee Henneman & co de baan op gingen heette “Kindred Spirits”. Achteraf bekeken is dat ook perfect van toepassing op dit prachtige ensemble.

3. Peter Evans Quintet – Ghosts (More Is More)

Evans lijkt niet enkel het jazzverleden te willen verenigen met een hedendaagse manier van componeren en soleren, maar herhaalt dat ook nog eens op het niveau van de uitvoering: de (zopas) gespeelde muziek wordt nog eens herhaald, al dan niet in gemutileerde versie, wat soms een hallucinante draai aan de muziek geeft.

2. Joseph Daley / Earth Tones Ensemble – The Seven Deadly Sins (Jaro)

Naar verluidt heeft de man jaren gespaard om dit project te kunnen organiseren en bekostigen. Als je de resultaten beluistert, dan is het helemaal niet zo verwonderlijk dat de deelnemers meteen op de kar sprongen toen ze gevraagd werden om er aan deel te nemen. The Seven Deadly Sins is, ondanks die onheilspellende titel, een hartverwarmende, kleurrijke, immens creatieve, genereuze en soms bloedmooie plaat geworden. Samengevat in één woord: een meesterwerk.

1. Matana Roberts – Coin Coin, Chapter One: Gens de Couleur Libres (Constellation)

Het is allemaal moeilijk te categoriseren omdat het op verschillende niveaus zorgt voor een rijke gelaagdheid: een geschiedenisles, een aanklacht, een persoonlijke verwerking, gegoten in free jazz maar ook zoveel meer dan dat. Op papier had dit een overambitieus project kunnen worden dat de luisteraar koud laat, maar dat het net zorgt voor een beklijvende totaalervaring van jewelste, is nog het strafst van al. Samenvatting voor wie enkel de korte versie wil: Gens de Couleur Libres is een zuivere kopstoot.

Read Full Post »

  • Fair Game (Doug Liman, 2010). Pompeuze politieke thriller van de man die The Bourne Identity maakte. Nogal zwaar op de hand, maar wel met Naomi Watts. (***)
  • Let Me In (Matt Reeves, 2010). Verrassend sterke remake van het Noorse meesterwerk Let The Right One In. Geweldige sfeerschepping en al even indrukwekkend acteerwerk van de youngsters. (****)
  • Out Of Time (Carl Franklin, 2003). Thriller met Denzel Washington, de zwarte Jimmy Stewart. Ik lag me precies goed te amuseren, tot ik na tweederde in slaap viel. (-)
  • Soldier Of The Road (Bernard Josse, 2011). Documentaire over Peter Brötzmann, zijn esthetiek, achtergrond en de bulderdagen. Zeer de moeite, later meer daarover. (****)(139)

Read Full Post »

Een specialleke uit eigen land. Hoewel in onze contreien aardig wat prima jazz geproduceerd wordt, ook van de minder traditionele soort, lijkt vrije improvisatie of de experimentele tak wat ondervertegenwoordigd. Het Gentse label Kraak doet alvast z’n best om de verhoudingen wat recht te trekken, via het promoten van lokaal talent en door het uitbrengen van deze split-LP. De twee bands hebben een aanpak die eigenlijk radicaal verschillende resultaten oplevert, maar zijn beide in de hoek van de improvisatie en avant-garde te situeren.

Het duo Razen (Bart Reekmans en Brecht Ameel, hier ondersteund door twee extra kompanen) zoekt meer exotische oorden op, met een eclectische mix van geluiden en instrumenten. Hier vallen niet enkel percussie, toetsen en sopranino te horen, maar ook rare luiten, fluiten, santoor (dat vreemde tafelachtige snaarinstrument dat soms in Brussel-Centraal te horen is) en shenai (het slangenbezweerdersding). En doedelzak, dat ook. Niet om de gezellige militaristische sfeer van een Schotse taptoe op te roepen, maar om iets te laten horen dat vooral aan een woelige markt in Kaboel doet denken.

Ritmisch gaat het er hier vrij rechtlijnig aan toe (altijd een troef om je publiek mee te krijgen), het is vooral boeiend om te horen hoe lagen hier gestapeld en ontmanteld worden. Het levert bezwerende (“Rode Hond”), trance-achtige (“Rammelaarging”) en aardig opzwepende (“Razend Zand”) nummers op tussen wereldmuziek, tribaal experiment en kleurrijke soundtrack. Alleszins een Belgische band zoals ik er nog nooit een hoorde.

Sheldon Siegel – het trio Gino Coomans, Erik Heestermans en Gerard Herman – maakt minder exotische muziek, maar is meteen ook een pak ontoegankelijker. Hun bijdrage, “Drie Mannen Stappen Aan Boord Van Een Goederentrein En Lijken Goed Op Weg Hun Vrijheid Te Herwinnen”, is één lange groepsimprovisatie die halsstarrig vermijdt om in gekende patronen te hervallen.

Het is muziek waarvan nonkels en tantes beweren dat zij het ook kunnen maken (want “die mannen doen zomaar iets”), maar dan zou je voorbijgaan aan de soms imposante instrumentbeheersing (ik ging alleszins meteen voor de bijl toen ik Hermans bezopen saxspel hoorde) en fijnzinnige groepsdynamiek, waarbij ook het expressieve spel van Coomans (onvermijdelijk een Vlaamse Lonberh-Holm) steeds opvalt.

Het is een risico, op je eerste labelrelease meteen uitpakken met een kolos van meer dan twintig minuten vol manipulaties en een gebrek aan aanhoudend ritme, iets dat de spanning hier en daar soms ook onderuit haalt, maar ze geraken ermee weg. De aanpak is niet revolutionair, maar opnieuw wordt hier een vloeiende geluidenwereld op poten gezet die moeilijk nog minder Vlaams en provinciaal kon klinken. (***1/2)

  • Razen + Sheldon Siegel verscheen in een LP-oplage van 300 stuks (vraag niet naar #123, want die is van mij). Via Kraak kost hij 12 euro (excl. verzending)
  • En ook: morgen (30/6) vindt de albumvoorstelling plaats, in de Bunker in Brussel, vanaf 20.30u. Inkom: 5 euro of 15 euro (+LP).
  • Luister: “Razend Zand” / “Drie mannen…”

Uitgebreidere tekst:

Albumrecensie op goddeau (Jurgen Boel)
Albumrecensie op Kwadratuur (Koen Van Meel)
Interview met Brecht Ameel op Kwadratuur (Joeri Bruyninckx)

Read Full Post »

Gisteren is de Amerikaanse trompettist, componist en schilder Bill Dixon overleden. Geen figuur die je tegenkomt in de lijstjes met Grote Namen, maar wel een cruciale schakel in de ontwikkeling van de free jazz en zogenaamde creative music, wiens naam vaak gelinkt werd aan die van Cecil Taylor. Hij organiseerde het allereerste free jazzfestival in 1964, doceerde jarenlang en bleef steeds in de frontrangen van de experimentele vleugel.

Wat het afscheid eigenlijk nog wat pijnlijker maakt is dat hij de voorbije jaren productiever dan ooit was. Dixon, die bewust koos voor een jarenlang isolement, nam recent een enthousiast onthaald album op voor het AUM Fidelity label (17 Musicians In Search Of A Sound: Darfur, 2007), eentje met Rob Mazureks Exploding Star Orchestra (2008), en pakte vorig jaar uit met het gelauwerde Tapestries For Small Orchestra (2CD + DVD), een taaie, maar indrukwekkende release die liet horen dat de tachtiger nog altijd rusteloze, avontuurlijke, complexe en unieke muziek maakte. Zijn laatste (?) release, de 2LP Weight/Counterweight, kreeg onlangs nog de vijf sterren-score op de Free Jazz-blog van Stef.

Net als bvb. Joe McPhee was hij in staat om muziek te maken (en te componeren) die zowel een experimenteel als een menselijk gelaat had. De muziek verliest met zijn overlijden een van zijn meest geëngegeerde, intelligente en mysterieuze figuren.

Clifford Allen publiceerde vorig jaar nog een diepgaand en indrukwekkend interview met de man op All About Jazz, met veel aandacht voor minder bekende facetten van zijn werk en persoonlijkheid.

Read Full Post »

Nog snel wat reclame maken voor een cultureel verantwoorde happening zodat die “ich habe es nicht gewusst” volgende keer in de kast kan blijven.

Volgend weekend (21-22 mei) vindt in Hasselt de derde editie plaats van het tweejaarlijkse iNTERaCT-festival, een grootschalig initiatief dat hedendaagse improvisatie in de kijker stelt, en dat voor de derde keer op rij met een indrukwekkende reeks gasten.

Draaide het in 2006 en 2008 om een even uitgebreide als eclectische samengestelde muzikantengroep, met namen uit verschillende continenten en generaties, dan wordt het programma deze keer bepaald door een reeds bestaande band. Nu ja, dat het er niet op de klassieke manier aan toe zal gaan, dat staat nu al vast, want spilfiguur/saxofonist Evan Parker, die zelf mag kiezen voor de specifieke inkleuring van dit festival, heeft nu al tips van de sluier opgelicht die doen uitkijken naar die twee dagen.

Zijn Electro-Acoustic Ensemble, de naam zegt het zelf, probeert akoestische en elektronische elementen samen te brengen, wat betekent dat ‘reguliere’ instrumenten de strijd aanbinden met elektronische. Met dat ensemble bracht Parker intussen al vijf albums uit, werkstukken met een vaak imponerende gelaagdheid en verfijning die verder gaan dan de veelbekende free jazz interacties. Orde en chaos wisselen elkaar af, net als moderne compositie en vrije improvisatie. Soms heeft het iets mysterieus en bezwerend, zoals het werk van Zaum, dan weer klinkt het dreigend en haast onontwarbaar complex.

Opmerkelijk is ook dat het ensemble blijft uitdeinen. De kern werd steeds gevormd door het klassieke Parker trio (naast Parker ook drummer Paul Lytton en bassist Barry Guy), met daarnaast pianist Agusti Fernandez en violist Phillip Wachsmann en intussen een zestal elektronicamuzikanten. Voor het meest recente album The Moment’s Energy (dat net als de andere platen van deze band op het gerenommeerde ECM-label werd uitgebracht) en deze tweedaagse werd de bezetting uitgebreid met klarinettist Ned Rothenberg, trompettist en rijzende ster van de avant-garde Peter Evans en Ichikawa Ko, die de Japanse sho bespeelt. Een veertienkoppig gezelschap, bestaande uit vijf nationaliteiten, drie generaties en een onbeperkte hoeveelheid mogelijkheden.

De twee dagen worden ook op een bijzondere manier ingevuld: op vrijdag 21 mei zal er immers gewerkt worden met break ups, verschillende constellaties die de strijd zullen aangaan met plaats en tijd, wat zal leiden tot solo-, duo-, trio- en andere performances. Op zaterdag 22 mei zal het Electro-Acoustic Ensemble in z’n 14-koppige geheel aantreden, wat ongetwijfeld voor een monumentale geluidservaring zal zorgen. Wat er ook van is, onder leiding van Parker, een legendarische virtuoos die al meer dan veertig jaar het gezicht van de free jazz, vrije improvisatie en avant-garde mee helpt bepalen, zal dit ongetwijfeld uitdraaien op twee avonden vernieuwende en confronterende hedendaagse muziek die het conformisme aan z’n laars lapt. (© goddeau)

Als bonus zullen tijdens deze twee dagen ook de opnames van de vorige editie, gemaakt door Pierre-Michel Zaleski, getoond worden. Meer info en mogelijkheid tot reservatie vindt u op de website van KC BELGIE.

Read Full Post »

Ik was al jaren aan het wachten op de kans om Charles Gayle eens te zien. Na twee decennia als straatmuzikant geleefd te hebben (dat is alleszins de mythe die de ronde doet), verscheen Gayle einde jaren tachtig plots ten tonele. Hij was bijna vijftig toen hij debuteerde in 1988. De platen die hij in de jaren erna maakte, excursies in het verlengde van Albert Aylers pioniersplaten, worden vaak tot de beste moderne free jazz gerekend, en dan vooral Touchin’ On Trane (1991), dat bedacht werd met een ‘kroontje’ (een onderscheiding voor uitzonderlijke en/of klassieke albums) in het standaardwerk van het genre, de Penguin Guide To Jazz.

En dan zit je daar, nadat je eerst een uur hebt rondgehangen in de Vooruit (omdat iets te laat aankomen voor de eerste band onherroepelijk betekent dat je tot de pauze voor een gesloten concertzaal staat), en krijg je een concert te zien dat de verwachtingen niet half inlost. Gayle, een raadselachtige, rijzige figuur die op z’n alt soms mooie, zwaar door gospel beïnvloede muziek speelde, maakte nog een beetje indruk. Bennink wist dan weer niet van ophouden met z’n te verwachten clowneske act. De vonken sloegen echter niet over. Na goed 45 minuten (incl. bis) zat het er op. Toch wel een teleurstelling. Gelukkig was Tony er om me m’n nieuwe cd’s te bezorgen (Lean Leaft + Rudresh Mahanthappa & Steve Lehman).

Morgen Lou Reed. Daarna slapen.

NP: Lean Left – The Ex Guitars Meet Nilssen-Love/Vandermark Duo, Volume 1 (SPLENDID, Jeeves!)

Read Full Post »

De voorbije twee dagen vooral geluisterd naar de rammelende fractuurblues van Bill Orcutt. In de jaren negentig trok de man de hort op met Harry Pussy (een band waar ik nooit iets van hoorde), om vervolgens jarenlang te verdwijnen. In 2009 bracht hij plots A New Way To Pay Old Debts uit op zijn eigen label, Palilalia. Op die plaat: zeven eigen songs en een Lightnin’ Hopkins-cover die klinken alsof ze opgenomen werden in een living met openstaande ramen (op de achtergrond hoor je voorbijrijdende auto’s en een politiesirene) en die doordrongen zijn van veel foute bedoelingen. Ruw, rauw, schijnbaar chaotisch, alsof John Fahey in de clinch gaat met Derek Bailey. In combinatie met een koptelefoon een bijzondere ervaring. Aanraders voor liefhebbers van wijlen Jack Rose, Ignatz en spastische voodooblues.

Read Full Post »

2009 wordt er eentje om in te lijsten, met voorbije zaterdag nog een wervelend concert van Mats Gustafsson, Barry Guy en Raymond Strid in KC België (Hasselt). Een taaie brok; bezwerend, energiek, rauw, donker en intens, nauw aansluitend bij Sinners, Rather Than Saints, het album van Gustafsson en Guy dat eerder dit jaar uitgebracht werd door het No Business-label. Een verrassend talrijk publiek was getuige van een meesterlijke performance van drie kanonnen van de improvisatie. VERSLAG

gusguy

(foto © Ronny Wertelaers)

NP: Mike Pride’s From Bacteria To Boys – Hang (plaatje met Darius Jones uit 2006)

Read Full Post »

instantjazzGisteren een exclusieve showcase kunnen bijwonen ter ere van het opstarten van Instant Jazz, de online winkel waarmee Tony Verstraete onlangs begon en waarmee hij fungeert als leverancier en distributeur van heel wat free jazz, avant-garde en aanverwanten. Of, zoals hij het zelf verwoordde, “moeilijke ketelmuziek”, wat het nog steeds is in de ogen van heel wat mensen, zelfverklaarde muziekliefhebbers incluis. Wat er ook van zij: de man is intensief bezig met z’n project en dat kan enkel aangemoedigd worden.

Op het programma: drie concerten van vier mensen, met de nadruk op snaarinstrumenten. Bassist Peter Jacquemyn (foto) mocht de spits afbijten met een soloconcert. De man, die er tevens een carrière als beeldend kunstenaar op nahoudt, speelde in het verleden al met enkele kanonnen van de free jazz en vrije improvisatie (waaronder monsterlong Peter Brötzmann, drummer Tony Oxley, pianist Fred Van Hove en stemkunstenaar Phil Minton) en gooide z’n volledige imposante lichaam in de strijd met het grootste instrument. Die fysieke benadering van het instrument is meteen ook het meest opvallend. Of het nu een gevolg is van persoonlijke voorkeur, ervaring met andere kunstvormen of het feit dat de man autodidact is; z’n benadering is direct en lijfelijk. Snaren worden hard, zelfs bruut, gewrongen en samengeknepen, de strijkstok werd als een wapen aangewend en de meest uiteenlopende geluiden gecreëerd.

peterjacquemynHij experimenteerde later ook met zijn kenmerkende twee strijkstokken, wrong een metalen blikje tussen de snaren om zijn sound te manipuleren, knelde het instrument tussen z’n benen alsof het een te temmen hengst was. Het eerste deel van zijn performance was een straf staaltje van vrije improvisatie. Voor het tweede deel werd hij bijgestaan door ene Pierre Michel (voor wie al eens een free jazz-optreden bijwoonde: de kerel met de baard die steevast postvat op de eerste rij met z’n camera in aanslag) op zang. De man is geen Minton, daarvoor ontbreekt het hem wat aan bereik en de mogelijkheid tot het voortbrengen van onmenselijke geluiden, maar het leverde niettemin een aparte dialoog op met een paar geslaagde momenten.

Celliste Julia Kent is vooral bekend van haar rol bij Antony & The Johnsons. Haar solomuziek mist om voor de hand liggende redenen het theatrale drama van haar broodheer, al was de nostalgie en schoonheid waarvan haar muziek doordrongen was onmiskenbaar die van de androgyne figuur. De techniek die ze hanteerde had amper verder verwijderd kunnen zijn van die van Jacquemyn, met haar gebruik van ingenieus op elkaar gestapelde loops en weemoedige melodielijnen die zo opgevist leken uit een smaakvolle soundtrack bij een arthouse-film. Na een half uurtje viel op dat de stukken steeds hetzelfde procédé volgden en nu en dan kreeg je het gevoel dat de muziek wat diepgang miste. Toch bleef het een absolute streling voor het oor.

halvorsonpavoneRechtstreeks aangekomen van Zaventem: het duo Jessica Pavone & Mary Halvorson (foto), lievelingen van de Amerikaanse avant-garde, protégés van Sint Anthony Braxton en onlangs een prima album uitgebracht (Thin Air), dat een compromisloze weg bewandelt tussen free folk, improvisatie, pop en jazz. Niet bepaald agressief of radicaal vervreemdend, maar toch heel apart, met songs die abrupt eindigen, passages die moeilijk zitten wringen, plots opduikende en verdwijnende dissonante momenten en meisjesachtige harmonieën die soms moedwillig amateuristisch klinken. Ze pikten een aantal songs uit het recentste album, maar ook een paar oudere, allen verbonden door een zelfde grilligheid. Terwijl Halvorson zich op de achtergrond hield, leek het wel alsof Pavone, die het woord voerde, niet haar beste dag kende, met weinigzeggende bindteksten en hier en daar een zuinige glimlach. Het concert sloot aan bij de idiosyncratische aanpak van het album, al had ik iets meer inleving en spontaniteit verwacht.

Dat geldt ook voor de collectieve improvisatie van de vier muzikanten die als kers op de taart fungeerde. Op zo’n moment wordt het ook duidelijk wat een gapende afstand terug te vinden is tussen de verschillende achtergronden en werkwijzen. Is de improvisatie, de muziek van het moment, van het hier en nu, iemand als Jacquemyn op het lijf geschreven, dan kan iemand als Kent duidelijk niet zo goed schermen met spontane ideeën. Halvorson bood dapper weerwerk en Pavone leek te wachten tot het voorbij was. Jacquemyn liet het niet aan z’n hart komen en stal de show.

Wie Halvorson & Pavone aan het werk wil zien, krijgt donderdag 29/10 daartoe de kans, als ze samen met Huntsville in de Vooruit staan.

Read Full Post »

v5

Vanavond eindelijk, EINDELIJK naar the Vandermark 5 in Hasselt, voor hun enige optreden op Belgische bodem. Ken Vandermark zorgde er op z’n eentje al voor dat m’n albumcollectie het voorbije anderhalve jaar met een stuk of dertig eenheden aangroeide. Ik zag de man laatst aan het werk met Peter Brötzmanns Chicago Tentet in Amsterdam, maar nu dus eindelijk de kans om hem bezig te zien met wat doorgaans als z’n hoofdproject beschouwd wordt, een kwintet dat als geen ander de grens tussen improvisatie en compositie verkent. Nu eens filmisch-suggestief en ingetogen, dan weer hard swingend of vrij improviserend, virtuoos en steeds met zin voor avontuur en variatie. Daarnaast is hij ook nog bezig met talloze andere projecten, gaande van duo’s, trio’s, kwartetten en kwintetten tot heuse big bands, opnieuw dansend tussen postbop, free jazz en vrije improvisatie, maar een gedetailleerde bio zou nu te ver leiden. Een ding is zeker: zelden gaan productiviteit en kwaliteit op zo’n overtuigende manier hand in hand. De man gaat me nog financieel ruïneren.

Line-up: Ken Vandermark (sax/basklarinet), Dave Rempis (sax), Fred Lonberg-Holm (cello), Kent Kessler (bas), Tim Daisy (drums/percussie). “One of the finest bands to emerge from North America in the last 20 years”, schreef Thom Jurek op allmusic.com. Ik kan het alleen maar beamen, de tien studioalbums en de live-opnames blijven na talloze draaibeurten nog steeds fascineren.

Onlangs verscheen op Kwadratuur een boeiend interview met de man. HIER

In het voorprogramma: de Belgische vibrafoniste Els Vandeweyer, die de strijd aanbindt met 3/5e van de V5 (Lonberg-Holm en de ritmesectie).

Voor de late beslissers: er zijn nog tickets. Het is een kans om vurige jazz, meeslepend én experimenteel, van het hoogste niveau te zien zonder al dat zelfbevlekkende gelul, hoge inkomprijzen, rolkraagtruitjes en Martini. Of zoals een van de albumtitels de aanpak van de band mooi samenvat: Elements Of Style, Exercises in Surprise. Tot straks!

Read Full Post »